mededelingen
aanvangslied Psalm 90:1
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou Ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?’ Psalm 27:1)
zingen Opwekking 334
de dopelingen wordt binnengebracht
lezen van doopformulier
doopgebed
doopvragen
zingen (met combo) Opwekking 733
Wie houdt er hier van wespen? Niemand?! Waarom houd je niet van wespen? Omdat ze steken! Omdat ze ongevraagd op je limonade afkomen, of op je boterham met jam, of op je stuk vlees van de barbecue. Ik houd ook niet van wespen hoor. Helemaal niet. Maar wat doe je er aan? Hoe verjaag je wespen?
Weet je wat heel goed helpt? Dat hebben we eigenlijk pas ontdekt: water. Wespen houden helemaal niet van water. Daarom hebben we deze spuitbus op tafel staan. Nee, er zit geen haarlak in, maar gewoon water. En als er dan zo’n geelzwart gevaar, zo’n wesp aankomt, dan spuiten we een paar keer zo, naar die wesp en weg is-ie. En hij komt ook niet meer terug, want hij haat water.
Waarom vertel ik dit? Omdat je soms ook van die nare gedachten kunt hebben. Zoiets van: ‘ik stel niets voor.’ Of: ‘Ai, nu heb ik weer die domme fout gemaakt. Het gaat ook nooit goed.’ Of: ‘Jij doet het zo vaak verkeerd. Je doet zoveel zonden. God heeft nu genoeg van.’ Die gedachten komen bij de duivel vandaan, de tegenstander van God. En eigenlijk net als bij die wesp kun je dan water gebruiken. Niet letterlijk, maar ik bedoel het water van de doop. Dan zeg je: ‘Maar duivel, ik ben gedoopt. Ik heb het watermerk van God op me staan. God houdt van me, dat heeft Hij me beloofd bij de doop. Hij vergeeft me, al m’n fouten. Dat zegt dat water van de doop. Dat Jezus me vergeeft. Dat ik bij Hem hoor. En daar komt niets tussen. Ook jij niet, duivel.’
En dan gaat die duivel weg, net als een wesp voor water. Gebruik die doop daar maar vaak voor!!
bediening van de Heilige Doop aan Lisa Alida Geertruida Schuitemaker en Suze Magda Idith Geertruida Voorberg
zingen (staande) Gezang 335:6,9
vraag aan de gemeente
ouderling van dienst, Marco de Groot, overhandigt de doopkaarsen en -kaarten
de dopelingen worden weggebracht en de kinderen gaan naar de kindernevendienst
schriftlezing Jesaja 35
zingen Hervormde Bundel 1938 Gezang 111:1,4
tekstlezing ‘De woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde.’ (Jesaja 35:1,2a)
verkondiging Thema: Bloeiende woestijn
Gemeente van Jezus Christus, Erik en Jeannette, Harm en Leonie,
Ergens diep in het zuiden van Israël, midden in de Negev-woestijn, ligt een kibboets, een soort grote boerderij met van alles eromheen: eigenlijk een klein dorpje. In die kibboets kwam ooit Ben Goerion aan, de eerste premier van de staat Israël. Hij zag hoe daar jonge Joodse mensen bezig waren om de woestijn te irrigeren, oftewel met water te bevloeien, waardoor ze vruchtbaar werd en er van alles kon groeien. Ben Goerion was daar zo van onder de indruk, dat hij direct moest denken aan onze tekst uit Jesaja 35: ‘de woestijn zal bloeien…’ Voor zijn ogen gingen deze woorden letterlijk in vervulling en werden ze waar. Na zijn premierschap gingen zijn vrouw en hij daar dan ook wonen…
Nu is zo’n woestijn voor ons letterlijk ver van ons bed, maar dat was voor de eerste hoorders van Jesaja natuurlijk wel anders. Zoals voor ons de polder heel vanzelfsprekend is, zo was dat voor hen met de woestijn. Je zou het misschien niet zeggen, maar in zo’n woestijn kan het soms enorm regenen en dan schiet opeens overal groen tevoorschijn, bloemen zelfs. Maar dat gebeurt lang niet elk jaar. O nee, daar kan lange tijd overheen gaan. En dan kan zo’n woestijn juist oprukken en wat eerst nog een akker was of weidegrond helemaal verdorren, zodat het ook woestijn wordt. Als dat heel lang duurt – zoals bijvoorbeeld in de Sahel in Afrika – dan kun je de hoop opgeven: zal het ooit nog weer vruchtbaar worden hier? Zal het ooit nog gaan bloeien?
Geestelijk gezien voelt het volk Israël zich zo, nu ze in ballingschap in Babel zitten, ver weg van hun eigen vaderland, ver weg van de tempel in Jeruzalem, het huis van God: Zal het ooit weer goed komen? Zullen ze ooit weer terugkeren? Of is God hen vergeten? Heeft Hij hen aan hun eigen lot overgelaten? Dat zou terecht zijn trouwens, want door hun eigen afvalligheid zijn ze naar Babel verbannen. Maar hun leven, hun geloofsleven, voelt nu als een woestijn: dor, droog, doods en verlaten.
En wij? Niet voor niets is dit verhaal van de ballingschap herkenbaar in onze tijd. Een tijd waarin voor velen God ver weg lijkt en de kerk en het geloof steeds marginaler worden.
Ach, misschien klinkt dit allemaal nog te algemeen. Het kan ook je eigen verhaal zijn: je merkt zo weinig van de Here God meer. Vroeger ja, toen bloeide het, je geloof. Toen voelde je het. Toen was je er vol van. Maar nu… Of: zelf wil je het volhouden. Je weet ook dat dat niet vanzelf gaat, geloven is immers ook volharden, is iets van de lange adem; alleen zovelen om je heen, waaronder misschien wel je eigen kinderen of kleinkinderen, hebben er niet veel meer mee. En dat voelt ook als een woestijn. En je vraagt je af: zal het ooit weer…? Of: je bent getroffen door een ziekte, een crisiservaring, een ingrijpend verlies, psychische problematiek. Het kan je ziel rusteloos maken, dorstig en dor. Als een woestijn…
En dan die woorden van de profeet: ‘de woestijn zal zich verheugen, de dorre vlakte vrolijk zijn, de wildernis zal jubelen en bloeien, als een lelie welig bloeien, jubelen en juichen van vreugde.’ Jesaja mag de geweldige belofte van God doorgeven dat het kan veranderen. En dat deelt hij niet als een nieuwslezer mee. Nee, z’n ogen schitteren, z’n stem slaat over. Het is een blijde jubel. En daar eindigt het hoofdstuk ook mee: ‘ze zullen gekroond worden met eeuwige vreugde. Gejuich en vreugde trekken de stad binnen.’ Die hele profetie is dus letterlijk van begin tot eind getekend door een diepe blijdschap. Vanwege die geweldige toekomstige metamorfose: de woestijn gaat bloeien. Niet een beetje. Nee, als de Libanon en de Saron. Dat zijn gebieden die respectievelijk bekend staan om hun majestueuze bomen en hun eindeloze bloemenzee. En in plaats van een dor landschap, vol stof en barsten in de bodem, komen er waterplassen, met zelfs riet langs de oevers. Dat vind ik zo prachtig aan zo’n visioen als Jesaja 35. Het wordt voor je ogen geschilderd, zo beeldend en zo concreet: een bloemenzee in de woestijn, eindeloos groen, en water, zoveel water. Maar niet alleen de natuur zal een metamorfose ondergaan; ook de mensen (vers 5 en verder): blinden worden ziende, doven gaan horen, verlamden kunnen weer lopen, ja zelfs: springen en stommen gaan jubelen. Daar gaat de Here God zelf voor zorgen…
Deze woorden haalde Jezus aan, toen Johannes de Doper in de gevangenis zat en helemaal aan de grond zat. Vertwijfeld vroeg hij zich af of Jezus wel echt de Messias was. Of het wel waar was, van dat Koninkrijk van Hem, nu het met hem zo moest aflopen: gevangengenomen door Herodes. Het was dor en droog in Johannes’ leven geworden, als een woestijn. Maar Jezus liet hem boodschappen: ‘Hoor wat er gebeurt. Blinden zijn gaan zien, doven spreken, verlammen lopen, enz.’ Met andere woorden: ‘Aan die tekenen, aan die wonderen, die er rond Mij gebeuren, kun je zien dat dat Koninkrijk van Mij wel degelijk gekomen is en doorbreekt.’
Die metamorfose waar de profeet over spreekt, over jubelt eigenlijk, is dus niet alleen iets uiterlijks. Nee, het is ook een innerlijke metamorfose. Niet voor niets wordt er in vers 9 gesproken over ‘zij die verlost zijn’ en een vers later over ‘zij die de HEER heeft bevrijd.’ Die innerlijke metamorfose, dat verlost en bevrijd zijn, is ook niet los te zien van de Here Jezus Christus. In Hem worden zulke profetieën vervuld; krijgen ze hun diepte. Want God is in Christus naar ons toe gekomen. Juist om ons te verlossen van onze ballingschap in de zonde, van alles wat ons leven dor en doods maakt, en hoe het ook in ons leven kan gaan bloeien.
Dat gebeurt, wanneer Hij in ons leven komt, of zoals het in de taal van Jesaja heet: als we de weg tot en met Hem gaan, dan kan het gaan bloeien. Dat kan soms heel wonderlijk gaan. Iemand lag eens in het ziekenhuis en moest daar liters van die radioactieve vloeistof drinken. Dat smaakt allesbehalve lekker. Zacht gezegd. Er schoot zomaar door haar hoofd: ‘laat deze beker aan mij voorbijgaan…’ En toen dacht ze verder aan wat de Here Jezus voor ons had moeten doormaken – over verdieping gesproken! – hoe Hij die spreekwoordelijke bittere beker tot de laatste druppel had leeggedronken: de beker van zijn verschrikkelijke lijden, voor ons! En het raakte haar op deze manier diep: een bloem van dankbaarheid en stille verwondering schoot op.
Of in een relatie is de sjeu verdwenen. Alles lijkt dor en doods. Elk contact is stekelig als een cactus. Totdat er opeens iets gebeurt, onverwacht. Een daad van verzoening. Een gebaar van meeleven. Iets waar iemand echt mee geholpen is. Het is als dauw op droge harten. Er bloeit wat op…
Ja gemeente, wat kan er geen dorheid zijn tussen mensen, in gezinnen, in families, op het werk of tussen buren. Ik moest denken aan wat wij ooit zelf met onze buren meemaakten op de flat in Waddinxveen. We hadden midden in de nacht last gehad van flinke geluidsoverlast. Wij hadden daar wat van gezegd en ze waren daar laaiend over geworden. En passant kregen we ook nog naar ons hoofd geslingerd: ‘en jullie christenen, elke zondag vroom naar de kerk en dan zo doen!’ Vanaf dat moment was de sfeer helemaal verkild. Heel pijnlijk.
Tot we op een dag een briefje in onze brievenbus vonden, die vrienden van hen erin hadden gedaan. Bij alle flatbewoners trouwens. Buiten het medeweten van onze buren om wilden die vrienden hen ‘verrassen’ met een bezoek van de hele flat, ter ere van hun aanstaande huwelijk. Tja, wat moesten we doen? Ze hadden ons wel erg geraakt en zou ons bezoek geen olie op het vuur gooien? Maar ja, wat was ook alweer onze eigen trouwtekst? ‘Laat die gezindheid bij u zijn, die Christus Jezus had’! We belden aan. En ik zie nog dat gezicht van die buurvrouw: schrik en verbazing stonden er op. En toen brak een brede glimlach door: ‘kom binnen!’ En we hadden vervolgens een verrassend ontspannen bezoek, waarbij ze voor mij het lekkerste Belgische biertje ergens vandaan toverde. Het smaakte naar verzoening en dat hele bezoek leek op een bloem uit het asfalt…
Over opbloeien gesproken… Is dat ook niet de geboorte van een kind? Zeker als je daar zo naar verlangd en op gewacht hebt. Dan ervaar je dat als een wonder. Noem het een kleine bloeiende woestijn…
Zoiets is niet te organiseren. Dat ontvang je. Wij maken die woestijn niet bloeiend zeg maar. Maar we mogen elkaar er wel mee bemoedigen. Dat gebeurt ook op prachtige wijze in vers 3 van de profetie, waar de oproep klinkt: ‘Geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk. Zeg tegen het moedeloze volk: ‘wees sterk en vrees niet.’’ We worden dus opgeroepen om elkaar te versterken en te bevestigen. Blijkbaar schakelt de Here God ons daar ook bij in. Of dat nodig is? Zeker, want mensen kunnen uit het lood geslagen zijn, omver gepraat, aan de grond zitten. Wat is het dan verkwikkend als er mensen zijn, die je opzoeken, die naar je luisteren en die hoop blijven houden. Juist als je het zelf zo weinig meer hebt.
Dat is ook precies waarom er een gemeente is, een kerk: om elkaar vast te houden, om elkaar te versterken, om elkaar te steunen. Vanwege die hoop, dat de woestenij niet het laatste woord heeft.
Zeiden verschillenden van jullie dat tijdens het doopgesprek niet, dat je een kerk, een gemeente nodig hebt? Juist een gemeente waar je je thuis voelt, waar je je gesteund weet, ook als het gaat over het waarmaken van die doopbelofte om je kinderen op te voeden naar Gods wil. Maar hoe doe je dat dan? En wat helpt daarbij? Tijdens dat doopgesprek, met de ouderling erbij, spraken we daar eerlijk over.
Gemeente, zouden we dat niet veel vaker moeten doen? Elkaar ondersteunen, elkaar hoop bieden, elkaar versterken in dat kostbare geloof? Met elkaar de vlam van de hoop levend houden?
De woestijn van deze wereld en van ons leven kan dus weer gaan bloeien. Er kan vreugde en blijdschap komen, zelfs in de diepste pijn en de grootste smart. Zeker als we ontdekken dat God komt, dat Hij in Jezus gekomen is, middenin deze wereld, en midden in ons leven. Dat heeft Hij nog eens onderstreept in de doop. Dat Hij met ons een verbond sluit en onze grote Bondgenoot wil zijn. En dat niets je kan scheiden van Zijn liefde. Dat schenkt toch een diepe vreugde, en daar bloeit dan toch de bloem van de liefde, aan de stengel van de hoop en met de wortels van het geloof in Hem gegrond?!
En weet je, dat zijn voorproefjes van die geweldige toekomst die ons wacht. Net als die bloeiende woestijn in de Negev-woestijn een voorbode is van het herstel van Israël, en van een nieuwe wereld die komt, waarop geen woestijn meer zal zijn, geen dor- en droogheid meer, geen vruchteloosheid en dood. Die toekomst waar Jesaja zo concreet over mag spreken. Denk jij daar wel eens aan, hoe het zal zijn op de nieuwe aarde? Stel je voor: geen enkele handicap meer. Handicaps die het leven van mensen nu zo kunnen beperken, kunnen isoleren. Maar dat is er dan niet meer: geen enkele blinde, geen enkele dove, geen enkele gehandicapte of zieke. Dus ook geen instellingen meer, geen ziekenhuizen meer. Maar ook geen gevangenissen, geen rechtbanken, geen kazernes. Dat is allemaal niet meer nodig, want er zal geen kwaad meer gedaan worden en geen oorlog meer gevoerd. Nee, voor altijd vrede, voor altijd goed, voor altijd de Here God heel dichtbij en voor altijd blij en heel gelukkig. Zou je daar niet naar verlangen? Naar Hem die komt, om die nieuwe aarde te maken?!
Weet je: de doop is daar ook een teken van! Ook daar hadden we het over tijdens dat doopgesprek, over de symboliek van het water van de doop. Water duidt op leven. Paulus schrijft ergens dat de doop ons verbindt aan de Here Jezus Christus: aan zijn sterven. We zijn met Hem begraven, dat wil zeggen: onze zonden en onze schuld zijn met Hem gestorven; die nam Hij mee het graf in. Én we mogen met Hem opstaan in een nieuw leven. Dat is niet alleen een leven van vernieuwing. Dat is ten diepste ook het nieuwe leven dat ons eens wacht. De opstanding. Het leven voor altijd bij Hem. De doop is dus ook een teken van hoop. Dat rijmt niet alleen letterlijk…
Wat een geweldige genade dat God ons dat nu al wil schenken. Aan de kleine Suze en Lisa, en aan ons allemaal. Dat cadeau pak je dan toch ook uit? Daar leef je toch uit? Als ouders, als kind, als mensenkind. Ook morgen. Hoor maar wat Geert Bogaard dichtte bij een doopdienst:
Neem het kindje
nu blij mee
naar huis.
Er is meer dan
’s wereld
beloop.
Op een dag
zal het kindje
gaan vragen:
wat is dat
de doop?
Zeg dan:
heengaan
door water.
Waarheen
zal het kindje
dan vragen.
Vertel van
een andere
wereld
vertel
van de hoop.
Amen
zingen (met combo) Evangelische Liedbundel 224
dankgebed en voorbeden
inzameling van de gaven
zingen Lied 416 uit het Nieuwe Liedboek
zegen
zingen (als gezongen amen) Gezang 456:3
0 Reacties