zingen           Psalm 146:1,5 ‘Zing mijn ziel, voor God uw Here’

stil gebed

votum en groet

aanvangtekst         ‘Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen.’ (1 Petrus 4:9)

zingen (met combo)                     Sela ‘Laat ons samen één zijn’

lezing van het gebod       uit Romeinen 13:8-10

zingen           Hemelhoog 395 ‘Ik wil jou van harte dienen’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen (met combo)         kinderlied Hemelhoog 356 ‘Kom aan boord’

kindermoment

Kijk nou eens wie ik bij me heb.


Mag ik jullie voorstellen aan Pinky?
Pinky is het neefje van Klaas de Kerkkauw. Misschien kennen sommigen van jullie die nog, en anders de grote mensen wel… Klaas is gewoon zwart, hij is een kauwtje tenslotte, en die zijn zwart, met een beetje grijs. Maar deze heeft een andere kleur. Rose. Pinky is een beetje het ruige neefje van Klaas. Hij is in een pot roze verf gedoken. Alleen was die  verf onuitwasbaar en sindsdien is hij roze en blijft hij roze. Pinky is dus letterlijk en figuurlijk een vreemde vogel. Toch, Pinky?
Maar ook vreemde vogels zijn hier welkom toch? In de kerk is toch iedereen welkom? Wie of wat je bent. Misschien ken jij ook wel kinderen of grote mensen die anders zijn dan jij. Omdat ze er anders uitzien. Omdat ze anders praten. Omdat ze anders doen. En dat is best wel spannend. Maar dan denk ik altijd aan Jezus, hoe Hij met mensen omging die anders waren, die vreemd waren, waar eigenlijk weinig mensen mee omgingen. Hij zocht ze wel op. Hij hield ook van hen. Hij hielp ze. En dat wil Hij ons ook leren.
Want weet je: dat vreemde is vaak maarbuitenkant. Net als bij Pinky: z’n roze veren. Daaronder zit een gewone kauw. Een gewone vogel. En tegelijk een bijzondere vogel. Zo is het mensen ook. Onder die vreemde buitenkant en misschien ook vreemde woorden zit een gewoon mens en tegelijk bijzonder. Ontdek het maar. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezingen       Leviticus 19:33-34; Matteüs 25:34-40 en Hebreeën 13:1-3 uit de Bijbel in Gewone Taal door Anoek Jacobs

zingen           Lied 802:1,3,4 ‘Door de wereld gaat een woord’

verkondiging    ‘Vreemdelingen: zondebok of welkom?’

Gemeente van Jezus Christus,

Iedere keer ben ik weer benieuwd waar de jongeren, die zo’n Meedenkdienst mee helpen voorbereiden, mee zullen komen. De ervaring leert dat dit vaak genoeg spannende en uitdagende thema’s zijn, actueel ook. Nou, dat was deze keer zeker ook weer het geval: de vreemdelingen in ons land en hoe wij daar mee om moeten gaan.
Actueel zat, toch! Ik bedoel: de Tweede Kamer vergaderde afgelopen donderdag urenlang over nieuwe asielwetten. De vorige verkiezingen gingen vooral over migratie, over vluchtelingen, over asielzoekers. Het kabinet viel hierover en het blijft een belangrijk thema.
Maar de jongeren vroegen voor deze dienst niet om een stemadvies, maar om wat de Bijbel hierover zegt. Mooi vind ik dat! Want daarvoor komen we toch naar de kerk, om Gods stem te horen, om te ontdekken welke richting Hij ons wijst, vanuit zijn Woord? Ja, wat wil God ons zeggen? Ook als het over vreemdelingen in ons midden gaat?
Nu is het natuurlijk ondoenlijk om alle bijbelse lijnen hierover te trekken. Dan zitten we hier vanavond nog. Dan wordt het een Meedenkdienst XXL. Gezien de huidige temperatuur houden we het toch maar wat beknopter. Daarom is er gekozen voor drie korte gedeelten, uit de hoofddelen van de Bijbel: 1) de Thora, 2) het Evangelie en 3) de Brieven. Een soort driepuntenpreek dus…

Het eerste gedeelte komt dus uit de Thora en wel uit Leviticus 19. Dat is trouwens een belangrijk gedeelte. Het wordt ook wel ‘Heiligingswet’ genoemd, omdat het begint met God die zegt tegen Israël: ‘Jullie moeten heilig zijn, omdat Ik, de Heer, jullie God, heilig ben.’ En heilig betekent anders. Als Israël bij God wil horen, Hem wil gehoorzamen, dan moeten ze anders zijn, net zoals de Here God anders, heilig is. Dus ook in hoe ze omgaan met de vreemdelingen in hun midden. Oftewel mensen van elders, niet-Israëlieten, die bij hen wonen, in hun land.
Dat woord vreemdeling zegt het al. Ze zijn vreemd, anders dan jij, dan je volksgenoten. En alles wat vreemd is, heb je de neiging om anders te beoordelen en te behandelen. Discriminatie ligt dan echt op de loer.
‘Nee’, zegt God dus, ‘jullie mogen mensen die als vreemdelingen in jullie land wonen, niet onderdrukken. Behandel hen alsof ze Israëlieten zijn. Houd evenveel van hen als van jezelf.’ Dit is dus volstrekt het tegenovergestelde van discriminatie. Dit is juist die ander, ook de vreemdeling, als volstrekt gelijkwaardig beschouwen. Sterker nog: om daarvan evenveel te houden als van jezelf.
Dit is een echo van dat hele bekende gebod om je naaste lief te hebben als jezelf. Dat gebod vind je trouwens ook in die Heiligingswet uit Leviticus 19. We hebben dat niet gelezen – we zouden het immers kort houden – maar als je het wilt terugzoeken, vers 18: ‘Heb je naaste lief als jezelf.’ Die naaste is dus niet alleen je soortgenoot, iemand die net zo is en denkt als jij, je volksgenoot, maar ook de vreemdeling.

Dat vraagt God dus van ons. Om ook de vreemdeling lief te hebben. Te zien als medemens. Iemand die dus net als jij dromen heeft, wensen, gevoelens.
Een medemens dus. Wat vaak gebeurt met vluchtelingen en asielzoekers is dat ze ontmenselijkt worden. Dan gaat het alleen over getallen, over een tsunami aan asielzoekers bijvoorbeeld. Maar het gaat over mensen, unieke mensen als jij en ik. Medemensen, schepselen van God. Stuk voor stuk.
Ontmenselijken kan ook gebeuren door hen tot zondebok te maken. Dat zie je heel vaak gebeuren. Zondebok betekent dat iemand of een hele groep als oorzaak van alle problemen wordt gezien. Die krijgen daar de schuld van. Vluchtelingen en asielzoekers zijn dan de oorzaak van ongeveer alle problemen: van de woningnood, van de stijgende zorgkosten, van de fileproblemen, van de criminaliteit, enz. Maar dat is niet eerlijk, want die problemen zijn veel ingewikkelder. Dat kun je niet bij één groep leggen. Dat is oneerlijk. De Bijbel wijst een andere weg: hen liefhebben als jezelf.

Daar komt nog iets bij: de Israëlieten zijn zelf ook vreemdeling geweest. Toen ze in Egypte waren. Daar hebben ze het zelf meegemaakt: dat zij voor de Egyptenaren de vreemdelingen waren. Dat moet hen dus invoelend maken naar die vreemdelingen nu in hun eigen land: ‘Hé, zij lijken op wie wij waren…’
Hoe is dat eigenlijk met ons land? Denk je dat iedereen die nu een Nederlander is rechtstreeks afstamt van de oorspronkelijke inwoners: van de Batavieren, van de Germanen? Dacht het niet! Als je iemand in je familie hebt die stamboomonderzoek heeft gedaan, dan kan die het je vertellen of laten zien. Jouw voorouders kwamen misschien ook wel van elders. De verre voorouders van mijn vrouw, van Mirjam, zeker: die kwamen namelijk uit Frankrijk. Dat waren Hugenoten. Die werden verschrikkelijk vervolgd in Frankrijk en die vluchtten naar Nederland. Die waren maar al te blij dat ze hier in Nederland welkom waren. Ik  trouwens ook, want anders had ik Mirjam nooit ontmoet… En onze kinderen zijn daar ook weer heel blij mee, want anders waren ze er niet geweest.
Goed, genoeg familieverhalen. Wat ik maar zeggen wil: migratie is dus van alle tijden. Sterker nog: in de Bijbel kom je ook genoeg migranten tegen: het volk Israël dus, maar ook de stamvader: Abraham. En later personen als: Ruth, Daniël en Esther. ‘De Bijbel is een migrantenboek’, schrijft Kees van Ekris in zijn laatste boek. Kortom: dit alles zou ons heel mild moeten maken tegenover huidige migranten.

De Bijbel noemt ze dus vreemdelingen. Dat klinkt misschien negatief, als een soort nare stempel. Maar weet je: eigenlijk is iedere christen een vreemdeling. Weet je waarom? Omdat we inderdaad allemaal migranten zijn, op reis zijn, op doorreis: door deze wereld, door dit leven, op weg naar Gods nieuwe wereld, naar zijn Koninkrijk. En daarom is een christen een vreemdeling hier, omdat hij of zij hier nooit helemaal thuis is. Omdat er hier veel is wat niet bij die nieuwe wereld van God hoort. Daar heb je tegen te strijden. Daar moet je anders in zijn, omdat God anders is, heilig. Dat maakt ons, als het goed is, zelf ook een vreemdeling. En dat maakt je mild en liefdevol naar iedereen die anders is, die hier vreemd is.

Want weet je: die vreemdeling zou wel eens met Jezus te maken kunnen hebben. Daarover gaat dat tweede bijbelgedeelte uit Matteüs 25. Jezus heeft het daar over het eindoordeel dat over ons leven geveld zal worden. Dat oordeel heeft alles te maken met wie Hij voor je geweest is, of je in Hem hebt geloofd én hoe dat vervolgens ook gebleken is uit je daden: hoe je bent omgegaan met mensen die hulp nodig hebben. En daar noemt Jezus ook expliciet de vreemdelingen bij. Hij zegt zelfs: ‘Toen Ik een vreemdeling was, namen jullie Mij in huis.’ Met andere woorden: als je een vreemdeling helpt, help je eigenlijk Jezus, en hoor je bij Zijn nieuwe wereld, voor nu en voor altijd.
In die vreemdeling komt Jezus ons opzoeken… Heb je zó wel eens naar vreemdelingen, naar vluchtelingen, naar asielzoekers gekeken? Dat in hen dus Jezus kan verschijnen? Incognito, zoals dat deftig heet, dus onherkenbaar. Nee, je ziet geen aureool boven het hoofd van een vreemdeling, of een hemelse uitstraling, of wat voor goddelijks ook. Nee, in hele gewone mensen, of ze nu arm, ziek, hulpbehoevend of vreemdeling zijn; in hen kan Jezus zelf naar ons toe komen. Dus…

Hebreeën 13, dat derde gedeelte, zegt dat mensen, die we ontvangen, ook engelen kunnen zijn, zonder dat we dat weten. Ook heel bijzonder, terwijl het om gewone mensen gaat, zoals jij en ik. Mensen die we met open armen moeten ontvangen.
Het is belangrijk en nodig dat we gastvrij zijn, persoonlijk en als gemeente. Dat mensen bij ons welkom zijn, zich welkom voelen. Dat we dat ook laten merken. Ook als ze hier voor het eerst zijn en de bank in schuiven. Dat we hen dan vriendelijk begroeten, aanspreken. Maar het gaat bij die open armen, bij die gastvrijheid niet alleen om gelovigen of om mede-Nederlanders.
We begonnen vanmorgen de dienst met een korte en krachtige tekst uit de Petrusbrief: ‘Wees gastvrij voor elkaar, zonder te klagen.’ ‘Gastvrij voor elkaar’, je zou denken dat het alleen om andere gemeenteleden gaat. Maar weet je wat voor woord er in de oorspronkelijke taal voor dat ‘gastvrij’ gebruikt wordt, in het Grieks dus? ‘Filoxenos’, letterlijk: liefde voor de vreemdeling. Dus gastvrij zijn is juist ook liefde hebben voor de vreemdeling… En dan zijn we weer bij Leviticus 19: ‘Houd evenveel van hen als van jezelf.’ Zo is de cirkel rond.

‘Eh, wacht even! Met open armen? Gastvrij zijn… Moeten we dan iedereen hier toelaten?’
Weet je, het is logisch dat daar goed over nagedacht wordt, in Nederland, in Europa, wereldwijd. Dat je mensen ook kunt helpen in hun eigen omgeving, in hun regio. Zeker. Dat we met elkaar ook iets doen aan de oorzaken waarom mensen op de vlucht gaan: de klimaatcrisis, hongersnood, oorlogen, enz.
Maar in die bijbelgedeelten gaat over degenen die bij ons zijn. Modern gezegd: die hier opgevangen zijn, die hier een status hebben gekregen. Dat we hen laten merken dat ze echt welkom zijn. Dat ze mee mogen doen. En dat we dat ook van hen mogen verwachten. Dat bij gastvrijheid ook wederkerigheid hoort: dat ook zij laten zien wat ze in hun mars hebt. En dat kan veel zijn. Zoals die Syrische kok die bij de Vluchtelingenmaaltijden in de Brug heerlijke gerechten voor ons maakte. Zoals Gor Khatchikyan, die als 12-jarige jongen vanuit Armenië hierheen vluchtte en intussen een geweldige arts is op de Eerste Hulp in het Anthoniusziekenhuis in Nieuwegein en ook een fantastische gelovige kerel die daar heel aanstekelijk over kan vertellen.
Maar dat ontdek je pas als je zulke mensen ontmoet. Heel vaak wordt er allemaal maar over vluchtelingen en asielzoekers gesproken. In algemene zin. In negatieve zin. Maar het kan heel anders worden als je met hen spreekt.

Dat is ook onze ervaring met Layla, onze geweldige interieurverzorgster. Ze werkt hard. Ze maakt perfect schoon. Maar ze is vooral ook ontzettend aardig.
Layla werd geboren in Marokko, migreerde met haar ouders naar Frankrijk, trouwde later met een Gouwenaar en woont al weer vele jaren met haar gezin in onze stad. Ze spreekt Marokkaans, Frans én Nederlands, ‘want’, zegt ze: ‘als je ergens mee wil doen, moet je ook de taal spreken.’ En zo is het.
Layla is moslima, maar ze doet precies wat Paulus ooit heeft geschreven in één van z’n brieven: ‘Je vriendelijkheid zij alle mensen bekend.’ Ze is vriendelijk, belangstellend en ook heel lief naar Myrthe toe. Die voelt trouwens heel goed aan of iemand echt in haar geïnteresseerd is en haar waardeert. Layla doet dat. En laat dat merken.
Afgelopen maandag dronken we samen koffie. Het huis blonk weer. We kregen een  mooi gesprek, over waar zij vandaan komt, over haar intussen kwetsbare ouders, over hoe belangrijk zij het vindt om goed om te gaan met de buurt. Ze wil het echt goed hebben en houden met iedereen. Ze zei: ‘Daarom blijf ik mensen groeten. Maar aan de overkant woont een christelijk gezin. Ze zijn strengchristelijk, dat zie ik, maar ze hebben mij nog nooit teruggegroet.’ Het deed mij pijn, want dit waren wel broeders en zusters, die een vrouw – omdat ze een hoofddoekje heeft, van een andere cultuur is, van een andere godsdienst is? – niet groeten.
Zonde is dat, want als je met haar in gesprek gaan, dan zou je ontdekken hoe open ze staat, hoe belangstellend ze is. Zoals ik dus had bij ons koffiemoment. Ze vroeg op een gegeven moment: ‘Waarom bent u (ja, ze blijft me consequent ‘u’ noemen, ook omdat ik dominee bent, en ze vindt mij een man van God), maar ze vroeg dus; ‘Waarom bent u dominee geworden?’ En ik mocht erover vertellen. En het gesprek ging verder over geloof, over de kracht die dat schenkt.

Dus als je openstaat voor de ander, echt geïnteresseerd bent in diens leven, in de levensbeschouwing van diegene, hoe anders zij of hij ook is, dan kun je van elkaar leren, dan kun je je geloof delen.
Dat gun ik ons allemaal. Dat gun ik onze gemeente. Laten we dat niet vergeten. Want wie weet ontvangen we zo engelen, of Jezus zelf…

Amen

zingen (met combo)         Hemelhoog 707 ‘met open armen’

dankgebed en voorbeden 

collectemoment     

slotlied          Psalm 150 ‘Loof God, loof Hem overal’

zegen