Daar zit muziek in!

lezen  1 Kronieken 25:1-8 en Openbaring 5:6-14

‘Music was my first love and it will be my last. Music of the future and music of the past.’ Aldus de beginregels van het liedje Music van John Miles. Ik weet niet of u dat kent, maar het is nog steeds een geliefd nummer, vaak gedraaid bij de Arbeidsvitaminen. Vooral het slot van het nummer, met die strijkers, doet hardop mee neuriën.
In dit liedje wordt de liefde voor de muziek bezongen. Beetje overdreven natuurlijk, die tekst. Ik bedoel: music als first love, muziek als eerste liefde en ook als laatste liefde. Nee, zo kan ik het niet meemaken: ik houd meer van mijn vrouw en ook van de Here God. Hij is mijn eerste liefde en de laatste. En hopelijk ook van u.

Maar toch, muziek kan zeker ook een liefde zijn, een grote liefde. Want wat kan muziek veel in je oproepen. Mooi tokkelend gitaarspel of subtiele pianoakkoorden: ze kunnen je zo rustig maken. Een heel orkest of een majestueus orgel dat toewerkt naar een machtig slotakkoord, het kan je verpletteren, in positief opzicht dan. Kortom: muziek kan je diepste gevoelens raken: je blij maken of juist een beetje triest, diep ontroeren of je er weer helemaal bovenuit tillen. En wie van u heeft nooit eens heel hard gezongen als hij ergens in het donker liep en eigenlijk best heel bang was? Muziek, een goed medicijn tegen angst.

Muziek komen we ook in de Bijbel tegen. Al op één van de eerste bladzijden trouwens, in Genesis 4, waar Jubal genoemd wordt, de uitvinder van citer en fluit. Hij bracht letterlijk muziek in het leven! En hoe belangrijk muziek is in de dienst aan God blijkt ook in 1 Kronieken 25, dat op het eerste gezicht wat droge hoofdstuk, met al die namen. Maar juist dit hoofdstuk was het favoriete Bijbelgedeelte van niemand minder dan Johan Sebastiaan Bach! Omdat hij hier de geweldige waarde van muziek, voor God en mensen, zo in terug vond. David wijst mensen aan die vrijgesteld worden om muziek te maken en te zingen in de tempel: 24 ploegen van 12 man, die in wisseldienst – in ploegendienst dus – het volk mogen voorgaan en begeleiden in het zingen tot eer van God. Zo belangrijk is de muziek dus, dat daar apart mensen voor worden aangesteld en vrijgesteld. En laten we de Psalmen niet vergeten, waar keer op keer wordt opgeroepen om de Here God te prijzen. En in de laatste, dat jubelende slotakkoord van Psalm 150, wordt een rijtje instrumenten opgenoemd om God mee te loven: bazuin, harp en citer, tamboerijn, snarenspel en fluit, cimbalen. Een heel orkest. Het mag allemaal meedoen in de lof op de Here God.
En – even een hele grote sprong – ook in het laatste Bijbelboek komen we de muziek tegen. In Openbaring, waar de apostel Johannes, veel te zien krijgt, zelfs een blik in de hemel in hoofdstuk 5. Daar ziet hij hoe de mensen in de hemel, en de engelen, het Lam, de Here Jezus Christus, loven en aanbidden, spelend op de lier.
Kortom: de Bijbel laat ons zien hoe belangrijk de muziek is. Ze is een gave van God. Bedoeld om Hem te eren, om vreugde te brengen in het bestaan, maar ook rust en ontspanning. Denk aan het harpspel van David bij de gekwelde Saul.

Er zit dus ook muziek in de Bijbel! Vooral die speciale vorm van muziek, die zingen is. Zingen, dat is een melodie combineren met een tekst, zodat die elkaar, bij goede liederen, ook nog eens versterken. Zingen, dat is eigenlijk zoiets bijzonders, dat we ook zomaar kunnen doen, of we nu op de fiets zitten of aan het wandelen zijn, in bed liggen of zitten op de bank; zingen kan altijd. We dragen immers dat instrument, dat God ons allemaal heeft gegeven, onze stem, bij ons. En als die het niet meer doet, kan het nog zingen in ons hart. Maar goed met dat instrument van onze stem en ons hart erbij, kunnen we, mogen we zingen.

Willem Barnard, één van de dichters van het Liedboek, heeft er een prachtige omschrijving voor: ‘zingen is onze adem offeren.’ Ja, ook zo’n geschenk van God: onze adem, onze levensadem, die mogen we terugofferen aan God. Dat gebeurt als we zingen. Goed om dat elke keer weer te beseffen. Het zal ons zingen misschien een stuk minder gedachteloos, een stuk eerbiediger ook, kunnen maken.

‘Maar waarom, waarom zou ik God loven? Waarom zou ik zingen, en mijn adem aan de Here God offeren?’ Omdat Hij het wil, omdat Hij er van geniet, er blij van wordt. Er staat ergens in de Psalmen dat God troont op de lofzangen van zijn volk. Onze lof is Zijn troon, daar voelt Hij zich thuis, als ik het zo mag zeggen. Hij is het ook waard. Hij is immers de Allerhoogste en tegelijk de meest Nabije. Hij heeft alles gemaakt en Hij heeft er in de Here Jezus alles aan gedaan en blijft er alles aan doen om ons tot Zijn kinderen te maken en te houden. Dus, waarom zou ik God loven? Voor Hem. Waarom zou ik zingen voor Hem? Omdat Hij dat vraagt. Omdat ik daar ook voor geschapen ben. Een Psalmregel zegt: ‘Ziel, gij zijt geboren tot zingen voor de Heer uw God.’ U bent er voor geboren, om te zingen voor God de Heer. En daarom is het eigenlijk onbegrijpelijk dat er mensen zijn die niet willen zingen, die hun mond houden. Je bent er voor geboren! Het is een levensdoel! En het is toch zonde als je dat mist…

En trouwens, als je zingt, mag je meedoen in een enorm groot koor. Ook hier vanmorgen op de Ontmoetingsochtend in de Pauluskerk. Maar die Pauluskerk is nog maar een stipje, want over de hele aarde zijn er nog miljoenen anderen die hetzelfde doen: zingen voor God en met elkaar, en dan hebben we het nog niet over de hemel, waar ontelbare heiligen en engelen hetzelfde doen, in alle volmaaktheid. In dat enorme koor – boven en beneden – mag u dus meedoen als u zingt! Geweldig. Sterker nog, als u God looft, neem je eigenlijk al een voorproefje op dat Jezus’ wederkomst als iedereen God zal loven. Alle mensen. Levenden en doden, die dan zijn opgestaan. Hemel en aarde. Als wij nu de lof van God bezingen, is dat eigenlijk al een prelude – om maar even een muzikale term te gebruiken – een voorspel op die geweldige symfonie die dan zal beginnen en nooit meer zal stoppen.

Zouden we de Here God die prelude nu dan onthouden? Dat is toch al een reden om naar de kerk te gaan? Of in te schakelen bij de uitzending. Want daar wordt gezongen. Of je nu wilt of niet. De liederen zijn opgegeven. Mensen zingen en je mag meedoen, hoe je je ook voelt, wie je ook bent. Meedoen in dat grote koor. Meedoen, omdat de Here God dat wil, omdat Hij het waard is. Nee, je hoeft je bij de kerkdienst niet alleen af te vragen: wat heb ik er aan, maar wat heeft God er aan? Dat is veel wezenlijker! Zo gedacht – en dat is ook bekering, om je focus te verleggen van ‘wat heb ik er aan?’ naar ‘wat heeft God er aan?’ en trouwens ook ‘wat hebben anderen  er aan?’- zo gedacht, moet je volgens mij wel een hele goede reden hebben om bij wat voor een dienst dan ook weg te blijven!!!!

Dat is het mooie van de kerk, dat daar inderdaad muziek in zit. Heel letterlijk. Er klinkt muziek. Er wordt gezongen, hoe je je zelf ook voelt. En dan kan het gebeuren dat je eigenlijk met tegenzin komt of inschakelt, of dat uw hoofd en hart zo vol zitten met van alles: zorgen, verdriet, boosheid, onverschilligheid. En dat er dan een lied wordt gezongen dat precies op u slaat. Misschien had u dat lied al tig keer gezongen, maar zo heeft u het nog nooit ontdekt: het verwoordt dat, waar u zelf geen woorden voor vond. En u wordt meegenomen door dat lied, er door opgetild.

Wel eens meegemaakt? Prachtig. Dat is de kracht van het lied. Dat is het geweldige van zingen, samen in die kerk, waar muziek in zit. Of zoals de al genoemde Barnard het zo mooi zegt: ‘kerkzang moet niet zozeer worden beschouwd als uiting, maar als inning van het geloof.’ Ja, juist door te zingen, mag je je het geloof te binnen brengen, middenin je twijfels, middenin je donkerste gevoelens. Zoals ooit die vrouw die in één jaar drie kinderen had verloren tegen haar predikant zei: ‘Dominee, u zult het niet begrijpen, maar toen we de laatste hadden weggebracht heb ik me geschaamd, want ik liep te zingen, maar, u zult niet verstaan hoe of wat dat eigenlijk ging – dominee, ik zong niet, maar het zong in mij.’ Ontroerend. En godzijdank kan dat ook ons gebeuren, door de kracht, door het geheim van het zingen. Gods geheim.

‘Daar zit muziek in’. Dat thema nemen we vanmorgen niet alleen letterlijk. ‘Daar zit muziek in’ betekent ook: daar gebeurt wat! En zo is het. Ook in de kerk: daar gebeurt wat: de diensten, het koffiedrinken na de dienst, de groeigroepen, de Ontmoetingsochtend, de Soos, de handwerkclub, enz. enz. Er zit muziek in de kerk. En iedereen mag daarin meedoen. Of hij of zij nu bij wijze van spreken zingt als een nachtegaal of juist meer als een krassende kraai. Of je nu makkelijk praat of juist helemaal niet. Of je een doener bent, of meer een denker. Jong of oud. Ziek of gezond. Getrouwd of alleengaand. Diep gelovig of een twijfelaar. Hoe, wie, wat dan ook: iedereen mag meedoen in dat grote koor dat de gemeente is, ieders instrument mag bij wijze van spreken meeklinken in dat grote orkest van de kerk. Denk niet: ‘Maar ik klink nergens naar, ik heb niets te vertellen, ik stel niets voor.’ Nee, alles wat adem heeft, u, jij en ik mogen meedoen, om zo met elkaar een prachtige symfonie te laten horen: vanuit de partituur van Gods Woord, gestemd door de Heilige Geest, verbonden door de liefde van Christus. Een prachtige symfonie, die aanstekelijk werkt. Nee, niet tot onze eer, niet tot glorie van onszelf, zo van: Kijk die Pauluskerk eens, geweldig. Nee, tot eer van God. Ik had het eerder al over Johan Sebastiaan Bach. Wat heeft die niet voor een prachtige muziek geschreven. Ik zou bijna zeggen: onsterfelijk mooie muziek. Maar weet je wat hij boven ieder muziekstuk schreef, of het nu voor de kerk geschreven was, of voor de concertzaal. Of het nu de Matteüspassion was of de Koffiecantate. Drie letters schreef hij boven al zijn muziek: S.D.G. Soli Deo Gloria. Aan God alleen de eer.

Zullen we dat ook boven onze gemeente en boven heel ons eigen leven zetten: Soli Deo Gloria. Aan God alleen de eer! Hij is het waard. Hij die ons de adem gaf, en de muziek, en onze stem. Halleluja! Amen