aanvangslied   Gezang 318:1,2

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst          ‘Gelukkig wie wonen in uw huis, gedurig mogen zij U loven (…) Beter één dag in uw voorhoven dan duizend dagen daarbuiten, beter op de drempel van Gods huis dan wonen in de tenten der goddelozen.’ (Psalm 84:5,11)

zingen      Gezang 318:5,7,8,10

lezing van het gebod van God         uit Micha 6

zingen      Psalm 86:4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest
 

zingen (kinderlied)   Evangelische Liedbundel 262 ‘Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’

kindermoment

Kijk wat ik heb meegenomen: een rugzak. Waar neem je die mee naar toe? Naar school. Inderdaad. Wie neemt er nog meer een rugzak mee naar school. Nou ja, zeker als je overblijft tussen de middag hè…
Eens even kijken wat er in deze rugzak, eh schooltas zit… Een brooddoos. Hé, wat is dit nou? Voor een banaan. Fruit is ook belangrijk. Drinken. En wat is dit? Een agenda… Wat hebben jullie in je schooltas zitten?
Lijkt de kerk ook een beetje op een school? Niet in alles. We geven hier geen cijfers. Het duurt ook wat korter dan een hele schooldag. Maar er zijn niet alleen verschillen. De kerk, geloven, heeft zeker ook iets van een school. Hoe noemde Jezus z’n vrienden die altijd bij Hem waren, die met Hem meegingen? Discipelen, leerlingen betekent dat. Geloven betekent zeker ook leren. Je hele leven lang: bijleren en afleren. En wat is daarbij belangrijk? Waar leren we uit? Uit de Bijbel!
Kijk, laat die nou ook in die schooltas zitten. Dit is wel een hele mooie Bijbel: een Samenleesbijbel. Daar staat de hele Bijbel in, maar ook puzzels, liedjes en vragen om over door te praten. Ik lees er nu een stukje uit voor, waarbij geloven zeker ook wordt vergeleken met school:

1Luister goed! Vergeet mijn wijze lessen niet, onthoud ze goed. 2Ze zorgen ervoor dat je lang en gelukkig leeft. 3Wees altijd goed en trouw. Denk steeds aan mijn lessen, denk er altijd aan. 4Dan zullen God en de mensen van je houden. Ze zullen respect voor je hebben.
5-6Je moet op de Heer vertrouwen. Denk aan hem bij alles wat je doet, dan zal hij je helpen. Denk niet dat je alles zelf kunt. 7Wees niet eigenwijs, maar heb ​eerbied​ voor de Heer. Blijf uit de buurt van slechte mensen en doe geen kwaad.
8Dan zul je sterk en gezond zijn. (Spreuken 3:1-8 uit De Samenleesbijbel)

Hoor je het. Een paar vragen erbij zijn de volgende: 1) Bij wie of waar kun je wijsheid vinden? 2) Ken jij mensen die je echt wijs vindt? Daar gaan we het nu niet verder over hebben. Misschien op de kindernevendienst of anders thuis. Een goede kindernevendienst en vooral een goede tijd op de school van het geloof!

schriftlezing 1 Psalm 27. Daarna zingen we Psalm 27:1.

zingen      Psalm 27:1

schriftlezing 2 Lukas 10:38-42.

zingen      Psalm 27:2

tekstlezing        ‘Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER alle dagen van mijn leven, om de liefde van de HEER te aanschouwen, hem te ontmoeten in zijn tempel.’ (Psalm 27:4)

verkondiging   Thema: ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog’

Gemeente van Jezus Christus,

Ergens in de Franse Provence is een oude steenmijn. Deze functioneert allang niet meer als mijn, maar als een audiovisueel schouwspel onder de poëtische benaming ‘Carrières de Lumières’: https://www.carrieres-lumieres.com/ In de immense ruimte, die trouwens ook heerlijk koel is (geen overbodige luxe in de smoorhitte), worden op de muren en zelfs op de grond allerlei schilderijen geprojecteerd – ik denk dat er wel meer dan 100 beamers zijn. Je wordt dus helemaal door die kunstwerken omgeven. Er zit beweging in. Toen wij er waren, zagen we bijvoorbeeld een dansend echtpaar uit een schilderij van Renoir over die eindeloze muren zwieren. Er klonk prachtige klassieke muziek. We gingen ergens zitten en lieten het over ons heenkomen. Op een gegeven moment stootte Mirjam mij aan en wees mij op een jongetje achter ons. Hij was op een stenen bank gaan staan en schudde vol ongeloof zijn hoofd: ‘hoe kan dit?!’ Zijn ogen waren groot en rond van verbazing en verwondering. Hij hief zijn armen in verrukking omhoog. Ik genoot gewoon van zijn genieten. Een Psalmregel schoot door mijn gedachten: ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog’.

Het is een regel uit de berijming van Psalm 27, die we net hebben gelezen én gezongen. Dat is een lied vol verlangen. Verlangen naar het huis van God, de tempel. De dichter weet dat hij daar veilig is. En dat heeft hij nodig, want zijn leven is een bedreigd bestaan. In vers 2 en 3 gaat het over ‘kwaadwilligen’, die als roofdieren hem levend willen verslinden en over ‘vijanden’, die hem belagen. Er wordt zelfs gesproken over een oorlogssituatie. ‘Van David’, staat er boven de Psalm. Bij hem kunnen we ons zulke situaties levendig voorstellen. Maar bij andere mensen natuurlijk ook. Niet voor niets is dit lied in het Psalmenboek terechtgekomen, omdat het zo herkenbaar was en ís: dat bedreigde bestaan, dat gevoel van onveiligheid – ik denk alleen al aan christenen in Syrië of Noord-Korea nu – of een diepe crisis (en dat kan ons allemaal overkomen). Herkenbare woorden dus, tot op de dag van vandaag…

Maar de psalmdichter weet een plek waar hij veilig is: in het huis van God. Niet voor niets lag die tempel bovenop een berg, de berg Sion in Jeruzalem, en had hij wel iets weg van een fort: met z’n dikke muren en hoge gebouwen. En daar gold ook een soort asielrecht: daar konden aanklagers je even niets doen, daar was je veilig. Maar die veiligheid ervaart de dichter vooral bij Degene aan wie die tempel gewijd is, wiens huis het is: de HERE God. Niet voor niets begint daar z’n lied ook mee: ‘De HEER is mijn licht, mijn behoud, wie zou ik vrezen? Bij de HEER is mijn leven veilig, voor wie zou ik bang zijn?’ Er zijn weinig Psalmen die met zulk geloofsvertrouwen, met zoveel zekerheid inzetten. Het klinkt bijna té, te zeker, te stoer ook. Of heeft het juist alles te maken met de zekerheid die er in God te vinden is? Met de ijzersterke band die zijn liefde is?! Zoals Paulus later zou uitroepen: ‘Niets kan ons scheiden van de liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.’ Ja, zo moet het toch zijn: die zekerheid is wel een geschonken zekerheid. Die vinden we niet in onszelf, maar die krijgen we van de Here. En blijkbaar is er een plek waar die zekerheid en die veiligheid vooral te vinden zijn: in het huis van God. En daarom verlangt de psalmdichter er ook zo naar.

Dat verlangen blijkt volgens onze tekst van vanmorgen wel heel sterk te zijn: ‘Ik vraag aan de HEER één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de HEER.’ Het is duidelijk niet het verlangen naar een korte kick, naar een vluchtige intense ontmoeting. Nee, hij wil er blijven, wonen zelfs, alle dagen van zijn leven. Waarom? Om er de liefde van de HEER te aanschouwen. Daar is hij namelijk niet zomaar op uitgekeken. Daarom is die berijmde psalmregel ook zo mooi: ‘hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog.’ Dat klinkt naar een schaap dat heerlijk rustig aan het grazen is. Daar alle tijd voor heeft en neemt. Zo doet het oog van de dichter zich tegoed aan de liefde van de HEER.
Dit kan trouwens ook anders vertaald worden. Ida Gerhardt vertaalt: ‘dat ik Gods luister aanschouwe’ en de Willibrordvertaling: ‘om te genieten van de pracht van de HEER.’ En Lloyd Haft dicht: ‘Eén ding heb ik verlangd: dat in mijn ogen uw schoonheid worde gelezen.’ Je kunt dat nogal zeldzame Hebreeuwse woord dat hier oorspronkelijk gebruikt wordt dus ook vertalen met ‘pracht, luister of schoonheid.’ Want niet alleen in zo’n Franse mijn kun je overweldigd worden door  schoonheid, van de schilderkunst in dit geval… De dichter is zelf diep onder de indruk geraakt van de grandeur en pracht van de tempel: de gebouwen, het koper, het goud, de gewaden van de priesters, de offerdienst, de muziek, de liederen. Het is een schoonheid die ook weer niet losstaat van die liefde, van die gunst, zoals je dat Hebreeuwse woord dus ook vertalen mag. Nee, want in die voorhof stond bijvoorbeeld het brandofferaltaar, waar offers ter verzoening werden gebracht, waar mensen weer mochten opleven van Gods genade en vergeving. In die tempel werd ook voor mensen gebeden. Ze ontvingen de zegen: de liefde van God werd op hun hoofden en in hun harten neergelegd. Er werd gezongen: liederen waarin Gods goedheid en trouw werden geroemd, waar mensen zich door opgetild wisten. Ach, is die liefde van God, is Hij zelf ook niet zo mooi, zo prachtig, zo puur, zo vol schoonheid?!

Nu is de tempel er niet meer. Hoewel: de protestanten in Frankrijk noemen hun kerkgebouw ‘temple’… Zou onze tekst dan ook niet van toepassing zijn op de kerk? Hier mag onze ziel toch weiden met een verwonderd oog? Daarvoor gaan we toch ook naar de kerk? Professor van Ruler schreef ooit het boekje ‘Waarom zou ik naar de kerk gaan?’ Ik heb het hier vaker genoemd, maar het is ook zo’n kostelijk boekje. Hij geeft daarin maar liefst 21 redenen om naar de kerk te gaan. Eén daarvan luidt: ‘om het bijschrift bij het plaatje te lezen.’ In de wereld, zeker als schepping, is genoeg te zien. Genoeg plaatjes, prachtige plaatjes. Maar er staat om zo te zeggen geen bijschrift bij. Wie erachter zit en wie Diegene is. Dat Hij onze Schepper is, en onze Verlosser. En dat dat alles met Zijn liefde te maken heeft. Nee, dat ontdek je niet in de wereld. Dat verklarende bijschrift zeg maar lees je hier in de kerk. En als je je daar werkelijk voor openstelt en daardoor aangesproken wordt, raak je ook ondersteboven van de impact daarvan: de schoonheid, de waarheid, de lieflijkheid ervan.
Het mooie in de kerk is ook, dat je dat met je eigen ogen mag zien. Met name bij die zichtbare tekenen van Gods liefde, de sacramenten van doop (vorige week nog!) en avondmaal (aan het eind van deze maand). Dan zie je dat water gaan: veelbetekenend. Dan zie je het gebroken brood en de vergoten wijn: veelzeggend. Ja, want je kijkt verder dan die uiterlijke tekenen: je weet en je mag ervaren dat het vensters zijn naar Gods hart, naar de Here Jezus, het gezicht van God.

‘Maar die tekst is toch op z’n minst een beetje overdreven?! Álle dagen van je leven wónen in het huis van de HEER… We hoeven met elkaar toch niet in een soort klooster te gaan zitten, waar we alleen maar bezig zijn met de dingen van God? Er moet toch ook gewoon gewerkt en gezorgd worden?’
Natuurlijk. Dat gold voor David ook. Zijn koningschap was een continue omschakelen… En al die andere Israëlieten, buiten de priesters en de Levieten, moesten ook allemaal weer terug het gewone leven in. Die gewone Israëlieten woonden echt niet letterlijk in die tempel en verbleven daar ook niet alle dagen van hun leven. Het betreft hier poëzie. Het gaat erom dat de psalmdichter wil uitdrukken dat hij in de tempel echt thuiskomt bij God, dat de ontmoeting daar met God het centrum is van zijn bestaan. Vergelijk het met een haven, waar een schip aanmeert, opnieuw bevoorraad wordt, de opvarenden tot rust komen om daarna de reis weer te hervatten. Zo ervaart de psalmdichter die tempel. En zo mag voor ons de zondag zijn en specifiek de kerkgang. Zonder kun je toch eigenlijk niet? En zowel, dan mag je wel eens eerlijk de diepgang van je relatie met God peilen… Je hebt dat ‘bijschrift’ zeg maar toch nodig om je weg te vinden door deze wereld en door het leven?! Trouwens, dat geloof dat hier versterkt wordt, dat aanschouwen van Gods prachtige liefde, dat heb je dan toch ook niet in de pocket? Nee, dat laat de rest van de Psalm ook wel zien. Hij mag dan wel beginnen met die zekerheid, dat vertrouwen en die veiligheid; vanaf vers 7 klinken er hele andere tonen: een roep om genade, een smeekgebed dat God hem niet afwijst, een diepe en vertwijfelde klacht zelfs. Ja, dit klinkt zo anders dan dat eerste deel van de Psalm, dat verschillende uitleggers stellen dat het hier om oorspronkelijk twee verschillende liederen zou gaan. Ik geloof daar niets van. Niet alleen omdat bepaalde woorden en thema’s juist in beide gedeelten voorkomen – er is dus meer eenheid dan je op het eerste gezicht zou zeggen – maar vooral ook omdat dit toch helemaal past bij het leven van een gelovige. Dit: dat geloven niet iets is wat je in je broekzak hebt, maar dat elke keer weer gevraagd en geschonken moet worden. Dat zich ook regelmatig moet heenworstelen door twijfels en aanvechtingen. En dat in dat huis van God je ook mag komen zoals je bent: met je dankbaarheid, je vertrouwen, maar tegelijk ook met je zoeken, je twijfels en je klachten, oftewel ál die kanten van Psalm 27. En door zo te komen, eerlijk, met heel je hebben en je houwen, kan God ook met je aan het werk. Dan kunnen zijn woorden bij je landen. Dan kun je zo’n bijschrift bij het plaatje ontvangen. Ook bij de persoonlijke plaatjes van je eigen leven.
Zoals iemand tegen me zei: ‘dominee, het leek wel alsof dat bepaalde gedeelte van die preek echt voor mij gemaakt was. Het sloot precies aan bij datgene wat ik nu meemaak en ik kreeg er zo ook antwoorden op.’ Nou, dat is niet iets wat een dominee doet. Dat is de Heilige Geest. Dat is de ontmoeting met de Here, net zo persoonlijk, net zo echt, als in de Psalm gebeurt. Diegene kan daarom niet zonder de kerkdienst, ook niet in die moeilijke periode waar ze zich nu in bevindt. Ze merkt dat ze juist nu zo thuis is in Gods huis, met al haar hebben en houwen.

Ach, als Jezus zelf dat al had. Ik bedoel: als 12-jarige jongen zijn zijn ouders hem kwijt. Ze vinden hem in de tempel, waar Hij gebleven was en met de schriftgeleerden aldaar in gesprek is. Als zijn moeder hem licht verwijt: ‘wat heb je ons aangedaan; we hebben zolang naar je gezocht’, dan zegt Jezus: ‘Waarom? Wist u niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’ En zo zocht Hij elke keer het contact met zijn Vader, ook in de stilte en de eenzaamheid; opvallend genoeg vaak voor beslissende momenten. De persoonlijke omgang met zijn Vader was de uitvalsbasis zeg maar voor zijn dienst aan de mensen. Zo wezenlijk was het voor Hem. Zou het voor ons dan anders zijn?!

‘Eén ding heb ik gevraagd’; die woorden uit onze tekst geven dus vooral aan hoe wezenlijk, hoe belangrijk de ontmoeting met de Heer is. ‘Eén ding’… Je komt dat letterlijk ook zo tegen in het Evangelie, waar Jezus dat tegen Martha zegt. Zij was veel te druk. Ze had geen tijd om net als haar zus Maria aan Jezus’ voeten te zitten. Ze moest sloven, rennen en weer doorgaan. Dat moest ze alleen van zichzelf natuurlijk. Maar juist die plek aan Jezus’ voeten: de ontmoeting met Hem, het luisteren naar Zijn woorden; dat is in Jezus’ eigen woorden dat ene dat echt noodzakelijk is, het beste deel.
Dat ene ding waar onze tekst uit Psalm 27 over spreekt: zijn liefde aanschouwen,  Hem ontmoeten. Mooi woord trouwens in het Nederlands: ont-moeten. ‘Moeten’ is namelijk een woord dat haaks staat op de ontmoeting met God. Die relatie wordt immers getekend door vrijheid. Vrij van banden, vrij van dwang, groepsdruk, pressie en weet ik wat al niet. Nee, je mag komen zoals je bent en gaan zitten aan zijn voeten. Net als Maria. Ja, als de Bijbel opengaat hier en we luisteren, we luisteren naar de verkondiging; dan zitten we net als Maria aan Jezus’ voeten. De Heilige Geest verbindt ons immers aan Hem. We zijn dan gelijktijdig met het verhaal uit de Bijbel. We zitten daar en luisteren stil naar Hem. We horen die heerlijke woorden die ons niet opjagen, maar oprichten. We zien geen veroordeling en afwijzing, zoals zo vaak in deze wereld, maar we zien zijn genadige blik. We worden niet bang gemaakt, maar mogen schuilen achter Hem, die de angst overwint. Kortom, als een schaap doet onze ziel zich tegoed aan de grazige weiden van zijn woord, aan het verkwikkende water van zijn beloften. ‘Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog.’

Ik zie dat jongetje nog staan in die grote koele ruimte van die mijn: ogen tekort had hij voor al die geprojecteerde beelden. Z’n mond viel letterlijk open van verbazing.
Zo veel meer mogen we verwonderd raken over wat de Here ons te bieden heeft, hier in zijn huis en in de persoonlijke omgang met Hem. Over koel en fris gesproken. Ik moest denken aan een gedicht van Michel van der Plas. Michel van der Plas heeft veel geschreven: als journalist, tekstschrijver en liedjesschrijver. Maar het meest raken mij zijn gedichten, juist omdat ze zo kwetsbaar en eerlijk zijn. Ze staan in de toonsoort van de Psalmen zeg maar. Zo kwam ik een gedicht van hem tegen dat zo teder spreekt over de ontmoeting met de Here, verkwikkend en nabij. Daar wil ik mee afsluiten:

BIJ DE BRON

Heer, kom in de middaghitte
van de rode zomerzon
vol erbarmen bij mij zitten
en vertel mij van uw bron.

Enkel al als U gaat spreken,
wordt het helder, wordt het fris.
Kom en wees het hemels teken
van volmaakte lafenis.

En vertel mij van uw water,
levend in zijn klare val,
dat de dorst van nu en later
eeuwigdurend lessen zal.

Was mij, meester vol genade,
in het leven dat Gij zijt.
Laat mij in de waarheid baden
die mij van het kwaad bevrijdt.

Laat mij zo gezuiverd komen
tot de eeuwige fontein
die van alle mensendromen
de voleindiging zal zijn.

Amen

zingen      Gezang 472:1,2,3,6

dankgebed en voorbede

dienst van de offeranden

slotlied     Psalm 111:1,6

zegen