orgelspel
mededelingen
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘Maak mij, HEER, met uw wegen vertrouwd, leer mij uw paden te gaan. Wijs mij de weg van uw waarheid en onderricht mij, want U bent de God die mij redt, op U blijf ik hopen, elke dag weer.’ (Psalm 25:4,5)
zingen Psalm 25:2,4
lezing gebod met de woorden van de Biechtspiegel uit het Dienstboek
zingen Psalm 25:2,6
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen (kinderlied) Evangelische Liedbundel 448 ‘Je hoeft niet bang te zijn’
kindermoment
Ik kreeg gisteren een appje. Nou ja, wel meer dan één, maar deze moest ik zeker niet vergeten. Weten jullie wat een appje is? Een kort berichtje op je telefoon. Daarmee legt iemand contact met je. Hoe kun je contact met iemand leggen? Via een appje, een mailtje, een berichtje, maar natuurlijk ook via een briefje of gewoon door je aan te spreken.
Nou, hier heb ik dus een appje van niemand minder dan Tom de Groot, onze jeugdouderling. Hoor maar eens wat hij mij appte…
Over contact leggen gesproken. Daar gaat het nou net ook over bij de komende VakantieBijbelWeek. Het thema daar is ‘Hallo contact?!’ Ja, dat kan de meester of de juf in de klas natuurlijk ook wel eens zeggen in de klas: ‘Hallo! Is er contact?’ Met andere woorden: horen jullie wat ik zeg? Letten jullie op? Ik ga nu iets belangrijks zeggen. Jullie iets belangrijks leren.’
Nou, zo zoekt God ook contact met ons. Hoe mooi is dat! En daarover zal het gaan tijdens de komende VakantieBijbelWeek. Daar worden prachtige bijbelverhalen verteld. Er zijn leuke activiteiten. Er komt een poppenspeler. Vanaf a.s. woensdag 25 augustus is dat, drie dagen lang. Voor de kinderen van groep 1 tot en met 4 is dat ’s morgens. En voor de kinderen van groep 5-8 ’s middags. En de tieners van de middelbare school ook ’s middags. Het hele programma vind je op de site van STEP Gouda: https://www.step-gouda.nl/vbw/
Daar kun je je ook opgeven. Ik zou het maar doen. En dan is er volgende week een afsluitende kerkdienst hier. Hallo, heb ik nog contact? Mooi! Van harte welkom daar!!
schriftlezingen Psalm 27:7-14 en 1 Petrus 3:18-4:2
verkondiging Thema: Wegwijs in het labyrint
Gemeente van Jezus Christus,
Afgelopen zomervakantie bezochten wij de kathedraal van Chartres in Frankrijk. Die stond al 26 jaar op mijn lijstje – we reden ooit op de terugweg langs de afslag Chartres op de autoroute; ik wilde er nog wel heen, maar Mirjam vond het welletjes.
Dat was dus 26 jaar geleden, maar nu was het eindelijk zover. Het lange wachten werd wel beloond. De kerk is intussen prachtig gerestaureerd. Ze stond niet in de steigers en toonde zich in volle glorie aan ons.
Binnenin is de kerk eigenlijk nóg mooier. Vooral de glazen zijn wereldberoemd. Zoals dit rozet boven de hoofdingang.
De glazen stammen al uit de 12e eeuw, maar zijn werkelijk schitterend. Neem dit ontroerend mooie glas, met Maria, en Jezus op haar schoot.
Er is nog iets heel beroemd aan de kathedraal van Chartres. Dat bevindt zich op de vloer, tussen de hoofdingang en het koor met het altaar. Normaal valt dat ook niet zo op, omdat er stoelen op staan. Maar op vrijdag worden die weggehaald, zodat je het goed kunt zien én het kunt lopen. Ik heb het over het labyrint:
een wirwar van donkere en lichte tegels die in een bepaald patroon zijn neergelegd. Het is de bedoeling dat je het gaat lopen en dan uitkomt bij het midden. Laat het nou net vrijdag zijn, toen wij er waren. Dus we gingen het labyrint in…
Zo’n labyrint ziet eruit als een doolhof, maar het is toch anders. Bij een doolhof kun je verdwalen, zijn er wegen die doodlopen, zijn er vaak hoge heggen, of metershoge maisplanten, waardoor je geen idee hebt waar je je in dat doolhof bevindt. Dan is het echt een hele klus om bij het midden uit te komen. Myrthe en ik hebben vorig jaar wel een half uur door het doolhof bij kasteel Haarzuilen gedwaald.
Maar een labyrint heeft maar één richting. Als je dat gaat lopen, kom je uiteindelijk vanzelf bij het midden uit. Nou, vanzelf gaat het niet, want het zijn wel vele bochten die je doormoet. Bij deze vereenvoudigde weergave van het labyrint van Chartres zie je dat goed.
Als je begint, kom je al vrij snel bijna bij het midden, maar dan buigt de weg weer af, en het duurt toch een hele tijd voordat je uiteindelijk echt in het midden bent. Daarover straks meer.
Het labyrint in z’n algemeenheid is trouwens al oeroud. Je vindt het ook al in de Griekse mythologie, ver voor Christus. In het verhaal over koning Minos van Kreta. Zijn labyrint was ondergronds en dat was wel een echt doolhof. In het midden had hij een monster, de Minotaurus, opgesloten. Om zijn zoon te wreken had koning Minos besloten dat elk jaar 7 jongens en evenveel meisjes het labyrint in werden gestuurd, als een soort vergeldingsoffer. De Minotaurus kende geen genade. Totdat ene Theseus zich vrijwillig het labyrint liet insturen om dit vreselijke monster te verslaan. Dat lukte. Gelukkig verdwaalde Theseus niet. Hij had daarvoor van zijn geliefde, Ariadne, een bol wol meegekregen. Dat had hij achter zich aan uitgerold en zo vond hij, via de draad van Ariadne, weer de uitgang. Christenen dachten na over dit mooie, maar ook gruwelijke verhaal en kerstenden het. Ook daarover straks meer.
Eerst over die lange kronkelweg die je moet gaan om in het midden van het labyrint te komen. Schier eindeloos zijn de bochten. Vaak genoeg loop je daarbij weer van het midden af. Uiteindelijk is er dus in dat labyrint geen hoekje waar je niet geweest bent.
Niet voor niets is het labyrint een oeroud symbool. Want dit is toch een beeld voor onze levensweg? Ja, het leven kan je bij wijze van spreken ook alle hoeken van de kamer laten zien. Het leven is geen rechte weg, maar een kronkelweg. Je dacht ergens te zijn, maar dan wijkt het weer. Totdat een nieuw perspectief weer wenkt. Enzovoort, enzovoort. Het labyrint zegt: blijf toch maar lopen, blijf maar gaan, richt je op dat midden. Met een modern woord: focus je op de echte waarden, op de kern waar het om draait, waarom je hier op aarde bent. Laat je niet ontmoedigen door al die bochten, door al die kronkelwegen.
Maar het labyrint ligt niet voor niets ook in zo’n kerk als die indrukwekkende kathedraal in Chartres, en in nog vele kerken meer. Ook het leven met God, de weg achter Jezus aan, is geen rechte weg. Nee, het is een smalle weg. Het is een kronkelweg, met veel bochten. Het ene moment voel je je zo dichtbij God, het andere moment lijkt het allemaal zo ver weg.
Je ziet dat ook terug in Psalm 27. Dat is een psalm die uit twee delen bestaat: 1-6 en 7-14. We lazen vanmorgen alleen het tweede deel. Het zijn wel hele verschillende delen. In het eerste deel is de toon jubelend. In het tweede deel ingetogen, klagend en smekend zelfs. In het eerste deel verkeert iemand op de toppen van het geloof. In het tweede deel in een diep dal van angst en aanvechting. In het eerste deel heeft de dichter het gevonden. In het tweede deel is hij op zoek. Ja, het is niet vreemd dat sommige uitleggers beweren dat het hier oorspronkelijk twee verschillende Psalmen betreft. Toch denk ik dat die Psalm oorspronkelijk wel een eenheid is. De exegetische details zal ik u besparen, maar geloofsmatig kun je toch al niet zeggen dat het één het ander uitsluit. Nee, het is juist allebei. Als in een labyrint. Eén weg, die wel kan kronkelen – het ene moment heel dichtbij en het andere moment er weer verder van af – maar het is en blijft één weg.
Trouwens, ook in dat tweede deel, dat we vanmorgen dus lazen, is de toon niet alleen klagend en smekend. In het slot klinkt er toch weer dat geloofsvertrouwen, de vaste verwachting om Gods goedheid te zien, ondanks de moeite, de vijanden die het op hem gemunt hebben, valse getuigen die hem niet alleen teisteren met hun woorden, maar ook dreigen met geweld. Desondanks blijft de Psalmist op God hopen, vertrouwt hij Hem, dat hij niet uit zijn hand valt.
Kijk, als je zo’n labyrint loopt, is het één wirwar van krioelende mensen, dan is het één groot geslinger door dat labyrint heen. Zo kun je je ook voelen, als mens, als gelovig mens: heen en weer geslingerd, tussen hoop en vrees. Maar van bovenaf is duidelijk te zien hoe de weg gaat,
dat al die omkeringen en omwegen uiteindelijk toch bij het midden uitkomen, bij de kern. Van bovenaf, dat is Gods perspectief. Hij heeft het overzicht. Hij houdt het alles in zijn hand. Al lopend dacht ik: hoe bochtig het ook is, hoe kronkelend die weg ook gaat door dat labyrint, – dichtbij het midden of er ver van af – uiteindelijk blijf je toch binnen dat labyrint. Is dat geen geweldig beeld voor het leven met God, voor de weg achter Jezus aan: we blijven in zijn hand bewaard, in zijn handpalm. Dat mag je ook hoop en moed geven: de weg met God, de weg achter Jezus aan, loopt niet uit de hand, die komt aan.
Ik zei al: het labyrint bevindt zich tussen de ingang van de kerk en het altaar. Veelzeggend. Dat labyrint is ook bedoeld als voorbereiding op de ontmoeting met God, als loutering. Pelgrims, die niet naar Jeruzalem konden, om welke reden dan ook, gingen naar het labyrint in Chartres. Dat liepen ze dan niet rechtop, maar ze gingen er op hun knieën door: nederig, eerbiedig.
Er zijn 11 concentrische rondingen in het labyrint. Dat is niet zomaar een getal. Elf staat voor de zonde. Het overschrijdt namelijk het volkomen getal 10, uit de Tien Geboden. En het haalt het, eveneens volkomen, getal 12 niet. 11 staat dus voor onvolmaaktheid, overschrijding, zonde. Al die wendingen in dat labyrint bepaalden de pelgrim daarbij. Zeker als je daarvoor door de knieën bent gegaan, als je op je knieën maar langzaam vordert, op die harde stenen kerkvloer.
Hier in onze kerk ligt geen labyrint, maar als het goed is, heeft de kerkdienst ook dat element van voorbereiding op de ontmoeting met God, van loutering, in zich. Je komt ook naar de kerk om te horen, om te ontdekken, om te doorleven, wie jij zelf bent. Hoe je het in de afgelopen week niet haalde, hoe ook jij die Tien Woorden van God, zijn goede Woorden, overschreden hebt. Je kijkt hier in de spiegel van Gods wil, van zijn Evangelie. En dan ontdek je je eigen tekort, je schuld, je zonden.
Ik had het zelf vorige week nog. Ik was na ruim drie weken hier weer in de kerk. Als kerkganger. Collega Ds. de Rooij ging voor. In zijn indringende preek was hij heel eerlijk. Hij vroeg zich af of hij nou echt anders is dan z’n buren, of er in zijn leven, zoals Jezus in de Bergrede zegt, er meer dan het gewone is, echte toewijding aan God, of hij het verschil maakt qua gehoorzaamheid aan God. Het was een spiegel, want hoe is dat bij mij? Hadden mensen aan mij op de camping gemerkt dat ik geloof, dat ik bij Jezus hoor, dat ik niets liever wil dan Gods wil doen? Het voelde als die 11 omwentelingen uit het labyrint, en ik voelde mee met wat David in Psalm 27 bidt (vers 9): ‘Verberg uw gelaat niet voor mij, wijs uw dienaar niet af in uw toorn.’ Ja, de Here God zou alle reden hebben om dat bij mij wel te doen. Het deed collega De Rooij in z’n preek verzuchten: ‘Ik heb Gods genade dus heel hard nodig’. Ik kon dat alleen maar beamen. En wie niet?
Goddank vind je die genade ook terug in de Psalm. In vers 9 wordt tegen God gezegd: ‘U bent mijn behoud.’ Ja, ik red het zelf niet. Ik red mezelf niet. Maar Hij mij wel: ‘U bent mijn behoud.’ In het Hebreeuws wordt daar een woord gebruikt dat dezelfde stam heeft als Jeshoeah, de Hebreeuwse naam voor Jezus: Redder, Verlosser.
En dan zijn we terug bij dat labyrint. Ik zei al: toen men in de Middeleeuwen labyrinten in de kerken aanbracht, wilde men dat oeroude symbool kerstenen. Niet voor niets wordt de dwarsdoorsnede van het labyrint gevormd door een kruis. En in plaats van Theseus die de Minotaurus doodde, dacht men aan Christus, die het kwaad de nekslag toebracht aan het kruis, die de duivel en de dood versloeg toen Hij opstond op Pasen. Zijn bloed dat een volkomen verzoening is van al onze zonden, is als de draad van Ariadne, de rode draad, waardoor wij bevrijd worden uit de neerwaartse spiraal van onze zonden en verlorenheid.
Nu snappen we ook dat het labyrint maar één weg kent. Er is er ook maar Eén die ons redden kan, die echt ons behoud is: onze Heer.
Diepzinnig wordt dit door Petrus verwoord in zijn brief, in dat tweede bijbelgedeelte dat we vanmorgen lazen. Christus heeft met de zonde afgerekend, schrijft hij. En toen Hij werd opgewekt is Hij zelfs naar de geesten die gevangen zaten gegaan. Waarschijnlijk doelt Petrus hier op de gevallen engelen in de hel. Ook zij moesten horen van Christus’ overwinning. Opdat ze weten dat hun strijd een verloren strijd is, en dat zij in hun pogingen om mensen in hun macht te krijgen toch echt hun meerdere moeten erkennen in Jezus Christus. Maar het wordt natuurlijk vooral ook aan ons gemeld, opdat wij hier hoop uit putten, ons aan Jezus Christus vastklampen, ons door Hem laten redden, Hem het centrum van ons leven laten zijn, zoals dat hart van het labyrint. Niet voor niets heeft dat de vorm van een bloem. Alleen in Christus kunnen we werkelijk groeien en bloeien.
Toen wij in die kathedraal in Chartres waren, lazen we op bordjes ook over een soort liturgisch balspel dat in de Middeleeuwen in de namiddag van Pasen bij het labyrint gespeeld werd. Ik heb dat later ook verder uitgezocht en vond er nog meer over. De bisschop had een bal in handen. Daarmee liep hij door het labyrint. Nee, hij danste erdoorheen, eerbiedig, in een bepaald ritme, terwijl de gelovigen een paaslied zongen. Zij dansten ook, in een kring om het labyrint. De bisschop gooide de bal telkens naar één van hen. Die ving de bal op en gaf die weer terug aan de bisschop. Deze wierp de bal steeds hoger, als de zon die steeds hoger klimt: symbool voor Zonne der Gerechtigheid, die de verrezen Christus is. En de bal die gegooid en opgevangen werd, symboliseerde de genade die vanuit kruis en opstanding naar ons toekomt. Vangen we die op? Sluiten we die in de armen?
Petrus verwijst daarbij naar de doop. De doop die alles te maken heeft met Jezus’ dood en opstanding. Gedoopt worden is immers met Christus begraven worden en met Hem opstaan. De doop heeft alles met redding te maken, schrijft Petrus (vers 21 en verder): ‘Door de doop wordt u gered. De doop wast niet alleen het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus.’
Tja, ons geweten kan ons aanklagen. We kunnen zo twijfelen aan onszelf. Of het wel goed is, wel goed zit, of het nog wel wat wordt met dat leven van ons. Vang dan die bal van Gods genade, die je vanmorgen wordt toegeworpen. Pak dan je eigen doop erbij. Die is niet ongedaan te maken. Die is gebeurd. Het is de reddingsboei van God. Door die doop mag je weten dat al dat tekort, al die schuld, al die onzekerheid verdwijnt, dat je daarvan gereinigd, gezuiverd wordt, dat je opnieuw mag beginnen.
Dat is het binnenste van dat labyrint, het hart, de genade van Jezus Christus. Hij, die alle machten onttroond heeft, die afgerekend heeft met de zonde, die niets liever wil dan dat we die weg, die kronkelweg achter Hem, blijven gaan.
Vanmorgen mochten we bij dat hart verkeren, om daarmee toegerust, weer dat labyrint uit te gaan: de nieuwe week in, de wereld in. Gelouterd, gezegend om tot zegen te zijn. In Gods dienst. Of zoals ds. Troost het dicht:
Wij staan, Heer, tot uw dienst gereed,
met vreugde zijn wij aangekleed,
met vrede groeten wij elkaar –
uw dageraad is zonneklaar!
Wij steken alle lichten aan,
als vuur zal door de wereld gaan
het goed bericht van uw geduld:
voorgoed vergeven is mijn schuld.
Wij zingen blij het hoogste lied,
want wie niet zingt voedt oud verdriet;
ik huil – maar zie: ik huil niet lang,
uw toekomst zingt een nieuw gezang.
Wij staan, Heer, tot uw dienst gereed,
met vreugde zijn wij aangekleed,
met vrede groeten wij elkaar –
uw dageraad is zonneklaar!
Amen
meditatief orgelspel
zingen Gezang 170:1,3,6
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
slotlied Evangelische Liedbundel 203 ‘Genade, zo oneindig groot’
zegen
0 Reacties