welkom en mededelingen 

lied     Lied 273:1,5 Loof God, die zegent al wat leeft’ 

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        ‘U, mijn God en koning, wil ik roemen, uw naam prijzen tot in eeuwigheid.’ (Psalm 145:1)

zingen           Psalm 145:1,3 ‘O Heer, mijn God, Gij koning van ’t heelal’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment

Hebben jullie die zilveren schaaltjes op die tafels gezien, hier vooraan? Waar zijn die voor? Wat gebeurt daarmee? Daar doen mensen geld in voordat ze het avondmaal gaan vieren. Moeten ze daarvoor betalen dan? Nee, dat is gelukkig gratis. Omdat wat Jezus daar geeft Hem juist alles heeft gekost, zijn eigen leven. Dat mogen we krijgen. Zeker. Maar daar zijn de mensen zo blij mee en dankbaar voor dat ze graag iets willen geven, juist aan mensen die het moeilijk hebben. Daar is die collecte bij het avondmaal voor.
Vroeger namen de mensen als ze het avondmaal vierden ook eten mee. Juist voor mensen die zelf weinig hadden of misschien wel niets: de armen. En dat deelden ze met elkaar.
Wij doen eigenlijk nog zoiets met etenswaren die we op een avondmaalzondag meenemen voor de Voedselbank. Maar we kunnen nog iets anders doen. En jij ook. En daarvoor heb ik deze doos bij mee. Een schoenendoos. Maar hij is leeg. Maar hij kan vol worden…Daarvoor wil ik graag Esther het woord geven. Zij vertelt iets over de Actie Schoenendoos, die we hier binnenkort gaan houden…

schriftlezing            Efeziërs 1:3-14

zingen           Hemelhoog 330:1 ‘Eigen roem is uitgesloten’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Calvijn noemde de Efezebrief ‘het Zwitserland van het Nieuwe Testament.’
Die typering snap je wel als je ons tekstgedeelte leest, toch? Zo verheven, zo hooggestemd, zo lyrisch is dat! En wat een uitzicht krijgen we hier op Gods heilsplan.
In feite is het één lange zin. In onze vertaling zie je dat niet meer, maar in het Grieks wel. Vers 3 tot en met 14 bestaat in de grondtekst dus uit één zin! Waarbij ieder vers een schakel is, een schakel van een prachtige gulden ketting, om nog maar een ander beeld te gebruiken.
12 verzen lang, in één lange zin, worden er vele goede woorden over God uitgestrooid, met eerbied gezegd. Het is één lange lofprijzing op Gods goede naam.

Dat is dus het eerste wat na het intro in deze brief klinkt. Als je dan bedenkt dat deze brief voorgelezen werd in de samenkomst van de gemeente in Efeze, en in andere gemeenten, want het is waarschijnlijk een rondzendbrief, dan is dat toch ook typerend voor hoe het in de kerkdienst eraan toe gaat. Daar heeft de lofprijzing voorrang.
Ja, toch? Wat doen we hier in de kerkdienst gelijk al? We zingen. We zingen een loflied. Eén van de redenen om naar de kerk te komen, zei professor Van Ruler ooit eens treffend, is om de arbeid van de lofprijzing te volbrengen. Daar geven we dus ook prioriteit aan. Nee, we komen niet eerst met onze eigen sores, met ons getob, met alles wat ons bezighoudt. O ja, dat nemen we wel mee. Tuurlijk, want dat zit nu eenmaal in ons hoofd en in ons lijf. Maar dat krijgt geen voorrang. Dat krijgt God, de lof op zijn grote naam. Daarom gaan we gelijk al zingen hier. En juist in dat lied worden we uitgetild boven ons menselijke gedoe. Of zoals zo’n lied zegt, met één van de allermooiste teksten uit het Psalmboek:

Waar zich uw vleugels breed ontvouwden,
zing ik mij van mijn zorgen vrij.

 Onder Gods vleugels, hier in zijn huis, je van zorgen vrij zingen. Ik hoop dat het herkenbaar is…

Ook die lyrische lofprijzing, die hooggestemde zegening van God uit ons tekstgedeelte, wijst ons daarin de weg. Vergeet niet dat Paulus deze brief schreef, toen hij zelf gevangen zat. Maar daar heeft hij het pas halverwege de brief over, in hoofdstuk 3. Hij begint z’n brief met de Here God te zegenen, met te focussen op wie Hij is en hoe Hij ons zegent.
Dus ook in de cel, in de shit, als ik het zo zeggen mag, in de moeilijkheden en de onzekerheid. Hier in de kerk leren we dat. Waar we zingen, ook tegen de klippen op, ook voor elkaar, en waar zo’n tekstgedeelte als van vanmorgen ons de weg wijst.

En let op, daarin zit een prachtige compositie, een schitterende structuur. Die is namelijk trinitarisch, oftewel: het gaat daarin om de Drie-enige, in vers 4-6 om de Vader, in vers 7-12 om de Zoon en in vers 13-14 om de Heilige Geest.
Allereest dus de Vader. Wat is de zegen die aan Hem verbonden wordt? Vers 4: ‘In Christus heeft God (de Vader dus), voordat de wereld gegrondvest werd, ons uitgekozen.’ Het gaat hier dus over de uitverkiezing.
Nu vindt niet iedereen die een zegen. Veel mensen kunnen er ook niet mee uit de voeten. Als God vooraf kiest – voor de grondlegging van de wereld, dus voor de schepping, in de eeuwigheid dus – als God dan al uitkiest, het dan al vastligt, dan is het toch gedaan met onze vrije wil? Als God alles toch al besloten heeft, wie er gered wordt, en wie niet, dan blijft er voor ons mensen toch geen millimeter speelruimte over?
Maar dit is een karikatuur, gemeente. Als je ons tekstgedeelte onbevangen leest, krijg je echt niet de indruk dat die uitverkiezing van God een noodlot is en dat wij mensen een soort marionetten zijn, waar God aan de touwtjes trekt. Nee, er zit in die verzen hier geen enkele negatieve connotatie. Het is een lofprijzing. God wordt geprezen en gedankt voor zijn uitverkiezing. Natuurlijk, zou ik willen zeggen! Want stel dat er geen uitverkiezing was, dat het van onze keuze afhing, dan werd het toch drie keer niks!
Maar nee, het begint goddank met Gods keuze voor ons. Voor alle feiten uit – ook onze donkere feiten, onze geweldige missers en tekorten – had God ons al op het oog, en heeft Hij ons voorbestemd om door Jezus Christus zijn kinderen te worden.
Vergeet ook niet dat het begint in vers 4 met ‘In Christus’. Die hele uitverkiezing kun je niet zien buiten Christus om. Christus is het gezicht van God. En in Hem kunnen we toch zien en merken hoezeer God onze redding op het oog heeft. En dat had Hij dus al voor alles uit. Dat zegt ons de uitverkiezing. Daar kun je dan toch alleen maar heel blij om worden! Dat die redding echt een geschenk van Gods genade is, en dat jij dat met open handen mag ontvangen!

Die redding wordt in het tweede deel verder uit de doeken gedaan, waar het gaat over onze verlossing door Christus. Vers 7: ‘In Hem zijn we door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven.’ Dat woord verlossing betekent in het Grieks letterlijk losprijs, loskoping. Door die zonden zitten we vast. Vast in de ketens van de Boze, in de houdgreep van de dood. Gegijzeld zeg maar. Maar zoals gegijzelden vrij kunnen komen als er een losprijs wordt betaald, zo heeft Jezus de losprijs betaald. Met de hoogste prijs die er is: zijn eigen bloed, zijn eigen leven. Om daarmee ons te verlossen, ons vrij te kopen uit de ketens van de duivel, ons te bevrijden uit de macht van de dood.
Waarom heeft Christus die prijs betaald? ‘Dankzij de rijke genade, die God ons in overvloed heeft geschonken’, jubelt Paulus. Genade was het. Genade zo oneindig groot. Amazing grace.
En dat mag je straks proeven. In dat stukje brood, in dat slokje wijn. Nee, dat zelf is niet groot. Zoals Jezus zelf ook klein en kwetsbaar, nederig en zwak, tot ons kwam, als mens. Om ons hele bestaan te delen. Om alles te dragen. Om zo zichzelf te geven. Tot in de dood. Maar juist daardoor verwierf Hij de verlossing, heeft Hij ons gered. Voorgoed. En dat is zo immens, zo verrukkelijk.
Dus als je straks dat stukje brood ontvangt en dat slokje wijn drinkt, besef dan: dit is Christus zelf, en heel zijn verlossing. Zo zal ik het ook zeggen als ik het stukje brood geef: ‘Christus voor u, Christus voor jou.’ Ja, zo zeker als je het sacrament ontvangt, zo zeker mag je Christus zelf ontvangen én alles wat Hij voor jou verdiend heeft: vergeving, vernieuwing, eeuwig leven.

En weet je, dat is ook veel groter dan je eigen hart, dat is veel ruimer dan wij bij elkaar, dan zelfs de hele wereldwijde kerk.
Want Paulus jubelt verder in vers 9: ‘God heeft besloten om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd, Christus, bijeen te brengen.’ Bijeenbrengen, weer bij elkaar brengen, helen dus.
Kijk, onze werkelijkheid ligt in stukken. Er is zoveel gebrokenheid. In mensenlevens. In de hele schepping, ook de natuur. Maar dat wordt geheeld. Rond Gods troon is dat al zo, in de hemel, waar Christus heerst, waar alles wat ons hier nog zo verdrietig maakt, ons doet zuchten – het kwaad, het lijden, de dood, de zonde en de schuld – dat alles is daar niet meer aan de orde. Dat is daar verslonden in de overwinning. En dat volle heil zal ook hier komen. Hemel en aarde zullen één worden.
Die erfenis zal uitgekeerd worden. Want zo allesomvattend is die verlossing van Christus. Die is niet alleen persoonlijk, maar ook kosmisch. Zo ruim is Gods hart, gemeente. Laten we daar nooit te benepen van denken. Nee, ‘genade, zo oneindig groot’! Die betreft uiteindelijk de hele werkelijkheid.

En om het geloof en de hoop daarop erin te houden, heeft God ons de Heilige Geest geschonken. Daar gaat dat derde deel over. De Heilige Geest die een ieder ontvangt die gelooft. Over zegen gesproken! Want met die Geest worden we zelfs gestempeld, zegt vers 13. Gestempeld, oftewel verzegeld. Denk daarbij aan zo’n zegel van was die vroeger op een officieel stuk van een koning of andere hoogwaardigheidsbekleder werd gedaan. Aan dat zegel kon je zien dat dit stuk echt was.
Zo is de Heilige Geest ons geschonken: als verzekering dat Gods heil, die verlossing, die vergeving, die vernieuwing, dat kind van God zijn, die erfenis die wacht op een totaal geheelde werkelijkheid, dat dat heil van God echt is en zeker komt.
Sterker nog: de Heilige Geest is ook een voorschot op die erfenis, vervolgt Paulus. Een voorschot. Zeg maar een aanbetaling. Als je een keuken koopt of een auto, of iets anders van een hoog bedrag, dan moet je een aanbetaling doen. Die aanbetaling is voor de verkoper de garantie dat de rest van het bedrag nog volgt.
Nou, zo is de Heilige Geest Gods aanbetaling aan ons, het voorschot op die totale erfenis.

Dus twijfel je wel eens, of het wel goed komt, met jezelf, met deze werkelijkheid, met je geloof; besef dan, dat de Heilige Geest je geschonken is. En dat Hij de garantie is, dat het echt waar is, dat het goed komt, dat Gods erfenis je vast en zeker ten deel zal vallen.
Besef het ook, als je straks het avondmaal viert, als een voorproefje van het grote feest dat komt. Het feest van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Het feest dat alles geheeld zal zijn.

Echt gemeente, in Christus en door de Geest zijn we gezegende mensen, rijkgezegende mensen. Daarom: wij zegenen U, Vader, Zoon en Heilige Geest. Van nu aan tot in eeuwigheid. Amen. 

zingen           Hemelhoog 330:2,3 ‘Zo beminde God de wereld’

lezing avondmaalformulier tot en met gebed

zingen           Lied 840:1,3 ‘Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’

nodiging, uitdeling en communie

lofprijzing 

gedenken overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden         

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 103:9 ‘Laat heel het machtig koninkrijk des Heren’

zegen