Welkom en afkondigingen
Zingen Psalm 87:1,4
Stil gebed
Votum en groet
Zingen Ik volg de Heer
De Tien Woorden (voor kinderen, in rijmvorm)
Ken jij de tien woorden, de woorden één tot tien.
Laat ze dan eens horen, dat wil ik wel eens zien!
Eén is God, die maakt je vrij. Er is geen ander zoals Hij.
Twee wil zeggen: God en jij, daar horen echt geen beelden bij.
Drie dat is Gods eigen naam, om met respect mee om te gaan.
De dag van God is nummer vier, bevrijdingsdag voor mens en dier.
Zodat je zondags even voelt, hoe God de schepping heeft bedoeld.
Vijf gaat om je ouders en jij, wees goed voor elkaar daar leef je bij.
Maak niet dood, laat zes je horen, knoop dat heel goed in je oren.
Een maatje is, zegt nummer zeven iets heel kostbaars in je leven.
Dus luister goed naar dit gebod en maak wat heel is niet kapot.
Acht zegt: stelen is niet cool, dan wordt het hier een beestenboel.
Negen: laat dat vals gepraat, waarmee je and’re mensen schaadt.
Tien zegt: vaar je eigen koers. Wees dan vrij en niet jaloers,
op wat een ander heeft of kan, daar wordt je ongelukkig van.
De mensen die op God vertrouwen willen zich aan zijn geboden houden.
Zingen Opwekking 733 ‘Tienduizend redenen’
Gebed
Schriftlezing Johannes 4:1-30; 39-42 door juf Yvonne
zingen Opwekking 687 ‘Heer, wijs mij uw weg’
De kinderen komen naar voren
De Weettekst ‘Wijs mij uw weg, Heer, laat mij wandelen op het pad van uw waarheid, vervul mijn hart met ontzag voor uw naam.’ (Psalm 86 vers 11)
Gesprek met de kinderen door juf Acorine
De kinderen zingen – themalied 2017 (van Timo van den Heuvel)
– Hé hallo, welkom op dit feest (van Marcel en Lydia Zimmer)
Verkondiging
Jongens en meisjes, grote mensen, gemeente van Jezus Christus,
Als kind was ik behoorlijk jaloers op de dominee. Hij had namelijk iets wat verder niemand in de kerk had. En dan bedoel ik niet z’n toga. Die vond ik wel mooi, maar hij leek me niet zo praktisch, zeker als het erg warm zou zijn. Ik bedoel ook niet z’n pastorie, z’n grote huis. Nee, ik bedoel dit (glaasje water laten zien) Oh, wat vond ik het gemeen dat alleen de dominee zo’n glaasje water had. En in de Brugkerk in Waddinxveen, waar ik als kind in de kerk zat, hing dat ook nog eens aan de muur, dus daar zat je dan de hele tijd tegenaan te kijken. Dat was echt niet leuk, want het kwam namelijk nog weleens voor dat ik een vreselijke dorst had in de kerk. Vooral als de preek erg lang duurde. Dan kleefde mijn tong in mijn mond en daar hielpen die twee pepermuntjes, die ik van mijn vader had gekregen ook niet tegen. Ja, en die dominee maar naar hartenlust drinken uit z’n glaasje water. Spreken maakt dorstig werd er dan thuis gezegd. Luisteren dan niet? dacht ik. En wat kon ik op zulke momenten verlangen naar één slok water uit dat glaasje. Wat dat betreft is er gelukkig nu het een en ander veranderd! (neemt een slok)
Ja, water. Daar gaat het vanmorgen over. Niet zo vreemd hè na de VakantieBijbelWeek waar het over ‘Op Survival’ ging. Voor een survival heb je een kompas nodig, een routekaart, een touw, een verrekijker en zeker ook een fles water (Dopper laten zien). Want zonder water, zonder drinken, houd je het echt niet vol. Dan kunnen ze je oprapen. Water is belangrijk, levensbelangrijk.
Dat geldt ook voor die ene vrouw uit het Bijbelverhaal van vanmorgen. Ze is op weg naar de waterput buiten de stad. De ‘Jakobsbron’ heet die put. Het is 12.00 uur overdag. Het heetst van de dag. Normaal ga je dan helemaal geen water halen. Veel te warm. Dan vallen de mussen van het dak zeg maar. Maar deze vrouw doet dat wel.
‘O zij…’, spreken de andere mensen uit het dorp over haar, ‘zij… Die heeft elke keer weer een andere man joh. En weet je wat er nog meer mis is met haar?’ ‘Nee, vertel!’ ‘Psssss psss pssss.’ En zo wordt er over haar geroddeld. Ze voelt dat. Ze weet dat. En ze heeft helemaal geen zin om die andere mensen tegen te komen. Daarom gaat ze nu om 12.00 uur water halen. Dan komt ze tenminste niemand tegen, wel zo prettig.
Maar wacht, wie zit daar bij de put? Oei, een Jood. Ze ziet het aan z’n baard, aan z’n kleding. O nee, het is een rabbi. Ze wil zich alweer omdraaien, maar dan spreekt hij haar aan: ‘Heb je wat te drinken voor me?’ De vrouw schrikt. Wat vraagt deze Joodse man haar nou? Joden praten niet met Samaritanen. Die hebben een grote hekel aan elkaar. En een vrouw mag ook niet alleen met een man praten. ‘Weet u wel dat u water vraagt aan een Samaritaanse vrouw?’ Jezus – want Hij is het – knikt: ‘Dat weet ik. Maar als jij wist wie Ik werkelijk ben, dan zou je míj om water hebben gevraagd. En dan had ik je water gegeven dat eeuwig leven geeft.’
De vrouw begrijpt er niets van: ‘Hoe kunt U me nou water geven? U hebt geen emmer bij U en die put is toch veel te diep om er zo bij te kunnen?’ De vrouw denkt dat Jezus het over letterlijk water heeft. Water waar je weer dorst van krijgt. Maar Hij heeft het over iets anders, waar je nooit meer dorst van krijgt. ‘Geef me dat water!’, roept de vrouw. Dan hoef ik nooit meer naar deze put (op het heetst van de dag, met de ogen van de mensen in m’n rug).’
Jezus zegt: ‘Haal eerst je man en kom dan terug.’ De vrouw bloost: ‘Ik heb geen man.’ ‘Dat klopt’, zegt Jezus, ‘je hebt vijf mannen gehad. En nu leef je samen met iemand die jouw man niet is.’
De vrouw is diep onder de indruk van deze man, van deze rabbi, van Jezus. Hij kent haar helemaal. Maar niet om kwaad van haar te spreken, zoals die mensen uit haar stad. Nee, Hij is juist zo eerlijk. Hij doorziet haar. Hij kent haar. Hij wil haar ontmoeten. Haar Heer zijn. Zou dat dat water zijn, dat levende water, dat eeuwig leven geeft? Ze is daar zo diep van onder de indruk, dat ze haar kruik laat staan en terug gaat naar de stad. Ze is nu niet meer bang voor de mensen. Ze spreekt ze aan: ‘Kom met me mee. Er is iemand die alles van me weet. Hij moet de Messias zijn, de Redder, de Heer!’
Weet je, ieder mens heeft een soort dorst. Dan bedoel ik geen letterlijke dorst, maar een verlangen naar echt geluk. Er staat midden in Rotterdam een beeld. Het stelt een man voor, middenin z’n lijf, bij z’n hart zit een groot gat. De Rotterdammers noemen dat beeld ‘Jan zonder hart’. Die figuur met dat grote gat stelt Rotterdam voor, waarin de oorlog door de Duitsers het centrum van de stad platgebombardeerd werd.
Maar eigenlijk lijkt het wel op ons allemaal. Je zou kunnen zeggen dat wij mensen allemaal een gat in ons leven leven. Een gat dat we proberen te vullen met van alles. Een levensdorst die we proberen te lessen met van alles.
Er zijn trouwens genoeg dorstlessers. Er is de dorstlesser van het steeds meer willen hebben. Ken je die? Steeds meer, steeds groter, steeds duurder. En de reclame moedigt ons aan: Hé, heb je dat nog niet? Dan loop je achter!’ Of je ziet wat iemand anders heeft, en dan wil jij dat natuurlijk ook hebben. Maar als je het dan hebt, maakt het je niet echt gelukkig. Althans, niet voor lang, want dat zie je weer wat anders, wat mooiers, wat groters, wat hippers en daar is weer die onrust, die dorst… Dus deze dorstlesser van het steeds meer willen hebben, werkt niet. Hoe komt dat? Hoe komt het dat deze en ook andere van die dorstlessers uiteindelijk geen oplossing bieden? Omdat we dat gat daarmee hebben willen vullen, maar ze passen niet. Daarom blijft het schuren en knagen. Omdat we onze levensdorst hebben proberen te lessen met surrogaatdorstlessers. Ze voldoen ten diepste niet. Ze vervullen niet dat diepe verlangen dat God in ons heeft gelegd: Hij heeft ons namelijk geschapen tot Hem. Hij is de enige die die dorst kan lessen. Hij is de enige die dat gat kan vullen. Sterker nog: dat gat in ons bestaan heeft precies de vorm van God zelf! Alleen Hij past daarin, precies en perfect. Door Zijn Heilige Geest, de Geest van de Here Jezus. Dat is dat levende water waar Jezus over spreekt. Dat eeuwig leven geeft. Al die andere dorstlessers zijn tijdelijk, geven nieuwe dorst, maar God zelf, Zijn levende water is eeuwig. Dat blijft. Dat heeft die vrouw ontdekt. En dat houdt ze niet voor zichzelf. Ze geeft het door. Ze stroomt over.
Misschien kun je het vergelijken met dit glas. Daar lijkt zij, daar lijken wij allemaal op. Eerst probeerde die vrouw haar dorst te vullen met die mannen, telkens weer een nieuwe. (glas wordt gevuld met een troebele vloeistof) En je kunt het ook vullen met spullen. Met steeds weer iets nieuws, iets groters, iets mooiers. Of met wat anderen van je vinden. Of je er wel echt bij hoort. Of je wel hip genoeg bent. Of stoer genoeg. Of zus genoeg. Of zo. En eigenlijk ben je helemaal niet jezelf. Je wordt er moe van. Je wordt er leeg van. (glas weer leeg)
Bij Jezus is het zo anders. (grote kan met helder water). Hij is zuiver. Hij is rein. Voor Hem hoef je je niet anders voor te doen dan je bent. Je mag jezelf zijn. Je kunt eerlijk zijn. Want Hij kent je helemaal. Net zoals Hij die vrouw kende. En dat is eigenlijk zo mooi. Hij houdt van je. Zijn liefde is als water dat nooit op houdt met stromen. (glas wordt gevuld met de kan) Zijn Heilige Geest blijft je vervullen. Zijn vergeving houdt nooit op. Bij Hem mag je telkens weer opnieuw beginnen. Door Hem mag je God kennen als je Vader, je hemelse Vader die van je houdt, die voor je zorgt, die je leven leidt. Ja, als je dat weet, als je dat gelooft, als je in Hem gelooft, bij Hem hoort, dan gaat het stromen. En dan blijft het stromen. (glas stroomt over) Dan ben je eigenlijk zelf een bron. Dankzij de Here Jezus. Die als geen ander een Survival heeft gehad. Hij ging er zelfs helemaal aan onderdoor. Hij had zo’n dorst, toen Hij aan het kruis hing. Hij stierf. Allemaal voor ons. Voor jou en voor mij. Om ons tot kinderen van God te maken. En toch, de dood kon Hem niet houden. Hij is opgestaan. Hij leeft. Top Survival dus! Want Jezus is nu in de hemel, maar door zijn Heilige Geest is Hij ook hier, heel dicht bij ons. En door Hem mag jij ook leven. En u. Eeuwig leven. En zo het laten stromen, ook naar anderen toe. Dat goede nieuws over God, over Jezus doorgeven, doorvertellen, laten zien. Net als die vrouw.
Of zoals ds. Vreugdenhil, die hier ooit eens dominee was, dichtte:
Zij was op zoek naar het geheim
van het geluk, dat zij niet kende;
haar dagen waren vol ellende.
‘Opnieuw mislukt!’ was het refrein
dat zich herhaalde in haar leven.
Ze was een afgedankte vrouw;
vijf mannen werden haar ontrouw,
maar God had haar niet afgeschreven.
Toen Jezus bij de Jacobsbron
vol liefde tot die vrouw zich wendde
en zij Hem als profeet erkende
in het gesprek dat zich ontspon,
kwam er een nieuwe vreugde dagen:
het levend water, het geheim
van het geluk, bleek Hij te zijn,
die antwoord gaf op al haar vragen.
De Heer liet haar niet zomaar gaan,
maar Hij vergaf haar al haar zonden,
goot liefde-olie in haar wonden –
Barmhartige Samaritaan!
Zij hoefde niet meer schuw te hopen
op iemand die haar liefde schonk.
Sinds zij het Levend Water dronk,
ging er een nieuwe toekomst open.
Amen
Zingen Hemelhoog 570 ‘Bron van licht en leven’
Beamermoment Tiener Event 2017
Gedenken van overleden gemeentelid
Dankgebed en voorbeden (afgesloten met a capella zingen van ‘Onze Vader’)
Inzameling van de gaven
Drie figuren uit het KerstWandelTheater komen kerk in en vragen er aandacht voor
Slotlied Evangelische Liedbundel 199 ‘Gods volk wordt uitgeleid’
Zegen
0 Reacties