welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 72:1 ‘Geef, Heer, de koning uwe rechten’

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst

‘Zing voor de HEER een nieuw lied,
Zing voor de HEER, heel de aarde.
Zing voor de HEER, prijs zijn naam,
Verkondig van dag tot dag dat Hij ons redt.’  (Psalm 96:1,2a)

zingen           Lied 971 ‘Zing een nieuw lied voor God de Here’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezingen       Efeziërs 1:1-2 en Kolossenzen 4:12-18

zingen           Lied 723:1 ‘Waar God de Heer zijn schreden zet’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Krijgt u nog wel eens een brief? En jij?
En dan bedoel ik een echt persoonlijke brief, aan u of jou geadresseerd, netjes in een envelop.
In een tijd van e-mails, apps, pm’s (oftewel personal messages/persoonlijke berichten) en snapchats worden er steeds minder persoonlijke brieven verstuurd. Maar als dat gebeurt, als er zo’n brief op de mat valt, dan pak je die toch als eerste, en rits je de envelop open en lees je die brief. Niet dan?

Hoe bijzonder is het dan dat er in de Bijbel vele brieven staan. Met name in het Nieuwe Testament. Vooral Paulus heeft er vele geschreven, die een plek hebben gekregen in de Bijbel.
Onderzoek heeft uitgewezen dat een aantal van die brieven ouder is dan de vier Evangeliën. Laat dat eens tot je doordringen. Dat betekent namelijk dat de christenen toen het Evangelie in geschreven vorm als eerste in briefvorm kregen! Veelzeggend…

De theoloog Oepke Noordmans heeft daar een prachtige en ook beroemde meditatie over geschreven onder de titel ‘De brief’. Hij zegt daarin: ‘De brieven van Paulus vormen het oudste gedeelte van het Nieuwe Testament. Toen de evangeliën nog geschreven moesten worden, werden deze brieven reeds gelezen. Wij vergeten dat wel eens, doordat die evangeliën vooraan staan en omdat Jezus aan Paulus voorafgaat. Maar de Heilige Geest is begonnen met geestelijk over Jezus te spreken en te schrijven, voordat de evangelisten dat meer historisch deden.’
Met dat geestelijke karakter begint Noordmans ook zijn meditatie: ‘Het Oude Testament komt het dichtst bij ons in de Psalmen en het Nieuwe Testament in de brieven van Paulus. Door David zingt de Heilige Geest voor ons en door Paulus schrijft Hij aan ons. Op beide manieren wordt het Woord en het werk van God op zeer intieme wijze met ons hart verbonden. De afstand valt als ’t ware weg.’

Nou zo’n brief, waarin de Geest aan ons schrijft, waarin het Woord en Gods werk op zeer intieme wijze aan ons hart worden verbonden; zo’n brief gaan we de komende tijd lezen.
De Efezebrief dus. Calvijn noemde deze brief ‘het Zwitserland van het Nieuwe Testament.’ Zo hooggestemd is de inhoud, vol adembenemende uitzichten. ‘Het Zwitserland van het Nieuwe Testament’, een mooi beeld vind ik dat. Dat doet mij ook denken aan die keer dat we er op vakantie waren en daar bij Lauterbrunnen die watervallen zagen. Van honderden meters stort het water naar beneden. De Efezebrief lijkt ook op een waterval. De zinnen buitelen over elkaar heen. Het is veel. Het is vol. Je moet er bij wijze van spreken niet met een bekertje onder gaan staan in de hoop wat op te vangen. Dat gaat niet lukken. Daarvoor is het te vol, te veel, te allesomvattend. Nee, daarom stukje voor stukje, beetje voor beetje, om dat tot je te nemen, te proeven, te overdenken.
En daarom beperken we ons vanavond tot het begin, het intro zeg maar. Het zijn maar twee verzen, maar daar zit al zoveel in!

Dat intro van de brief is helemaal in lijn met de gangbare Griekse stijl toen. Daarin kwam namelijk eerst de afzender, daarna de geadresseerde en tot slot de groet..
Allereerst dus de afzender. Niet omdat deze zich zo belangrijk achtte toen, maar omdat je dan gelijk wist van wie de brief afkomstig was. Wel zo duidelijk toch? Nou, hier is de afzender Paulus.
Hoewel… Er zijn de nodige bijbelwetenschappers die daaraan twijfelen of dat zelfs ontkennen. Dat komt omdat de stijl van de Efezebrief afwijkt van die, die Paulus normaliter in zijn brieven bezigt. Hier is het minder persoonlijk, algemener, minder vurig en fel, plechtstatiger, verhevener juist. Bovendien lijkt de brief qua inhoud sterk op die van de Kolossenzenbrief. Die zou dan wel van Paulus zijn en de Efezebrief was daarvan afgeleid, geschreven door een leerling van Paulus. Dat kwam in die tijd ook wel voor, dat een leerling zijn brief op naam van zijn leermeester zette, uit respect voor hem, maar ook om de brief zo meer gezag mee te geven.
Toch vind ik deze argumenten, om aan Paulus’ auteurschap van de Efezebrief te twijfelen of dat zelfs te ontkennen, niet overtuigend. Waarom zou Paulus geen verschillende stijlen in zijn brieven kunnen hanteren, al naar gelang zijn doel met die specifieke brief? En de Efeze- en Kolossenzenbrief lijken zeker op elkaar, maar er zijn ook verschillen. Het voert nu te ver om die allemaal uit de doeken te doen, maar zou Paulus geen twee brieven hebben kunnen schrijven, aan verschillende gemeenten/groepen christenen? Ach, het belangrijkste van deze brief lijkt me sowieso de inhoud.

Paulus schreef deze brief trouwens vanuit de gevangenis. Een aantal keer schrijft hij namelijk expliciet dat hij gevangen zit. Waarschijnlijk in Rome, begin ’60 na Christus. Het maakt deze brief extra aangrijpend: in gevangenschap, oftewel in grote tegenspoed en moeilijkheden, neemt Paulus de moeite om zijn medechristenen te bemoedigen, om hen op te bouwen in het geloof. De uitroeptekens in deze brief worden als het ware gevormd door de tralies van de gevangenis, waarin Paulus zat. Ze zijn dus allesbehalve makkelijk en goedkoop. Goed om te beseffen als we deze brief tot ons nemen.

Het intro van de brief mag dan geijkt zijn, helemaal in stijl van de gemiddelde brief toen, het wordt wel op een hoger plan getild. Dat blijkt al bij de afzender, hoe Paulus zichzelf verder omschrijft: ‘door Gods wil apostel van Christus Jezus.’
‘Door Gods wil’… Nee, Paulus heeft hier niet voor gesolliciteerd. God zelf had hem hiervoor geroepen, hem letterlijk en figuurlijk tot stilstand gebracht en 180 graden omgedraaid. Want Paulus was een vijand van christenen, van Jezus zelf ten diepste. Hij vervolgde de kerk. Maar God veranderde hem, radicaal en totaal. Paulus werd van fanatiek vervolger een gepassioneerde navolger van Jezus Christus. ‘Een apostel’ zelfs. Oftewel een gezondene. Paulus weet zich gezant van Christus. Hij spreekt, hij schrijft, niet voor zichzelf, maar namens Christus. Hij weet Hem achter zich.
Dat geeft deze brief ook zo’n geweldige lading, gemeente. Jezus Christus richt zich hierin tot de lezers. Dus ook tot ons. Zoals Noordmans zo treffend zei: ‘De Heilige Geest (en Hij is de Geest van Christus) schrijft hierin aan ons.’
Ik hoop echt dat we dat vanavond, en alle komende keren, als we uit deze brief lezen, daarnaar luisteren, dat we dat zullen merken en erkennen: ‘Dit is een brief van Christus zelf, aan mij, aan ons. Hoe bijzonder! Hoe kostbaar!’

Vervolgens komt het adres: ‘Aan de heiligen in Efeze, aan de gelovigen die één zijn met Christus Jezus.’ Nu ontbreekt in een aantal hele oude handschriften dat ‘in Efeze’. En juist omdat het daar ontbreekt, zou dat wel eens kunnen betekenen dat deze brief oorspronkelijk niet alleen aan de mensen in Efeze is gestuurd, maar dat het een rondzendbrief betreft.
Niet voor niets lazen we vanavond ook uit die andere brief, die zo op de Efezebrief lijkt: de Kolossenzenbrief. Daar schrijft Paulus in hoofdstuk 4, vers 16 om precies te zijn, dat er ook een brief geschreven is aan Laodicea. En dat ook de mensen in Kolosse die brief te lezen moeten krijgen.
Nu ligt Laodicea ook in Asia. Net als Efeze. Dus die brief kan heel goed ook daar in Efeze voorgelezen zijn. Een kopie kan dan daar in de gemeente in Efeze bewaard zijn, waarna later gedacht werd dat die brief aan Efeze geschreven was. En in latere handschriften werd dat dan ook toegevoegd.
Ik vind het een intrigerende gedachte en eigenlijk past dat ook helemaal bij die brieven uit de Bijbel, want in feite zijn dat allemaal rondzendbrieven geworden, toen ze in de Bijbel terechtkwamen. Ze werden en ze worden immers overal gelezen, van generatie op generatie, door mensen wereldwijd. Ook wij hier in Gouda. Die Efezebrief is ook voor onze ogen en voor onze harten bestemd. Goddank, want daarin spreekt immers de Heilige Geest zelf tot ons, heel intiem.

Hoe worden die geadresseerden vervolgens genoemd? ‘Heiligen en gelovigen, die één zijn met Christus Jezus.’ ‘Heiligen’ wil niet zeggen dat de geadresseerden een soort superchristenen zijn, of hóren te zijn: van het hoogste soort, volmaakt. Nee, ‘heilig’ betekent apartgezet. Nou, dat was voor die christenen in Efeze en omstreken wel duidelijk. Ze waren apartgezet uit hun heidense achtergrond. Geen vereerder meer van Artemis en de andere afgoden, maar ze waren gaan horen bij de Vader van de Here Jezus Christus. In Hem waren ze gaan geloven als hun Kurios, als hun Heer, als hun Redder en Verlosser.
Eigenlijk worden die geadresseerden op twee manieren getypeerd. Allereerst vanuit God gezien: ze zijn door Hem apartgezet, als zijn volk, als zijn kinderen. En in de tweede plaats vanuit de lezers zelf gezien: ze geloven in Jezus Christus. Maar die twee dingen kun je niet scheiden: als heilige geloof je en als gelovige ben je heilig. Heilig in Christus.

Ja, dat laatste valt helaas in onze vertaling niet meer zo op, maar letterlijk zijn de laatste woorden van dat adres: – en ik citeer nu even in het Grieks – ‘en Christoi Jèsoe.’ Oftewel: ‘in Christus Jezus’. Dat wordt als laatste van die geadresseerden gezegd, als een soort climax. Dit is het hoogste en het diepste wat er te zeggen valt: dat we ‘in Christus Jezus’ zijn. Wist u dat deze uitdrukking maar liefst 35 keer voorkomt in de Efezebrief? Nergens komt die uitdrukking zo vaak voor als in deze brief! Het is dus met recht een sleutelterm. Wat zeg ik? Het is de kern van ons geloof!
Met dat ‘In Christus’ wordt namelijk de eenheid, de allernauwste verbinding die er is met de Here Jezus Christus, uitgedrukt. Je kunt het ook anders zeggen: met dat ‘in Christus’ wordt onze identiteit uitgedrukt.
Ja, je identiteit. Oftewel: wie ben je eigenlijk? Op deze vraag moeten we allemaal een antwoord leren geven. Maar nu is er een probleem, namelijk dit: dat we het antwoord daarop vaak op de verkeerde plaatsen zoeken. Als we onze identiteit bijvoorbeeld zoeken in wat we doen: ons beroep, onze opleiding, onze maatschappelijke positie. Of als we onze identiteit zoeken in wat we kunnen, hoeveel we weten, hoe we eruit zien. Of we laten onze identiteit bepalen door wat andere mensen over ons zeggen of van ons vinden.
Maar Paulus drukt ons op het hart: als kind van God vind je je identiteit alleen in Christus. Alleen aan zijn voeten kun je leren een antwoord te geven op de vraag: ‘Wie ben ik?’
Door het geloof mag je namelijk ‘in Christus’ zijn. En in die allernauwste verbondenheid is al het zijne het mijne en al het mijne het zijne. Dat betekent bijvoorbeeld dat mijn zonde en schuld niet langer van mij zijn, maar van Hem. En zijn vergeving en vernieuwing, zijn volmaaktheid, liefde en geduld de mijne zijn. Dat is de geweldige ruil die Christus met ons doet. Een ‘vrolijke ruil’, noemde Luther dat niet voor niets.
Ja, als je zo je identiteit in Jezus Christus vindt en blijft vinden, dan valt er een heleboel weg, wat wij zo vaak belangrijk vinden: onze positie, ons gewaardeerd of niet-gewaardeerd zijn, onze afkomst, onze inzet, onze status, ons salaris, enz. Dan is Jezus Christus je alles en bepaalt wie je bent en wie je mag worden.

Dat geldt inderdaad heel persoonlijk. Tegelijk is het ook meer dan persoonlijk. De Efezebrief is geschreven aan de gemeente aldaar (en elders dus, want het is, zoals gezegd, een rondzendbrief). Het gaat er over de kerk. Paulus gebruikt steevast een meervoud: ‘jullie, wij.’
Het gaat dus ook over de identiteit van de gemeente. Wie zijn wij als gemeente? Ik krijg nog wel eens de vraag (als ik ergens anders voorga, of als ik collega’s ontmoet): ‘Wat is dat voor een gemeente, die Pauluskerk?’ Dan kun je gaan zoeken naar een naam: PKN, hervormd binnen de PKN, nee: confessioneel moet er ook bij. Maar we hebben toch ook een evangelisch tikje misschien.
Ho, stop! In plaats van al dat soort stempels en etiketten kan het veel dieper, veel wezenlijker. Namelijk dat we onze werkelijke identiteit alleen vinden bij, in Christus. Dat is zoveel rijker, zoveel gezegender!

Over zegen gesproken, daar heeft tot slot die groet die volgt veel van weg: ‘Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.’ Genade en vrede, die woorden komen namelijk rechtstreeks uit de zogenaamde hogepriesterlijke zegen: ‘De HERE zegene u en Hij behoede u. De HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig. De HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.’
Genade en vrede omvatten hele heil. Daarbij is de genade de bron: Gods onverdiende goedheid, die Hij ons om Christus’ wil schenkt: vergeving en vernieuwing ontvangen we daardoor. En de vrede vloeit uit die bron voort. Vrede oftewel shalom, een geheelde relatie, met God, met elkaar, met onszelf.

Ja, dat tilt ook deze groet tot zo’n hoger plan, gemeente. Kijk, als wij iemand groeten, kan het al snel oppervlakkig of achteloos zijn. Maar groeten in de bijbel betekent veel meer. Dan verbindt je je aan de ander. Dan verplicht je je aan hem of haar. De groet is in de Bijbel teken van gemeenschap.
Nou, zo wordt hier de gemeente in Efeze, en wij met hen, door God zelf gegroet. Want zo staat het er: ‘Genade zij u en vrede van God, onze Vader.’ De Here God zelf verplicht zich dus aan ons, zegt ons genade en vrede toe, oftewel het volle heil.

Ja, het zijn bekende woorden. Woorden die aan het begin van elke kerkdienst klinken, in de groet. En niet voor niets maak ik daar ook een groetend gebaar bij. En spreek ik die woorden in volle ernst met ontzag uit. Want het zijn, met eerbied gezegd, de groeten van God zelf! Hij reikt ons zijn genade en vrede aan. Sterker nog: daar verplicht Hij zichzelf toe. En dat aan het begin van de kerkdienst. Nee, God roept ons niet allereerst ter verantwoording. Hij werpt ons geen verwijten voor de voeten. Maar genade en vrede. Wat we ook gedaan hebben. Wie we ook zijn. En vanuit die genade en die vrede kan al dat andere ook ter sprake komen: dat wat scheef zit in ons leven, waar we tekortschieten, waartoe we weer geroepen moeten worden, uitgedaagd, geprikkeld. Maar het begint goddank met zijn groet, zijn genadegroet, zijn vredegroet. O, dat is toch al een reden om naar de kerk te komen, en te blijven komen!

En hoe eindigt die groet? Ook weer met Jezus Christus: ‘Genade en vrede zij u, van God onze Vader, én van de Heer Jezus Christus.’ In dat hele korte stukje van vanavond, in het intro van de brief, dat van afzender, adres en groet, klinkt drie keer de naam Christus. Veelzeggend. Al het goede komt immers in drieën. En Christus ís de goedheid zelve. Wat zouden wij zijn, zonder Hem? Niets. Verloren. Reddeloos verloren. Maar in Hem hebben we alles, dat wat werkelijk waarde heeft. Persoonlijk en als gemeente. Daarom:

Jezus alleen, ik bouw op Hem.
Hij is mijn hoop, mijn lied, mijn kracht.

Halleluja

Amen

zingen           Hemelhoog 347a ‘Jezus alleen, ik bouw op Hem’

geloofsbelijdenis   met woorden van zondag 1 van Heidelbergse Catechismus

zingen           Lied 899:2,4 ‘God is mijn troost en toeverlaat’

voorbereiding heilig avondmaal

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen    Psalm 72:6 ‘Bloeie zijn naam in alle streken’

zegen

zingen (als gezongen amen)  Psalm 72:7 ‘Laat ons de grote naam bezingen’