afkondigingen

zingen                   Psalm 67:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst       ‘Laat de Geest u vervullen en zing met elkaar Psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer.’ (Efeze 5:18b,19)

zingen          Zingende Gezegend 186:1,2,3,4,6 (op de melodie van Gezang 281)

lezing van het gebod des Heren    uit Deuteronomium 6 (1-7)

zingen         Evangelische Liedbundel 226

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen Evangelische Liedbundel 425

kindermoment

Kijk, wat ik nu weer meegenomen heb… Een dwarsfluit. Wat heb je daarvoor nodig om er op te fluiten? Adem. Heb ik adem? Ja… Goed, dan gaan we het eens proberen… Nou, daar komt niet echt geluid uit. Wie zou het wel kunnen? Hé, daar zit Mariëtte. Met ook een dwarsfluit. Dat is toevallig! Zou zij het kunnen?…. Laten we maar eens luisteren. Hé, dat is bekend. Hetzelfde lied dat we net gezongen hebben: Dit is de dag. Heel mooi!
Weet je, wij lijken allemaal wel een beetje op zo’n dwarsfluit. Niet letterlijk natuurlijk. Maar wel hoe het werkt zeg maar. Wie zou dan de adem zijn, degene die het mooiste uit ons kan krijgen? De Heilige Geest. Hij kent ons namelijk. Hij is de Heilige Geest die de Here Jezus zelf gestuurd heeft. En Hij wil niets liever dan in ons komen, in ons hart, net zoals die adem zeg maar in die dwarsfluit. En omdat de Heilige Geest ons helemaal kent, weet Hij ook precies wat we nodig hebben. Als we Hem vragen in ons te komen, telkens weer, dan worden we ook een heel mooi mens. Dan, dan komen er mooie dingen uit onze mond en doen we goede dingen.
Op de kindernevendienst horen jullie daar vast nog meer over, over die Heilige Geest. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezingen      Genesis 1:1-5, Markus 1:9-11 en Romeinen 8:6-11; 22-27

zingen         Gezang 250

verkondiging   ‘Gij vogel Gods’, liedpreek over Gezang 250

Kom, Heilge Geest, Gij vogel Gods,
daal neder waar Gij wordt verwacht.
Verschijn, Lichtengel, in de nacht
van onze geest, verward en trots.

Waar Gij niet zijt, is het bestaan,
is alle denken, alle doen
zo leeg en woest, zo dood, als toen
Gij, Geest, nog niet waart uitgegaan.

Er is geen licht dan waar Gij zijt,
uw vleugels breidt, uw vleugels strekt,
geen leven, dan waar Gij het wekt
in een gemis dat naar U schreit.

Hoor, Heilge Geest, wij roepen U!
Kom, wees aanwezig in het woord;
wek onze geest, opdat hij hoort,
wek ons tot leven, hier en nu.

O Heilge Geest, wij zijn verblijd:
Gij immers, eeuwig ondoorgrond,
legt zelf dit lied ons in de mond,
ten teken dat Gij bij ons zijt.

Gemeente van Jezus Christus,

In menig logo van een kerk zie je een duif terug, als symbool van de Heilige Geest. In het logo van de PKN, in het logo van de Protestantse Kerk Gouda en ook in het logo van onze eigen Pauluskerk.


Daar zweeft de duif (gemodelleerd naar die prachtige duif daar op de doopvont), in ons logo zweeft die duif zelfs letterlijk boven de naam ‘Pauluskerk Gouda’.
Veelzeggend die prominente plaats van die duif in die logo’s! De Heilige Geest is immers het geheim van de kerk. Zonder de Heilige Geest zou er nooit een kerk geweest zijn. We vieren vandaag immers het Pinksterfeest, het feest van de uitstorting van de Heilige Geest, maar ook het geboortefeest van de kerk. Zonder Geest geen kerk. Ach, natuurlijk er kan wel een gebouw zijn, een geoliede vrijwilligersorganisatie, allerlei activiteiten, maar zonder de Geest is het louter mensenwerk, blijft het in het platte vlak, is het in feite leeg en loos. Zonder Geest geen kerk. En kerk dan in de diepste zin van het woord, zoals het Griekse woord daarvoor ‘kuriakè‘ zegt: ‘dat wat van de Heer is’.
Die duif zo in ons logo, boven de naam van onze kerk, raakt me ook, omdat die als het ware zeggen wil: de Geest zweeft boven de gemeente, boven al die verschillende mensen. Op ieder van hen is Hij betrokken. Sterker nog: Hij gaat de rijen door, zoals ze vroeger zeiden, en bij ieder van ons zoekt Hij toegang, toegang tot het hart, toegang tot ons leven.
Het is ook een prachtige illustratie bij die eerste regels van ons lied:

Kom, Heilige Geest, Gij vogel Gods,
daal neder waar Gij wordt verwacht.

Hier wordt de Heilige Geest letterlijk ook een vogel genoemd: ‘Gij vogel Gods’. Dat zuigt de dichter niet uit z’n duim. Nee, het is een Bijbels symbool. Niet voor niets hebben we Markus 1 gelezen over de doop van Jezus. Als Jezus uit het water komt, daalt de Geest als een duif op Hem neer. ‘Als een duif. In de gedaante van een duif’, vermeldt een andere vertaling. De Heilige Geest is geen duif, maar vertoont zich in de gestalte van een duif. De Geest die Jezus zo nodig heeft nu Zijn werk als Messias begint.

‘Kom Heilige Geest, Gij vogel Gods.’ Wie denkt er ook niet aan het begin van de Bijbel, als er over de Geest van God – ook dat hebben we gelezen – gezegd wordt dat Hij over het water van de oervloed zweeft, boven die aarde die nog woest en leeg, doods en verlaten is. De Geest zweeft daar. In de oorspronkelijke taal wordt een woord gebruikt dat elders in de Bijbel gebruikt wordt voor het zweven van een adelaar boven haar jongen. Zo zweeft de Gods Geest boven de woestenij en leegheid, voordat Hij gaat scheppen. Hij zweeft, Hij is één en al oog, Hij speurt, en dan gaat God scheppen. De Geest is dus vanaf het begin bij de schepping betrokken en Hij blijft erbij betrokken, bij deze hele kosmos, heel de mensheid, heel de natuur. Ook nu. Ook als een wereldleider zich minder om die schepping en haar klimaat lijkt te bekommeren. De Geest blijft wel trouw en betrokken. Dan is er van Hem ook veel te verwachten: ‘Kom Heilige Geest, Gij vogel Gods, daal neder waar Gij wordt verwacht.’ Ja, zo hebben we het zojuist  gezongen. Maar beseften we ook wát we zongen: ‘Daal neder waar Gij wordt verwacht’? Verwachtte u Hem dan? En jij? Zijn we zo naar de kerk gekomen: vol verwachting, dat de Heilige Geest zou neerdalen? Of?
Kijk, als je dat meent, dat je Hem verwacht, dan is dat toch vooral omdat je weet hoe hard je Hem nodig hebt, dat je echt niet zonder Hem kunt. De Heilige Geest is geen luxe, iets extra’s, zo van: ‘Je hebt nu eenmaal mensen die meer met die Geest bezig zijn, die het daar altijd over hebben. Een heel aantal zitten er nu bijvoorbeeld op Opwekking. Maar ik ben niet zo zweverig. Ik vind die Geest veel te vaag. Ik heb er niet veel mee.’
Maar de Geest is niet Iemand alleen voor bepaalde liefhebbers, mensen met een evangelische tik of zo. Hij is geen overbodige luxe, de slagroom op de taart die je best kunt missen. Nee, de Heilige Geest is wezenlijk. Denk nog maar even aan dat logo met die duif bovenin: de Heilige Geest is het geheim van de kerk, is de grond van ons aller bestaan, is de adem waardoor we leven. Ja, ons lied is daar heel helder over, vers 2:

Waar Gij niet zijt, is het bestaan,
is alle denken, alle doen
zo leeg en woest, zo dood, als toen
Gij, Geest nog niet waart uitgegaan.

Bijzonder hoe het zo heel persoonlijk wordt gemaakt, dat grote verhaal van de Schepping, van die nog woeste en lege aarde, dat wordt hier helemaal op onszelf toegesneden. Dat is ook precies wat de Heilige Geest wil: Gods verhaal heel dichtbij brengen, toepassen op ons eigen leven. Nou, dat leven van ons, ons hele bestaan, ons denken en ons doen, oftewel: onze binnen- en buitenwereld, is leeg, is woest, is dood, als de Heilige Geest er niet in is. Hij is dus niet iets extra’s. Hij is de voorwaarde voor leven, voor werkelijk leven.
Prachtig wordt dat verwoord in het derde couplet: ‘leven dat Gij wekt in een gemis dat naar U schreit.’
Ik weet niet hoe dat met u is, maar dit is toch heel opmerkelijk: dat het leven dat de Geest wekt gemis is naar God toe. Wij denken bij de Heilige Geest, bij Pinksteren, toch vooral aan vervuld worden met de Heilige Geest, aan vol worden van Hem, aan enthousiasme, aan Zijn nabijheid, aan allerlei fijne gevoelens. En dat hoort er ook zeker bij, maar het is het niet alleen. Gelukkig niet, zou ik willen zeggen. Want wat nou als je al die fijne gevoelens even niet hebt, of misschien wel langer dan even niet. Is dan de Geest er opeens ook niet? Nee, want Hij is ook in het gemis. Juist ook daar.
We lazen vanmorgen ook Romeinen 8, dat prachtige hoofdstuk over het leven door de Geest. Daar staat ook dat de Geest onze zwakheid te hulp komt. Daar staat dat Hij met de schepping meezucht, met de schepping, die lijdt, die kreunt en steunt in haar voegen, die zucht. De Geest zucht mee. Hij zucht mee met ieder die zucht, die misschien wel geen woorden meer vindt voor het leed dat hij of zij ondervindt.
Weet u, ik ben zo dankbaar dat dit ook bij Pinksteren hoort. Dat de Geest er niet alleen op die toppen bij is, maar ook als we ons leeg voelen en zwak. De Geest schroomt niet om onze zwakheid te hulp te komen, om mee te zuchten, om ons daarin ook voor te gaan. Zuchten van verlangen. Verlangen naar Gods Koninkrijk, naar verlossing, naar heelheid.
Of zoals ons lied het tekent: leven als gemis. Gemis is natuurlijk helemaal geen fijn gevoel. Het kan soms echt fysiek pijn doen, om iemand van wie je zo hield te moeten missen. Het kan zo schrijnen, die heimwee naar die tijd toen die ander er nog was: zijn/haar armen om je heen, die stem, die lach, die ogen. Gemis kan pijn doen. Ook dat meer onbestemde gemis. Het gevoel dat het leven je niet bracht wat je er van verwachtte, dat je niet bent, wat je had willen zijn. Gemis.
De Geest brengt dat dus. Maar geen onbestemd gemis, geen vaag gevoel, maar gemis dat heel gericht is: gemis naar God. Gemis naar de volledige verbondenheid met Hem, naar een relatie met Hem, waar niets tussenzit: niet die knagende twijfels, niet die hatelijke zonden, niet die meer dan zeurende pijn, niet die wurgende angst. Het gemis naar zo’n verbondenheid met God (zucht). Hoe pijnlijk dat gemis ook is, dat verlangen, die heimwee; het is wel van de Geest. Zijn zuchten zeg maar, in ons. Dat gemis is echt een teken dat Hij in ons werkt, dat Hij het leven in ons wekt. Dat gemis niet hebben, dat verlangen niet kennen, dat is veel erger! Want dan missen we het leven, het werkelijke leven, de Geest zelf.
Christenen zijn dus niet zozeer mensen die van alles hebben, maar die vooral heel veel missen! Mensen die zonder die Geest ook niet kunnen. Weet u, dat blijkt elke kerkdienst ook weer. Daarin is een vast onderdeel van de liturgie ‘het gebed om de verlichting met de Heilige Geest.’ Ik las ergens: ‘Zou je dat weghalen, dan stort de hele kerkdienst als een kaartenhuis in.’ Natuurlijk, dan kunnen we nog prachtig zingen, de mooiste gebeden doen, een boeiend kindermoment houden, de planken uit de preekstoel preken en alles van die preek onthouden, maar zonder die Geest is het hoogstens wat religiositeit. Geen ontmoeting met God, geen gesprek van Hem met ons hart, geen werkelijke eredienst. En dan is het dus zo leeg als wat. Daarom bidden we om het licht van de Heilige Geest. Heel bewust. Wij kunnen zijn aanwezigheid niet organiseren. Daar kunnen we alleen maar om vragen, om roepen zegt het lied zelfs, vers 4:

Hoor, Heilige Geest, wij roepen U!
Kom, wees aanwezig in het woord.

Dit is in feite niet anders dan een gezongen gebed om de verlichting met de Heilige Geest. Ad den Besten, de dichter van dit lied, schrijft ergens: ‘Gezang 250 is niet geschreven als pinksterlied – al zal het in de Pinkstertijd zeker goede diensten kunnen doen! (gelukkig, mijnheer Den Besten!) – niet zozeer geschreven als een pinksterlied, maar als een lied voor de zondag! Naar mijn eigen inzicht zou het het best kunnen functioneren als gemeenschappelijk gezongen gebed voor de opening van het Woord.’ Aldus Ad den Besten. Hij bedoelt het dus als een gezongen gebed om de verlichting met de Heilige Geest, dat iedere zondag terugkomt. Want elke dienst, elke keer dat we de Bijbel openen, eruit lezen en er lijnen uit doortrekken naar nu in de preek, iedere keer zijn we zo aangewezen op de Geest. Anders blijven het woorden, klanken, hoe mooi ook, maar buitenkant. Maar met de aanwezigheid van de Geest in dat woord wordt het ook binnenkant, gaan we ervoor open en kunnen die woorden naar binnen, gaan ze voor ons leven, spreken ze ons aan, komen ze aan, recht in het hart.
Nee, dat kunnen wij zelf echt niet. Daarom bidden we het ook, elke keer weer. En dan kan het gebeuren dat die preek wel precies voor jou gehouden lijkt worden. Dan komt er een passage die precies daarover gaat, waar u nu zo mee worstelt. Dan komt er een inzicht dat u zo verder helpt. En een waarschuwing die jij precies nodig had. Een bemoediging die u zo goed doet. Nee, dat is die dominee niet. Dat is de Heilige Geest, die dat gebed om Zijn verlichting verhoorde, die het Woord levend maakte, die het in je liet haken, die het wortel laat schieten en vrucht dragen. Dat is verhoring. Dat is een wonder, want wij kunnen zoiets helemaal niet, maar de Geest wel en daarom zijn we zo om Hem verlegen.

In feite is ons lied één langgerekt gebed om de Geest, tót de Geest in feite. Dat is trouwens best apart, want als je de Bijbel leest, kom je daar geen gebed tot de Geest tegen, wel óm de Geest, maar niet tot de Geest zelf. Kan dat dan wel? Ik merk dat mensen dat vaak ook nog om andere redenen lastig vinden. De Geest is toch vooral kracht van God? Niet voor niets wordt het toch vergeleken met wind en vuur, niet echt persoonlijke elementen toch?
De Geest is zeker de kracht van God, maar Hij is ook een persoon. Net als God de Vader en God de Zoon. Drie personen in één. De Geest wordt in de Bijbel ook Trooster genoemd. Je kunt Hem ook bedroeven. Hij leidt. Hij spreekt. Allemaal persoonskenmerken. En om die reden is het echt al een hele oude traditie om ook tót de Geest te bidden, zoals ook in dit lied gebeurt. Dat is heel legitiem.
En let dan eens op hóe dat gebeurt. Er wordt niet gevraagd: ‘Wilt u komen, Heilige Geest? Wilt U neerdalen en verschijnen? Wilt U ons horen en onze geest wekken?’ Nee, het is: ‘Kom, daal neder, verschijn, hoor, wees aanwezig, wek ons tot leven.’ Klinkt dat niet te gebiedend naar God toe, veel te vrijpostig? Is ‘wilt U dat doen?’ niet veel eerbiediger? Het valt mij ook op als ik mensen hoor bidden dat velen dat ook zeggen: ‘wilt U dit, en wilt U dat?’ Maar als je gebeden in de Bijbel leest, zoals bijvoorbeeld de Psalmen, het Onze Vader en ook Gezangen in ons Liedboek, kom je dat daar nooit tegen.
Dat is ook niet oneerbiedig, daar zit juist zo’n groot verlangen naar God onder, dat gemis, helemaal niet zonder Hem kunnen, zonder Hem verloren zijn. Als een drenkeling in het water ligt en dreigt te verdrinken, dan roept hij toch ook niet: ‘Wilt u me helpen?’ Nee: ‘Help! Red me!’ Dan put je je echt niet uit in beleefdheden. Dan schreeuw je. Dat zouden we misschien nog veel meer moeten worden: schreeuwers tot God, roepers tot de Geest. Zoals ook in ons lied gebeurt, op aangrijpende wijze, ook als gebedsles voor ons, telkens weer.
En het mooie is dat er ook antwoord komt, verhoring op dit gebed. Al in het lied zelf, het slotcouplet:

O Heilige Geest, wij zijn verblijd:
Gij immers, eeuwig ondoorgrond,
legt zelf dit lied ons in de mond,
ten teken dat Gij bij ons zijt.

Zingen, en dat is natuurlijk meer dan een beetje gedachteloos een versje zingen, nee: zingen als twee keer bidden, als een gebed op een melodie, als een roep, als een schreeuw tot God, als je hart laten spreken in die tekst die het lied biedt. Dat lied word je gegeven, door de Geest zelf, als een teken dat Hij zelf bij je is. Ja, in niets kunnen we zonder de Geest. Geen dag. Daarom heet één van de gedichten van Inge Lievaart niet voor niets ‘Blijvend Pinksteren.’

Nog altijd wordt Gods roep verstaan,
het Woord gehoord dat op doet staan,
doet keren uit de dood vandaan.

Hij raakt de tong aan, daar ontspringt
het woord dat oren openzingt,
als lafenis het hart in zinkt.

Verbaasd ontwaakt dat dor gebied,
verwondering die opwaarts schiet
beweegt de lippen tot een lied.

Hij stemt ons als zijn instrument,
doorzingt ons zonder dat het schendt:
wij kennen Hem, wij zijn gekend.

Amen

zingen         Voorzichtig Licht 58 in wisselzang

gedenken van overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen   Evangelische Liedbundel 501

zegen

zingen  (als gezongen amen) Gezang 456:3