Orgelspel 

Stil gebed

Votum en groet

Openingstekst        ‘Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ​ziekte​ vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht. Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.’ (Jesaja 53:3,4a)

Zingen           Gezang 178: 1,4,6,8,9,10 Jezus, om uw lijden groot

Gebed om de verlichting met de Heilige Geest

Schriftlezing             Johannes 19:1-19 (Herziene Statenvertaling)

Tekstlezing   Joh. 19:5b ‘En (Pilatus) zeide tegen hen: Zie, de mens!’

Verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Deze week zag ik een indringende afbeelding. Het was een tekening, waarbij je Jezus op een ziekenhuisbed ziet liggen. Zijn armen zijn gespreid, als de Gekruisigde. Boven zijn hoofd staat, op een bordje: INRI. De bekende Romeinse afkorting die Pilatus had laten bevestigen op het kruis: ‘Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden’ betekent die afkorting in het Latijn. Op de tekening ligt Jezus nu vast aan slangen, voor beademing en infuus.
Stations of the Cross, Corona Christ luidt de titel van deze prent. Het is dus een moderne kruiswegstatie, een hele moderne, een zeer actuele, want het typeert Jezus de Gekruisigde als een Coronaslachtoffer, op de IC.
Het is een heftige tekening, shockerend ook. Maar tegelijk ontroerde het me ook. Als we in het Evangelie lezen dat Jezus de Zoon des mensen is, die onze ziekten op zich heeft genomen, en dat Hij kan meevoelen met al onze zwakheden, dan geldt dat toch ook voor corona?! Hij voelt mee, Hij lijdt mee…

Over een shockerend beeld gesproken… Als Pilatus Jezus ziet staan, nadat Hij door de Romeinse soldaten is toegetakeld, onthutst hem dat. Zoals Jezus daar staat: de doornenkroon diep in het hoofd gedrukt. De kapotgeslagen rug, de handen, strak vastgebonden door het ruwe touw, z’n ogen, rooddoorlopen, gevuld met tranen: toonbeeld van ellende, zo deerniswekkend. Deze mens kan toch niet schuldig zijn aan rebellie tegen de keizer?! Van Hem heeft de keizer niets te vrezen.
Dan krijgt Pilatus een idee. Hij ziet nog een kleine kans om Jezus van de kruisdood te redden. Als hij deze mens zo aan de mensen daar buiten op het plein toont, dan moeten ook zij met deernis vervuld worden. Dan zullen ze op het uitgeroepen doodvonnis terugkomen en Hem alsnog het leven gunnen. En zo zegt Pilatus het ook tegen de mensen buiten: ‘Ik breng Hem voor jullie naar buiten, opdat jullie weten dat ik geen schuld in Hem vind.’
En dan komt Jezus naar buiten. Bebloed, met de potsierlijke doornenkroon op en die verschoten soldatenjas om. En Pilatus roept in z’n moerstaal, het Latijn van de Romeinen: ‘Ecce homo – zie de mens!’ Kijk, daar heb je ‘m nou, de persoon in kwestie, om wie jullie je zo druk maken… Een beklagenswaardig, een nietswaardig mens!’ En je hoort de verachting ervan afdruipen, voor die meute op het plein én voor Jezus.

En toch, hoe shockerend, hoe kwetsend Pilatus’ woorden ook zijn, hij heeft het bij het rechte eind, ook al beseft hij het niet.
Pilatus raakt hier namelijk de kern: ‘Zie hier, de mens.’ Hier zie je nou de mens. Wat er van de mens geworden is. Het is vrijdag als deze woorden klinken, de zesde dag van de week… De zesde dag… Slaan we de Bijbel helemaal in het begin open, dan lezen we dat juist op de zesde dag de mens geschapen wordt en zie, het was zeer goed! Maar kijk nu, op deze zesde dag, deze vrijdag, op het bordes van Pilatus’ gerechtsgebouw, zie wat er van de mens geworden is. Zie de mens. Ja, kijk maar goed. Ach, die doornenkroon vertelt zonder woorden al zoveel. Want ook die doornen brengen ons terug naar het begin van de Bijbel: twee hoofdstukken verder: Genesis 3 om precies te zijn. Het hoofdstuk van de zondeval. Ons hoofdstuk… Over onze diepe val, veroorzaakt door onze eigen hoogmoed, omdat we als God willen zijn. Door die opstand tegen God is de zonde de wereld in gekomen, met alle verschrikkelijke gevolgen van dien. Ja, en juist de doornen staan daar symbool voor. Hoe had God het immers gezegd tegen Adam en Eva: ‘Om uwentwil is de aardbodem vervloekt. Al zwoegende zult je daarvan eten zolang je leeft, en doornen en distels zal hij voortbrengen.’ Doornen en distels zijn dus de vruchten van onze zonden. Doornen staan voor de gevolgen van de zonde. We leven in een gebroken schepping. Juist in deze tijd ervaren we dat sterk met dat coronavirus: dat onze schepping gebroken is, dat zo’n onzichtbaar virus zoveel kan kapotmaken en in z’n greep kan krijgen. ‘Corona’ is trouwens ook Latijn en betekent ‘kroon’… Ik zie het vandaag terug in die doornenkroon op Jezus’ hoofd: Corona Christ…
Doornen… We leven in een gebroken werkelijkheid, met niet louter zegeningen, maar ook de vloek, dat wat pijn doet, wat ons verwondt. Pijn, moeite en verdriet. Dat is ons lot geworden. En het wordt ons getekend in die doornenkroon op het hoofd van die ene mens.

Maar ook de mantel die Hij omgeslagen heeft, spreekt boekdelen. Het is namelijk een purperen mantel. En de kleur purper is in de Bijbel hetzelfde als scharlaken en wie denkt er dan niet direct aan de volgende tekst: ‘Al zijn uw zonden als scharlaken…’ Scharlaken: diep en donker rood. De kleur waarmee de Bijbel ons tekent. Onze levensmantel is rood, dieprood, paars van al onze zonden geworden. En daar hebben ze die ene mens, Jezus, nu mee omhangen. En zo vertellen die purperen mantel en die doornenkroon ons in een taal zonder woorden, in een beeldtaal, wat er van de mens geworden is. Ja, want het zijn onze doornen. Het is onze kleur. Het zijn onze slagen die op Hem kwamen. Onze handen, die Hem dit aandoen…

Zie de mens… Zwijgend staat Jezus daar. Hij ondergaat het. ‘Zie, de mens.’ Zie, dé mens. Hij is dé Mens. De mens zoals God die bedoeld had. Hij is de Zoon des Mensen, de Tweede Adam. In tegenstelling tot de eerste en wij allen onschuldig. Volstrekt onschuldig. Dat had Pilatus ook gezien. Alleen durfde hij uit puur lijfsbehoud er de consequenties niet uit te trekken. Maar hij had het goed gezien dat deze mens onschuldig is. De mens. De Zoon des mensen, de tweede Adam. Onschuldig. Vlekkeloos. Zonder enige zonde. Maar Hij laat al die zonden, al die vlekken, al die schuld van ons op Zich komen. Hij laadt ze op zich. Vrijwillig. Dat is in onze tekst al heel subtiel te zien. In vers 4 zegt Pilatus: ‘Zie, ik breng Hem tot u naar buiten.’ Maar in vers 5 staat: ‘Jezus dan kwam naar buiten.’ Jezus wordt niet tegen wil en dank naar buiten gebracht, niet naar buiten gesleurd. Nee, Hij komt zelf naar buiten. Hij vertoont zich zo als lijdende knecht, als man der smarten, als een koning met die veelzeggende doornenkroon en purperen mantel. Hij komt er voor uit. ‘Zie, de mens. Zie naar Mij.’

Ja, kijk maar naar Hem. Al is het misschien vol schaamte. Kijk maar en leg alles wat je beknelt maar in Zijn handen. Al je smerigheid. Nee, hou het niet meer vast. Verschuil je ook niet achter anderen: ‘die zijn toch veel erger.’ Nee, het gaat nu alleen om jou. Kniel zelf maar neer aan Zijn voeten: ‘Hier is mijn levensmantel, Heer. Zo vol vlekken. Zo vol rafels en scheuren, en gaten. Hier is het.’ En dan mag je het daar laten. Hij neemt het van je af. Dat hele smerige kleed en Hij reikt je een nieuw kleed aan. Smetteloos wit. Witter dan sneeuw. Geweldig.
En al die doornen, alles wat steekt en schrijnt, wat diepe wonden en littekens veroorzaakt? Voor die doornen in je vlees geeft Hij genade, en die is je echt genoeg. Daarmee kun je het volhouden, op die weg achter Hem aan, – een smalle weg, zeker -, maar Zijn voetstappen staan er al. Hij is er om je te dragen als het moet. En dan aan het einde van die weg is het geen einde verhaal, maar mag het werkelijk gaan beginnen. Dan maken de doornen plaats voor een onvergankelijke erekrans, voor een kroon des levens. Paulus zei het zo: ‘Voor mij is weggelegd de  krans van de rechtvaardigheid, die de Here mij op die dag geven zal. En niet alleen voor mij, maar ook allen die zijn verschijning hebben liefgehad.’

Heb je deze Heer liefgekregen? Deze mens die in onze plaats ging staan, die met ons wilde ruilen? Deze Zoon van God die ons liefgehad heeft tot het einde, het bittere einde? Ja? Dan kun je het meezeggen, juist ook op deze vrijdag, die door Hem werkelijk een goede Vrijdag is:

Mijn Jezus, ik hou van U,
want U hield van mij.
Toen U aan het kruis hing,
een wond in uw zij.
Voor mij de genade,
een doornenkroon voor U;
‘k heb van U gehouden,
maar nooit zoveel als nu.

Als ik in uw glorie,
uw eeuwigheid kom,
dan buig ik mij vóór U,
in uw heiligdom.
Gekroond met uw heerlijkheid,
zal ‘k zingen voor U:
‘k heb van U gehouden,
maar nooit zoveel als nu,
maar nooit zoveel als nu.

Amen.

Meditatief orgelspel    over Mijn Jezus, ik houd van U

Collectemoment

Zingen           Evangelische Liedbundel 371 Mijn Jezus, ik houd van U 

Viering Heilig Avondmaal    aan tafel werd gelezen Jesaja 53:4

Meditatief fluitspel over Wer hat dich so geslagen en Ich will hier bei dir stehen, twee choralen uit de Matthäus Passion van J.S. Bach door Maartje Herbert-De Bruijn en Nelly v.d. Gaarden

Dankgebed en voorbede

Zegen

Orgelspel    over Gezang 195 Nu valt de nacht

De lichten in de kerk worden gedoofd