aanvangslied          Psalm 93:1,2

stil gebed

votum en groet

openingstekst                    ‘Moet je door het water gaan – Ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd.’ (Jesaja 43:2a)

zingen      Psalm 93:3,4 

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

schriftlezing      Jozua 3

zingen           Psalm 66:2

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Aan de oever van de Jordaan is Israël gelegerd. Aan de overkant ligt het beloofde land. Eindelijk, eindelijk mogen ze het binnengaan.
Maar hoe?! Er is geen doorwaadbare plaats. Het is immers de tijd dat de rivier op z’n breedst is. Normaal is de Jordaan zo’n 40 meter breed. Maar in deze tijd, nu er zoveel smeltwater uit het gebergte in het noorden, en andere neerslag in de rivier verzameld is, nu is de smalle Jordaan veranderd in een brede rivier, die ver buiten z’n oevers getreden is. Een rivier van honderden meters breed, met ijskoud, snelstromend water.
Hoe moet het hele volk hierdoorheen?! Dus ook de oudere mensen, de kleine kinderen, de zwakken, het vee?

Drie dagen verkeert het volk aan de oever. Ze zien het beloofde land aan de overkant, maar ze zien ook het ijskoude, woeste water: zo breed, zo diep. Het is nu wel de minst geschikte tijd om over te steken. Het zal niet gaan.
Drie dagen vormen in de Bijbel wel vaker een tijd van wachten voor een beslissende wending van Gods kant. Denk aan de drie dagen waarna Jezus opstond uit de dood. Ja, daar heeft dit verhaal uit Jozua veel van weg. Het is een Paasverhaal.
Het gebeurt inderdaad op Gods wijze. De ark moet voorop gaan, gedragen door de priesters. De ark, die gouden kist, teken van Gods aanwezigheid, teken van Gods verbond.
Die ark gaat voorop. Het volk moet op eerbiedige afstand volgen. 2000 el moet er tussen ark en volk zijn. Dat is zo’n kilometer. Dit wordt Gods werk. Hij maakt een weg, waar geen weg leek.

Alleen voorop, alleen vooruit. Inderdaad, het is een Paasverhaal, dat niet los staat van de Passie. Want wie denkt er niet aan die andere Jozua, Jeshoea? Aan Jezus, in de beslissende fase, als zijn lijden, zijn passie, zich toespitst? Alleen zoekt Hij, al biddend, al worstelend, in de hof van Gethsémané het aangezicht van zijn Vader. Alleen wordt Hij gevangengenomen. Z’n discipelen vluchten weg. Petrus volgt nog even – op afstand – en laat Hem dan ook vallen, verloochent Hem. Alleen gaat Jezus de diepte van de dood in, die verschrikkelijke dood aan het kruis, de godverlatenheid in. Maar Hij gaat. En wij kunnen alleen maar op eerbiedige afstand naar Hem zien.

De priesters zijn met de ark bij de Jordaan gekomen. Gods opdracht is om het water in te stappen. Dan zal er een wonder gebeuren.
Je zult daar staan als priesters, met tussen jullie in de ark, maar vlak voor je dat kolkende, ijskoude water, dat al snel metersdiep wordt. ‘Zet je voet maar op het water.’ Tja…
Misschien hebben ze wel eerst hun grote teen erin gestoken en keken ze gespannen naar het water: ‘Zou het echt?’ Of zegt dat meer over mij, of over u en jou? Hoe dan ook, ook een flinter geloof is geloof, en is God genoeg. Ieder geloof dat, dwars tegen alles in, misschien nog aarzelend en bevend, het toch van God verwacht, zich aan Gods beloften vastgrijpt, het opent een nieuw perspectief: Gods perspectief.

Ja, het wonder gebeurt. Vaak hebben we het idee dat er direct naast de priesters een muur van water oprees, maar het is anders. Vele kilometers stroomopwaarts, bij de stad Adam, vlakbij Saretan, – en dat is echt zo’n 50 kilometer verderop –  daar komt het water tot stilstand. En de rest stroomt weg, totdat er een droge bedding ligt, en kan dat immense volk, van klein tot groot, naar de overkant. Staat het water stil, omdat er verderop een aardverschuiving heeft plaatsgevonden, waardoor er een natuurlijke dam ontstond, zoals bepaalde uitleggers zeggen? We weten het niet. Hoe dan ook, de Here God maakt een weg, waar geen weg mogelijk leek. Ja, het is Gods werk. En om het volk daar van te doordringen, moeten de priesters met de ark in het midden van de drooggevallen Jordaan gaan staan, totdat iedereen aan de overkant is. Zoals Jozua tegen het volk gezegd heeft (vers 10): ‘U zult merken dat de levende God in uw midden is.’ Eerst was er nog de afstand, toen de priesters met de ark voorop gingen, maar nu passeren ze de ark, weten ze dat de levende God hiervoor gezorgd heeft. Hij die zo wonderlijk en reddend in hun midden is.

Vandaag vieren we het Heilig Avondmaal. Enerzijds is daar ook de diepe eerbied, het grote ontzag voor de weg die Christus gegaan is. Door de diepte. Voor ons uit. Alleen. Al Gods golven zijn over Hem heengeslagen. Hij heeft zichzelf voor ons gegeven. Zijn lichaam. Zijn bloed.
Maar tegelijk mogen we aan de tafel ook heel dichtbij Hem zijn, komt Hij heel dichtbij ons, is Hij in ons midden, als de Levende Heer. Het heeft dan iets van Israël dat door de Jordaan trok, terwijl ze de ark en de priesters passeerden. Zo kunnen wij ook verder, is er voor ons toekomst, ligt het beloofde land voor ons, het land van louter licht, en mogen we daar nu al een voorsmaak van krijgen.
Ja, we mogen hier gedenken en geloven dat we in Christus alles ontvangen wat we nodig hebben. Zoals Paulus in Romeinen 8 uitjubelt: ‘Als God zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, zal Hij ons met Hem niet alles schenken?’ Ja, ‘niets kan ons scheiden van zijn liefde. Ook het water niet dat ons aan de lippen kan staan, de golven die over ons heenslaan, zelfs de doodsjordaan niet.
Daar mag je van verzekerd worden, hier aan zijn tafel. Hoe Hij in ons midden is, hoe Hij zich aan u en jou geeft. Zoals Jaap Zijlstra dat eens aangrijpend verwoordde, vanuit het perspectief van Christus zelf:

BROOD EN WIJN 

Breekbaar
geef Ik mij uit handen.

Weerloos
stroom Ik u toe.

Neem, eet,
Ik ben uw lichaam,
Ik ga in u op.

Neem, drink,
Ik ben uw bloed,
Ik vloei met u samen.

Amen

lezing avondmaalsformulier

zingen  Evangelische Liedbundel 284

nodiging

uitdeling en communie

aan de tafel werd gelezen uit Romeinen 8:31-39 en gezongen uit Gezang 217

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied          Psalm 107:3

zegen