zingen           Psalm 107:1 ‘Gods goedheid houdt ons staande’

stil gebed

votum en groet 

openingstekst         ‘Dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat Hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt.’ (1 Thessalonicenzen 5:18)

zingen           Psalm 107:3,4 ‘Zij moeten God aanbidden’

voortzetting heilig avondmaal

zingen  Lied 405:4 ‘Heilig, heilig, heilig! Heer, God almachtig’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing                        Efeziërs 1:15-23

zingen           Lied 360:1,4,6 ‘Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Die brieven uit het Nieuwe Testament – zoals ook de Efezebrief – werden hoogst waarschijnlijk voorgelezen in de samenkomsten van de gemeenten. Dat is niet vreemd als je merkt dat die brieven zelf ook veel weg hebben van een liturgie. Zeker ook de Efezebrief, met z’n genade- en vredegroet aan het begin, met de lofprijzing daarna en in ons tekstgedeelte een gebed. Dat alles heeft toch sterke trekken van een liturgie, van een kerkdienst, met z’n groet, het loflied dat we zingen en het gebed.

Nu begint dat gebed wel met de dank, vers 15: ‘Omdat ik gehoord heb over uw geloof in de Heer Jezus en over uw liefde voor alle heiligen, dank ik God onophoudelijk voor u.’ Paulus doet dat trouwens bijna altijd aan het begin van zijn brieven: God danken voor de gemeente, voor hun geloof en hun onderlinge liefde. Sterker nog, hier zegt hij zelfs dat hij dat onophoudelijk doet. Steeds weer staat hij stil bij het goede in deze gemeente.
De Bijbel is een spiegel, gemeente. Ook hier. Dus, hoe is dat bij ons? Danken wij God ook onophoudelijk voor de gemeente? Of zijn we daarmee opgehouden? Hebben we juist veel meer vragen? En kritiek?

Begrijp me goed: kritisch zijn kan nodig zijn. Zeker. Maar als we bij de gemeente vooral stilstaan bij en de nadruk leggen op van alles wat we missen, wat niet goed is, wat er veranderd moet worden, of waar we juist vinden dat ze te hard veranderd is, dan kan dat leiden tot verzuring en verbittering, tot een weinig aantrekkelijke gemeente, ook niet voor buitenstaanders. En laten we ons eigen geloofsleven niet vergeten: als daar de dankbaarheid ontbreekt, ook de dankbaarheid voor de gemeente, dan leidt dat een koud hart.
Paulus wijst ons de uitweg: om dankbaar te zijn én te blijven, juist ook m.b.t. de gemeente. Hij heeft namelijk gehoord van hun geloof in Jezus en de liefde van de gemeenteleden. En daarom dankt hij God.
Hoe mooi is dat! Hoe aanstekelijk ook, of niet?! Dankt u God ook als je het geloof in Jezus in de kerk proeft, bij andere gemeenteleden? Geloof en vertrouwen, misschien wel tegen de verdrukking in en tegen de klippen op. En ben je dankbaar als je daar de liefde merkt?  Zoals dat gemeentelid pas. Dat had de kerkbloemen gekregen en de schouw stond vol met kaarten van gemeenteleden. Dat gemeentelid was er zo blij mee en dankbaar voor. Die bloemen en die kaarten stonden symbool voor de onderlinge liefde, voor omzien naar en meeleven met elkaar.

Paulus dankt echter niet alleen voor de gemeente, hij bidt ook voor hen. In vers 17 vinden we de inhoud van dat gebed: ‘Moge de God van onze Heer Jezus Christus, de Vader in al zijn luister, u de Geest geven die inzicht geeft in wat geopenbaard is, opdat u Hem zult kennen.’
Inzicht in wat geopenbaard is… Oftewel: groeien in geloofskennis. Of bent u tevreden met wat u weet van God, met hoe jij Christus kent? Maar bij een relatie hoort toch dat je elkaar steeds beter wilt leren kennen? Dat geldt toch zeker voor onze relatie met Christus? Dat is toch geen oppervlakkige relatie? Laat staan een knipperlichtrelatie? Die zal toch hechter en dieper moeten worden?
Dus als het gaat over onze geloofskennis, gemeente, ons inzicht in wie God is en zijn wil; daar raken we nooit in uitgeleerd! Daarin mag en kan onze kennis groeien en verdiepen. Daar bidt Paulus dan ook om.
En ik denk dat je intussen al aanvoelt dat kennen iets anders is dan louter verstandskennis of een uit het hoofd geleerd lesje. Nee, het gaat om het hart, vers 18: ‘Moge uw hart verlicht worden…’ Letterlijk staat er: ‘Moge Hij (dat is de Heilige Geest) verlichten de ogen van uw hart…’

‘De ogen van uw hart’… Ons hart heeft ook ogen. Met dat hart bedoelen we dan niet dat orgaan dat het bloed rondpompt in ons lichaam, maar het hart als het centrum van ons bestaan. Daar waar onze gedachten landen, waar onze gevoelens huizen, waar alles samenkomt. Dat hart heeft dus ogen. En die kunnen wat anders zien dan onze fysieke ogen zeg maar.
Met je fysieke ogen zie je je collega bijvoorbeeld voor de derde keer in korte tijd koffie halen. Je kunt dan denken: Hij haalt alweer koffie, moet-ie niet werken?’ Maar met je hart kun je wat anders zien: ‘Hij kan er zijn hoofd niet bijhouden vandaag. Zou er wat aan de hand zijn vandaag?’ Je ziet met je fysieke ogen de nieuwste super-de-luxe smartphone of wat voor gadget ook, en je denkt: Die moet ik hebben! Maar met de ogen van je hart zie je en concludeer je wat anders: Prachtig hoor, maar word ik daar nou echt gelukkiger van?
Met je fysieke ogen zag je vandaag een klein stukje brood en een bekertje wijn. Peanuts op het eerste gezicht. Maar met de ogen van je hart zag je toch Christus zelf, zijn gebroken lichaam, zijn vergoten bloed, Hijzelf voor jou! Als een volkomen verzoening. Hijzelf ín jou en jij in Hem. Als je diepste identiteit. Onverwoestbaar en zo kostbaar.

Ja, lieve gemeente, hebben we het niet allemaal nodig, broodnodig, om met die ogen van het hart te kijken: om ons heen, naar anderen, naar onszelf, en last but not least: naar Christus.
Hier, in vers 18 en 19, bidt Paulus dat we met verlichte ogen van het hart drie dingen gaan zien:

  • Waarop we mogen hopen
  • Hoe rijk de luister is van de erfenis die ons wacht
  • Hoe overweldigend groot de krachtige werking van Gods macht is voor ons die geloven.

Het zijn stuk voor stuk zulke wezenlijke zaken. Allereerst dus de hoop. Paulus dankte voor het geloof en de liefde bij de gemeenteleden, maar hij bidt hier dus om de hoop. De hoop is er ook voor de lange termijn zeg maar. Om het uit te houden. Om perspectief te blijven zien. Want laten we wel wezen: het komt aan op uithoudingsvermogen in dezen. Het gaat echt niet vanzelf. Nou, die hoop wil de Heilige Geest ons geven, als we daar om bidden. Dat we, met de ogen van het hart, gaan zien waarop we hopen.

En dan zijn we gelijk bij het tweede: namelijk de luister van de erfenis. De erfenis die ons wacht, als we bij God zullen zijn in zijn volmaaktheid, de erfenis van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, het ultieme feest aan het eind van de tijd, dat nooit meer zal stoppen.
Het bijzondere is dat God nu al een voorschot geeft van die erfenis hoorden we vanmorgen. De Heilige Geest is er namelijk al de aanbetaling van. Anders gezegd: zijn vreugde, zijn vrede, zijn liefde, enz. is daar al een voorproef van. Ik hoop dat u dát ook geproefd hebt in het avondmaal, de voorsmaak van die erfenis.

Het derde dat we door de Heilige Geest gaan zien met verlichte ogen van ons hart is hoe overweldigend groot de krachtige werking van Gods macht is voor ons die geloven.
Het woord ‘macht’ is ons tekstgedeelte een sleutelwoord. Sowieso is het één van de grote thema’s in de Efezebrief. Niet vreemd natuurlijk, want de stad Efeze zelf was ook een machtsbolwerk. Het was de hoofdstad van Asia, een Romeinse provincie. Efeze was een belangrijke plaats in het machtige Romeinse Rijk. De macht van de keizer van Rome was enorm. Bijna de hele toenmalig bekende wereld stond onder diens bewind.
Efeze was ook een bolwerk van religieuze macht. De godin Artemis werd er vereerd. De tempel daar voor haar was één van de zeven wereldwonderen uit die tijd. Zo indrukwekkend. Ook was Efeze een centrum voor magie, waar mensen in de ban van raakten.

Paulus gebruikt hier en ook elders de term ‘machten’. Een meervoud dus. Het is een heel conglomeraat. Dat kunnen menselijke machthebbers zijn, zoals de keizer in Rome, zoals wereldleiders nu. Maar het kunnen ook systemen zijn, totalitaire systemen zoals het communisme en het fascisme. Maar ook de economie kan zo’n allesbeheersende macht worden, of seks (als alles wel geseksualiseerd lijkt te worden, want ja: ‘sex sells’!), maar ook een virus, zoals Corona, dat alles platlegt. Zo zijn er dus vele machten, of dat wat een macht dreigt te worden.
Maar wat wil de Heilige Geest ons nu leren zien, met verlichte ogen van het hart dus? Dat er een andere macht is: die van de Here God. En die is overweldigend groot, jubelt Paulus in vers 19, die heeft een krachtige werking. Ja, de woorden buitelen hier als het ware over elkaar heen. Gods macht is zo ongelooflijk groot en krachtig. Nee, dat zijn wij niet. Wij zijn klein en kwetsbaar, maar Gods kracht en werking zijn overweldigend groot.

En waar zie je die vooral? In Jezus Christus. Jezus is zeg maar de spiegel van Gods macht. Die zie je met name in Jezus’ opstanding.
Want dat is een unieke macht. Geen mens is namelijk gestorven en na drie dagen  opgestaan, met een nieuw lichaam. Geen mens heeft de dood deze genadeklap toegediend. Geen mens kan ons bevrijden van de macht van de dood, van de boeien van het kwaad, van de wurggreep van de zonde en de schuld. Dat kan alleen God, in Jezus Christus. Kijk maar naar het lege graf. En kijk maar naar Jezus’ hemelvaart, toen Hij door zijn Vader werd thuisgehaald, en aan zijn rechterhand mocht gaan zitten. Sindsdien troont Hij, boven alle machten uit. Ja, die machten gaan eraan. Die hebben het eeuwige leven niet.

Ik bedoel: waar is dat machtige Romeinse Rijk uit de tijd van de Efezebrief gebleven? Net als andere, nog oudere wereldrijken zoals dat van de Egyptische farao’s, de Assyriërs, de Babyloniërs, de Perzen. Maar ook nieuwere machtssystemen, zoals het communisme van Lenin en Stalin, en  het Derde Rijk van Hitler? Die allen zijn er aangegaan. Zoals dat ook geldt voor die talloze machten van vandaag de dag, die zo’n invloed hebben, die zoveel mensen in de smiezen hebben, die ook ons kunnen inpalmen.
Maar dan hoop ik dat u intussen met andere ogen bent gaan kijken, met verlichte ogen van het hart en dat u weet, gelooft en hoopt dat Gods macht anders is, werkelijk overweldigend groot is.

Nee, dat zie je met het blote oog niet. Dan zie je een Mensenzoon die hier op aarde rondwandelde, die in alle nederigheid het goede deed, Gods koninkrijk verkondigde en liet zien.
Jezus, die uiteindelijk te grazen werd genomen, gevangen, bespot en gedood. Maar juist in die vernedering, in die zwakheid, werd Gods kracht volbracht en werd Hij opgewekt, en heeft Hij alle machten onttroond. Zij zullen het uiteindelijk niet winnen. Zij zijn leeg en doelloos.
In Christus hebben we toekomst, in Hem wint de liefde het pleit, winnen de zachte krachten.

En in die volheid, in die kracht en die macht, mogen wij delen. Als kerk, als gemeente. Want we zijn zijn lichaam, zijn volheid, jubelt Paulus in het laatste vers uit. Ja, als we dat nu eens werkelijk zouden beseffen, we dat zien met de ogen van het hart en we ons daarnaar zouden gedragen! Dat zou wat zijn. In Christus is het mogelijk!

Tot slot. Vandaag ontdekten we dat deze brief, en zeker het begin, een soort liturgie is. Met de groet, een lofprijzing en een gebed. Maar ook met een credo, oftewel de geloofsbelijdenis. Het gebed gaat daar naadloos in over. Vanaf vers 20 wordt namelijk beleden wie Christus is. Dat Gods overweldigende macht in Hem werkzaam was, toen God Hem opwekte uit de dood en Hem een plaats gaf aan zijn rechterhand bij de hemelvaart. En dat alles onder zijn voeten gebracht is.
Dat Hij dus regeert, over de grootste macht en het kleinste insect. Over leven en dood. Over de hele kosmos, micro en macro. En dat wij als kerk mogen delen in die macht en in die volheid.

Dat hebben we vandaag mogen proeven in het sacrament, mogen horen in de verkondiging en hopelijk mogen zien door de Heilige Geest met de ogen van ons hart.
Zullen wij dan, in aansluiting bij ons tekstgedeelte, daarom nu ook overgaan tot het credo, het belijden van het geloof, met elkaar? Staande, als dat lukt? En dan zingend, met die prachtige woorden van ‘Heer, U bent mijn leven’, in feite een gezongen geloofsbelijdenis…

zingen (gezongen geloofsbelijdenis)             Hemelhoog 479 ‘Heer, U bent mijn leven’

(avond)gebed van ds. André Troost 

inzameling van de gaven 

slotlied          Psalm 8:1,4 ‘Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven’

zegen