zingen         Gezang 416

stil gebed

votum en groet

openingstekst       Dan ga ik op tot Gods altaren,
                                     tot God, mijn God, de bron van vreugd (Psalm 43:4 oude berijming)

zingen         Psalm 43:3,4

lezing van het gebod des Heren         uit Galaten 5

zingen         met combo ELB 203 ‘Genade, zo oneindig groot’ (Amazing Grace)

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kinderlied    met combo ELB 188 ‘’k Stel mijn vertrouwen’

kindermoment
Ik heb hier een vlag bij me. Wat is ermee aan de hand? Hij hangt halfstok. Wanneer gebeurde dat ook? Afgelopen donderdag, 4 mei, bij de dodenherdenking. Om 20.00 uur waren we stil. We dachten aan al die mensen die in de oorlog gestorven zijn. Een verdrietig moment, een plechtig moment, een ernstig moment.
Een dag later ging de vlag weer uit. Maar zag hij er toen ook zo uit? Nee, toen was hij niet halfstok, maar ging hij omhoog. Zo hè. Wat betekent het als de vlag er zo bij hangt? Dat het feest is. Bevrijdingsdag. Dan vieren we dat we op 5 mei 1945 weer vrij werden. De vijand was verslagen. De oorlog was voorbij. En gelukkig leven we nog altijd in een vrij land. Dus we vieren dan ook dat we nu vrij zijn.
Ik dacht: eigenlijk lijken die twee soorten vlaggen – halfstok en in top – wel een beetje op wat er in de kerk aan de hand is. Aan de ene kant zijn we stil, denken we aan de dingen die niet goed zijn gegaan, hebben we daar verdriet over, denken we aan andere dingen die in deze wereld niet goed gaan. Dat vertellen we aan God. We vragen om vergeving. In ons stille gebed bidden voor anderen die het moeilijk hebben. We zijn stil als we naar de Bijbel luisteren, naar het verhaal daaruit, de preek. We zijn stil als we denken aan het sterven van de Here Jezus, aan het kruis.
Maar tegelijk zijn we ook blij en zo dankbaar. En zingen we het hier uit. Want juist door wat de Here Jezus heeft gedaan, zijn sterven, zijn opstaan, daardoor zijn wij vrije mensen, hoeven we nergens bang voor te zijn, mogen we kinderen van God zijn.
Allebei dus. Stil en blij, verdrietig en vrij. Dat wilde ik jullie vertellen met deze vlag.
Jullie mogen nu naar de kindernevendienst. Een goede tijd daar en tot straks.

schriftlezing 1        Psalm 123 en 124

zingen          Psalm 124:1,2

schriftlezing 2        Romeinen 8:31-39

zingen          Psalm 124:3,4

 

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het was op de lagere school – zo heette dat toen nog – op de vaste dag in de week dat we een invalster hadden: juffrouw Twigt. Eén van haar vaste onderdelen op die dag was ‘psalm leren’. En Psalm 124 was aan de beurt. Deze heeft niet zo’n eenvoudige melodie. Juffrouw Twigt zei dat ze extra vroeg was opgestaan om ‘m thuis op het orgel te oefenen. Nu stond er in onze klas geen orgel, dus ze zong ‘m, regel voor regel, a capella voor ons voor. En wij zongen de regels dan meerdere keren na. Totdat we eindelijk de psalm in één keer helemaal uit konden zingen. Dat ik het van deze Psalm 124 nog zo goed weet, komt omdat ik het direct al zo’n prachtige melodie vond. Hij heeft iets dansends, maar dan niet te snel. Hij heeft ook iets feestelijks, en tegelijk ook iets plechtigs. Als een vlag, halfstok én in top. Hij gaat de hoogte in, maar ook weer terug naar diep laag. Vanaf die dag werd het één van mijn lievelingspsalmen. Qua wijs dan. De tekst vond ik aanvankelijk wel lastiger. We leerden ‘m daar op die hervormde Eben-Haëzerschool in Waddinxveen wel in de Oude Berijming: 

Dat Israël nu zegge, blij van geest:
Indien de HEER, die bij ons is geweest,
Indien de HEER, die ons heeft bijgestaan,
Toen ’s vijands heir en aanval werd gevreesd,
Niet had gered, wij waren lang vergaan.

De betekenis van die woorden drong pas later echt tot me door. Maar ook in dat opzicht vind ik het een prachtige psalm. Tot op de dag van vandaag. En toch, toch had ik er tot vandaag nog nooit over gepreekt. En toch, toch laat ik ‘m niet vaak zingen. En daarin ben ik niet de enige. Psalm 124 staat echt niet in de top 10 van meest gezongen Psalmen. Zelfs niet in de top 50, denk ik.

Dat was wel anders in de bevrijdingstijd in 1945. Ik sprak afgelopen week nog iemand, en ik vertelde dat ik over Psalm 124 ging preken. ‘O’, zei diegene, ‘die hebben we zo vaak gezongen toen we bevrijd waren. Elke zondag zongen we die psalm wel! Telkens weer…’
Eigenlijk past dat ook wel heel goed bij hoe het in de Psalm zelf klinkt, vers 1: ‘Israël, blijf het herhálen.’ ‘Blijf het herhalen…’  Ja gemeente, niet alleen in Opwekkingsliederen wordt er herhaald. Ook in de Psalmen. Zoals hier wel heel expliciet: ‘Blijf het herhalen.’
Psalm 124 is een pelgrimslied. Het werd gezongen door de Israëlieten die op weg gingen naar Jeruzalem, om daar in de tempel één van de grote feesten te vieren. Die pelgrimsliederen werden ook gezongen in de tempel daar. En je ziet het voor je. Een priester of Leviet zet vers 1 in: ‘Was de HEER niet voor ons geweest, en,’ voegt hij er expliciet aan toe: ‘Israël, blijf het herhalen’ of zoals de Naardense Bijbel letterlijker vertaalt: ‘zegge toch Israël’. En dan antwoorden de pelgrims in koor, en het is een letterlijke herhaling: ‘Was de HEER niet voor ons geweest’, enzovoort. Zo’n herhaling is dus niet verkeerd, gemeente. Integendeel, het is een soort onderstreping, het zich extra te binnen brengen, het zich ook telkens weer eigen maken: dit is het! Dit is de kern!
Ja, dat moet je je ook telkens weer te binnen brengen en je eigen maken. Je kunt het namelijk ook gaan vergeten. Je kunt het ook kwijtraken: deze kern, dat besef, die belijdenis. Dat als de HEER niet voor ons was geweest… Ja, wat dan? Dan hadden we het niet gered. Dan waren we verslonden. Weggevaagd.
En je voelt de huiver. Soms kan dat helpen, gemeente. Om die huiver even te voelen, tot je door te laten dringen. Bijvoorbeeld in momenten van twijfel of aanvechting. Om dan daarin door te denken: stel je voor dat God er niet zou zijn. Dat Hij er niet voor jou zou zijn. Wat dan? Dan staar je toch in een groot zwart gat? Dan is het toch leeg, zinloos, koud en kil? Waar ben je dan aan overgeleverd? Waar blijf je dan?
Maar goddank is het niet zo. En dan slaat die huiver juist om in opluchting, in een diepe dankbaarheid. Die pelgrims zingen het uit: de HEER was juist vóór ons. M.a.w.: we mochten achter Hem schuilen, want Hij sprong in de bres. Hij bewaarde ons. We hebben het wel gered. We zijn niet als zeepschuim weggespoeld in het afvoerputje. We zijn niet weggevaagd of verslonden. Dankzij Hem!! Ja, de dankbaarheid en de opluchting doortrekken de hele psalm.
Het is eigenlijk ook een prachtig vervolg op Psalm 123. Niet voor niets lazen we vanmorgen ook díe psalm. Die Psalm is een echt gebed: ‘Naar U sla ik mijn ogen op.’ Het is een smeekgebed: ‘Wees genadig, HEER’ – en ook dat wordt herhaald: ‘wees ons genadig.’ Een smeekgebed om genade, vanwege de verachting, de verdrukking, die niet te dragen zijn. Wees ons genadig, oftewel: ‘Help ons! Red ons!’
En dat gebed is blijkens de volgende psalm – Psalm 124 – verhoord! Vandaar die lofprijzing, die dankzegging. Die ook herhaald worden. Om het diep door te laten dringen, het niet te vergeten, om zichzelf ook niets te verbeelden. Want het is genade. Het is dankzij de HEER, en niemand anders. Zelf kwamen ze onder die verachting en die verdrukking niet uit. Waar ze van gered zijn, was verschrikkelijk.
Vanaf vers 2 wordt het getekend, in heftige beelden: ‘mensen keerden zich tegen ons. En als U HEER niet vóór ons was geweest, dan hadden ze ons levend verslonden, zo hevig was hun woede. Dan had het water ons meegesleurd. Dan zouden we zijn overspoeld door het ziedende water.’ Er zijn uitleggers die hierbij denken aan natuurgeweld dat immers ook levensbedreigend en allesvernietigend kan zijn. Maar het kan hier ook een beeld zijn van diezelfde mensen. Want direct erna gaat het in vers 6 weer verder over mensen die hen wilde grijpen. Die uitleg lijkt me ook logischer. In vers 4 en 5 wordt dat verwoestende water gebruikt als beeld voor de snelheid waarmee vijanden kwamen: zo overrompelend. Ja, wie denkt er dan ook niet aan de meidagen van 1940, waarin de Duitsers ons land ook overrompelden en daarbij steeds verschrikkelijker middelen inzetten, met als hoogte- of beter gezegd: dieptepunt, het bombardement op Rotterdam, waarna ze dreigden dit met andere steden ook te zullen doen. En toen gaf de Nederlandse regering zich over…
Opvallend is trouwens dat in het tweede vers niet over ‘vijanden’ wordt gesproken, maar over ‘mensen’. In het Hebreeuws staat daar het woord ‘adam’, de naam van de eerste mens, die ook ‘mens of mensheid’ betekent, een naam die op ons allemaal van toepassing is…
In de psalm blijkt hoe verschrikkelijk zulke mensen zich kunnen gedragen. Ze worden getekend als beesten, als monsters. Maar hoe ze zich ook gedragen, het blijven mensen, net zoals wij dat allemaal zijn: een adam. Vandaar die bewuste aanduiding in de Psalm.
Ik volg op televisie de aangrijpende serie HhhH, oftewel Himmlers hersens heten Heydrich. In deze meerdelige documentaire staat de nazi Heydrich centraal en de dodelijke aanslag die erop op hem gepleegd werd. Heydrich was degene die het plan van de Entlösung ontwierp, om de Joden systematisch uit te roeien. Hij was ook overste van het bezette Tjechië. Zijn bijnamen waren ‘De slager van Praag’ en ‘Het Blonde Beest’. Die namen zeggen genoeg. Onvoorstelbaar wreed en gewetenloos was hij. Maar op de dag dat de aanslag gepland stond, duurde het veel langer voordat zijn auto langs de vaste route kwam. Heydrich had zijn gezin naar Praag laten overkomen en op die bewuste dag speelde hij veel langer met z’n kinderen. Zulke getuigenissen zijn er meer: van de wreedste nazi’s die tegelijk liefhebbende ouders waren. Ook zij waren mensen. Mensen die zulke beulen en monsters werden. Het is alsof de Psalm zegt: ‘Laten wij ons boven zulken maar niet te zeer verheffen. Ook wij kunnen veranderen in monsters. Ze kunnen zomaar onze namen dragen.’ Ook in ons kan een beest schuilen dat naar buiten kan breken, met alle gevolgen van dien… Wie staat, ziet toe dat hij niet valle, niet vervalle tot zoveel ergs. Gods genade hebben we ook daarin hard nodig, bitterhard.
Zoals we ook Gods genade nodig hebben als we in zulke benarde omstandigheden terechtkomen die de Psalm benoemt. En wat is het dan geweldig als je merkt dat de HERE daaruit redt. Dan jubel je mee met de Psalm (vers 6): ‘Geprezen zij de HEER, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden (…) wij zijn ontkomen!’
Ontkomen, gered worden – de pelgrims naar Jeruzalem weten er alles van. Of dat nu de geschiedenis van Israël betreft – de uittocht uit Egypte, de doortocht door de woestijn, de ballingschap in Babel – of dat het hun persoonlijke geschiedenis betrof. Dit danklied is er op van toepassing.
Zoals dat dus ook gold voor ons eigen land, na de verschrikkelijke bezetting, met die wrede terreur tijdens de Tweede Wereldoorlog. Psalm 124 verwoordde precies de bevrijdende dank, de intense blijdschap, die toen naar boven kwam. Zoals dat ook anno 2017 voor jezelf gelden kan, als je aan een verschrikkelijke ziekte ontkomen bent, als je een ongeluk overleefde, als een zware tegenslag je niet omverkreeg. Dankzij de HERE die je nabij was, die je erdoorheen en eruit hielp. Geprezen zij de HEER!

‘Oké, ik snap zulke dankbaarheid, zulke blijdschap – als je gered bent door de HERE – maar hoe zit dat met die ontelbare anderen die dit niet overkwam, die niet ontkwamen, die wél vermoord werden?! Was de HEER niet voor hen?! En heel mooi hoe deze Psalm tijdens de bevrijding zo vaak en intens gezongen werd, maar dat konden al die gesneuvelden, die we afgelopen week herdachten, niet doen! En ontroerend, zo’n Psalm van Israël over God die doet ontkomen aan de vernietiging, maar al die Joden dan die vermoord werden tijdens de Holocaust? Bijna 80% van de Joden hier uit Gouda overkwam dat. Dan klinkt zo’n danklied als Psalm 124 toch heel wrang?! Dat kan het ook zijn als je nu denkt aan die geliefden die jij zelf moest verliezen, aan de dood of aan het leven. Of als het water je zelf aan de lippen staat… Klinkt die Psalm 124 dan toch niet teveel als een mooi-weer-psalm?!’
Nee, zeker niet! Zoals dat voor de hele Bijbel niet opgaat. Ik moest denken aan die drie vrienden van Daniël. Zij weigeren te buigen voor het beeld van koning Nebudkadnesar en ze kennen de sanctie, waartoe ze ook veroordeeld worden: de vurige oven, oftewel een verschrikkelijke dood. Maar na dat vonnis antwoorden die vrienden: ‘Als God ons daarin kan bewaren, zal Hij dat zeker doen. Maar ook als dat niet het geval is… blijven we onze God boven u plaatsen. U krijgt ons nooit klein.’ Nee, dit is geen mooi-weer-antwoord. En helemaal in de lijn van Psalm 124: geloven in God die vóór ons is, Hem als de Allerhoogste erkennen en op Hem vertrouwen, betekent niet dat niets je overkomen kan, dat je tegen alles beschermd bent. Zulk ‘succesevangelie’ is allesbehalve Bijbels. Wel dat zelfs in het vuur, in de grootste beproeving we niet alleen zijn. En dáárom is Hij lofwaardig, ook dan.
Afgelopen donderdag, tijdens de Dodenherdenking, werd ik hier zeer bij bepaald. Ik was bij het Metaheerhuis, achter gebouw De Haven aan de Oosthaven. Daar stond vroeger een Joods bejaardenhuis. Alle bewoners werden gedeporteerd en vermoord in concentratiekamp Sobibor. Bij dat Metaheerhuis was een intieme herdenking van alle omgekomen Joodse Gouwenaren. Twee keer 12 namen werden opgenoemd. Dat gebeurt ieder jaar. Indrukwekkend. Daarna werd het kaddisj gebeden, oftewel het joodse dodengebed. ‘Maar’, zei degene die het bad: ‘eigenlijk is het vooral een lofprijzing op God.’ Het raakte me diep. Ook met het oog op deze doden, waar ook kleine kinderen bij waren, werd God geprezen, werd niet nagelaten om zijn naam hoog te houden, en hoe:

Moge zijn grote naam gezegend zijn nu en voor altijd.
Gezegend, geprezen, gevierd, en hoog en hoger steeds verheven
Verheerlijkt, gehuldigd en bejubeld worde de naam van de Heilige,
gezegend zij Hij
hoog boven iedere zegening, elk lied,
lof en troost die op de wereld gezegd wordt
.

Of zoals het ook zo ongekend mooi en diep staat in dat andere bijbelgedeelte dat we vanmorgen ook lazen, Romeinen 8: ‘Als God vóór is ons, wie kan dan tegen ons zijn?’ Nee, ook hier geen ‘succesevangelie’. Er wordt genoeg opgesomd waar het allesbehalve ‘mooi weer’ is: tegenspoed, ellende, vervolging, honger, armoede, gevaar en het zwaard. Ja, zelfs de dood: met dat aangrijpende beeld van  schapen die afgevoerd worden voor de slacht. ‘Maar ín dat alles’, zegt Paulus (zingt hij eigenlijk), ‘zijn we meer dan overwinnaars.’ Hij zegt niet: ‘ondanks dat alles, maar ín dat alles zijn we meer dan overwinnaars.’ Niet omdat wij nu zo geweldig zijn, zo sterk, zo stoer, zo gelovig. Nee, omdat zijn liefde, zijn genade, zo groot is. Zijn liefde in Christus. Daarin ging Hij ver, heel ver. Want Jezus liet zich uit deze wereld wegdringen. Hij werd afgeslacht. Aan het kruis. Maar omdat Hij daarin zo ver ging, tot op de bodem, tot het bittere einde – voor ons! – heeft Zijn Vader Hem door de dood heengehaald. Het werd Pasen.
Ja, lees Psalm 124 nog eens een keer vanuit Christus en dan blijkt het een echte Paaspsalm te zijn. De HEER gaf Hem niet over aan de tanden van de dood. Het net van de dood scheurde en Jezus ontkwam. En door Hem en in Hem geldt dat voor een ieder die in Hem gelooft: Jezus leeft en wij met Hem. Hij is er voor ons, bidt voor ons, pleit voor ons, is op ons betrokken! In alles, in alle omstandigheden.

Of zoals de slotregel van de Psalm het zo kernachtig uitdrukt: ‘Onze hulp is in de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.’ Bekende woorden zijn het. Over herhaling gesproken: elke kerkdienst klinken ze. Als het votum, zoals het plechtig heet. Aan het begin van de dienst. Ja, dan al. Alsof we daarmee zeggen: deze hele dienst staat onder zijn regie, van Hem verwachten we het, van Wie anders?! Hij is immers de Schepper van hemel en aarde. Dus ook van ons. Zonder Hem zouden we er niet zijn. Zonder Hem zijn we niets. Onze hulp is daarom in zijn naam! Dat diepe besef moeten we ons telkens weer te binnen brengen. Zondag aan zondag. Week na week. Tot onze laatste zucht.
De meeste mensen hebben bij dat votum hun ogen dicht. Eerlijk gezegd ik ook. Dan beleef je deze woorden als een gebed. Zo was en is dat ook in de Rooms-katholieke liturgie. Voordat de priester de trappen van het altaar bestijgt, bidt hij deze woorden, met zijn ogen dicht.
In de oorspronkelijke setting van de Psalm zijn die woorden eigenlijk meer bedoeld als een belijdenis: dit geloven we, dit weten we, dit diepe besef is onze grondhouding. Dat we het helemaal verwachten van onze Schepper, onze HERE, Hij die zijn naam waarmaakt: ‘Ik ben die Ik ben, Ik ben erbij.’ Bij zo’n belijdenis kun je je ogen best openhouden. Hoewel, ik weet nog van een dominee uit mijn kindertijd die de geloofsbelijdenis juist altijd uitsprak met gevouwen handen en gesloten ogen: als een gebed, als aanbidding. Dat kan ook.
Hoe dan ook, of we onze ogen nu sluiten of open houden – voor beiden is veel te zeggen – het gaat om de inhoud ervan. En die is geweldig! Dominee Troost zegt ergens: ‘Soms, als ik deze woorden uitgesproken heb aan het begin van de dienst, krijg ik de neiging direct daarna de zegen uit te spreken, alsof de dienst al is afgelopen. Dan denk ik: wat moet ik nu nog verder zeggen? Alles is eigenlijk al gezegd. Alles. Werkelijk alles. Wat wil je nu nog meer weten dan weten dat je hulp is van de HEER?’ En zo is het!
Gezegend wie van die hulp weet, die deze HEER kent en volgt. Halleluja. Amen

zingen         met combo ELB 279 ‘wij blijven geloven’

dankgebed en voorbeden  

inzameling van de gaven

zingen                  Gezang 415:1,3

zegen