zingen           Psalm 90:1

stil gebed 

votum en groet 

openingstekst      ‘Voor alle tijden hebt U de aarde gegrondvest, de hemel is het werk van uw handen.
Zij zullen vergaan, maar U houdt stand, zij zullen als kleren verslijten,
U verwisselt ze als een gewaad en zij verdwijnen, maar U blijft dezelfde, uw jaren nemen geen einde.
De kinderen van uw dienaren zullen veilig wonen, ook op hun nageslacht rust uw oog.’ (Psalm 102:26-29)

zingen           Evangelische Liedbundel 177:1,2,4

gebed                       

schriftlezing            Psalm 90

zingen           Gezang 397:1,2

Liedpreek deel I over Gezang 397 O God, die droeg ons voorgeslacht

Gemeente van Jezus Christus,

In deze laatste dagen van het jaar, in deze laatste uren, wordt er traditiegetrouw veel teruggekeken. Terugkijken in het jaaroverzicht van het journaal en in de verschillende oudejaarsconferences, waarbij het bijna voorbije jaar nog eens op humoristische en prikkelende wijze tegen het licht gehouden wordt.
Maar ook persoonlijk terugkijken. Je wandelt bij wijze van spreken door het afgelopen jaar: januari, de zomer, de herfst, de afgelopen feestdagen. Je maakt de balans op: ‘Wat was het voor een jaar, voor mij en de mensen om mij heen?’

Ook in ons lied van vanavond wordt er teruggekeken: ‘O God, die droeg ons voorgeslacht.’ Het is dan ook echt een lied voor de jaarwisseling. In die rubriek staat het ook in ons Liedboek. Het is van Isaac Watts, een Engelse predikant en lieddichter, die leefde van 1674 tot 1748. Verantwoordelijk voor maar liefst 750 hymns… Niet voor niets wordt hij ‘The Father of English Hymn-writing’ genoemd. En één van zijn allermooiste is ‘O God, our help in ages past’, of zoals dus in de Nederlandse versie: ‘O God, die droeg ons voorgeslacht.’
Isaac Watts heeft hier ongetwijfeld ook aan zijn eigen voorgeslacht gedacht. Want daar was genoeg ‘nacht en stormgedruis’. Zijn grootvader was gesneuveld als kapitein van de Engelse marine. Zijn vader had twee keer in de gevangenis gezeten, omdat hij niet voor de Anglicaanse staatskerk wilde buigen. De familie Watts behoorde tot de zgn. ‘Dissenters’: protestantse kerken buiten de Anglicaanse kerk. Zijn moeder was van hugenootse afkomst en vertelde Isaac over de tegenspoed en de vervolging die haar familie had meegemaakt. Maar heel dit voorgeslacht was dus gedragen door God, door Hem erdoorheen gedragen. En daarom is dit geen droevig lied. Daarom heeft de melodie ten diepste ook iets vrolijks.

‘O God, die droeg ons voorgeslacht.’ Ik moet denken aan mijn eigen voorgeslacht. Mijn beide opa’s, die ik zelf nooit gekend heb. Opa Van den Berg stierf zelfs drie weken voor mijn geboorte. Naar hem ben ik vernoemd. Anders was ik vernoemd naar de andere opa, opa Steenks, die al eerder overleden was (mijn moeder was toen nog maar 15). Maar over hen beiden is mij veel verteld. Hoe hard zij werkten, de één op een tuinderij, de ander in een bakkerij. Hoe ze beiden ook worstelden met God, tot op hun sterfbed toe, maar hoe daar voor beiden de ruimte was gekomen, echte stervensgenade. Onvergetelijk. Ook dit voorgeslacht werd door God gedragen, binnengedragen in het Vaderhuis met de vele woningen.
Mijn oma’s daarentegen heb ik zelf wel goed gekend. Oma Steenks, bij wie je merkte hoe dicht ze bij God leefde, terwijl ze een zwaar leven heeft gehad. Ze was wars van kerkmuren, hokjes en vakjes. En oma Van den Berg, die maar liefst 102 werd, die die laatste jaren steeds doorschijnender werd, zo broos, maar vooral doorschijnend in geestelijke zin, omdat het licht van God door haar heen scheen. Ze ademde de Psalmen, in en uit. Onvergetelijk.

Ja, als God zo ons voorgeslacht droeg – en ik hoop dat u, dat jij ook zulke voorouders hebt, die zich zo door God gedragen wisten en daar van getuigden, met daden en met woorden – als God zo ons voorgeslacht droeg, zal Hij dat toch ook met ons doen?

Bewijs ook óns uw trouw en macht,
wees eeuwig ons tehuis! 

In de oorspronkelijke versie is het eigenlijk nog sterker. Daar is het geen gebed, maar een belofte:

Our God, our help in ages past
Our hope for years to come,
Our shelter from the stormy blast,
And our eternal home.

Prachtig: our help, our hope. De hulp in het verleden biedt hoop voor de toekomst. Wat God aan het voorgeslacht heeft bewezen, wil Hij ook aan ons doen, omdat Hij ‘onze’ God is.
Zo begint het lied ook oorspronkelijk: ‘Our God’. John Wesley maakte er ‘O God’ van. En zo nam de Nederlandse vertaler het ook over, maar Watts had ‘Our God’ gedicht, en dat is zoveel dieper en rijker. God omspant de generaties. Hij is ons aller God.

In het tweede couplet zie je ook de afwisseling tussen toen en nu:

De schaduw van uw troon omsloot
uw heiligen weleer,
bij U beveiligd is ons lot
en zeker ons verweer.

‘Uw heiligen van weleer’, die door ‘de schaduw van Gods troon omsloten’ werden, anders gezegd: die mochten schuilen in Gods schaduw, tegen de hitte van de beproeving en alles wat ons bestoken kan.
‘Uw heiligen van weleer.’ Zoals David, die in zijn liederen, de Psalmen, zo vaak rept over schuilen bij God. Zoals Stefanus, één van de eerste christelijke martelaren, die de kerk traditiegetrouw op Tweede Kerstdag gedenkt. Toen de stenen op hem neerkwamen, getuigde hij van die troon van God, waar Hij Christus naast de Vader zag zitten. Hij richtte zijn stervende blik op Hem en bad om vergeving voor degenen die hem stenigden.
‘Uw heiligen van weleer.’ Dat zijn ook de heiligen van minder lang geleden. Isaac Watts was op een gegeven moment voorganger in Westminster Abbey, die prachtige kerk in Londen, vlakbij het parlementsgebouw. Aan de westzijde van die kerk is er een galerij met beelden van heiligen uit de vorige eeuw, zij die voor hun geloof geleden hebben en een onvergetelijk getuigenis hebben achtergelaten, zoals Martin Luther King, Oscar Romero en Dietrich Bonhoeffer. Van de laatste is het direct volgende Gezang in het Liedboek, Gezang 398. Over ‘omsloten’ gesproken: ‘Door goede machten trouw en stil omgeven’ luidt de eerste regel. Bonhoeffer schreef dat onvergetelijke lied, dat indringende gebed, in de gevangenis, die uiteindelijk een dodencel werd.
‘Uw heiligen van weleer’ kunnen ook minder beroemd zijn en geen standbeeld krijgen bij de ingang van een kerk… Gisteren hebben we zr. Ria Gorissen-Verdouw begraven. Ook zij wist wat het was om te schuilen bij God. Haar lijftekst was immers uit Psalm 91, waar ook die schaduw van God prominent ter sprake komt: ‘Wie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal vernachten in de schaduw van de Almachtige.’ Die woorden waren voor haar een lamp voor haar voet en een licht op haar pad, ook toen het zo donker werd. En ze getuigde ervan, tot het laatst toe.
Als God voor al deze mensen zo was, wil Hij het toch ook voor ons zijn: ons lot beveiligen en zeker onze tegenweer zijn. Het is immers ‘our God – ónze God.’ Niet, omdat wij zo heilig zijn, nee, dat ligt aan dé Heilige, de Here onze God. De originele versie zegt ook dat weer zo krachtig:

Sufficient is Thine arm alone
And our defense is sure

(Voldoende is uw arm alleen
en onze verdediging is zeker)

Daarom Hem alle eer! Zullen we daarom nu zingen?

zingen   Gezang 397:3,4

Liedpreek deel II

In het Nieuwe Liedboek staat ons lied bij de afdeling Psalmen. Psalm 90a om precies te zijn (dus direct na de berijming van de Psalm zoals we die vanavond ook zingen). Dat is trouwens goed gekozen van dat Nieuwe Liedboek, want zo had Watts dit lied ook bedoeld, als een vrije berijming van Psalm 90. Dat deed hij met de meeste psalmen. Ze kwamen terecht in de bundel ‘Psalms of David Imitated in the Language of the New Testament – De Psalmen van David, nagebootst in de taal van het Nieuwe Testament’). Nu is daar theologisch genoeg over te zeggen. Dat doe ik niet, maar het is fascinerend hoe Watts die lange, best ingewikkelde Psalm, heeft teruggebracht tot een aantal korte coupletten, met krachtige, eenvoudige zinnen, en ook nog eens een prachtige melodie.
Ja, daarin hoor je genoeg uit Psalm 90, met daarin frasen als ‘van geslacht op geslacht’, ‘U bent God, van eeuwigheid tot eeuwigheid’ en vooral: ‘Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht.’
Ja, in de Psalm en dus ook in Watts berijming gaat het om het grote verschil tussen God en ons mensen. Kierkegaard noemde dat een ‘oneindig kwalitatief verschil.’ Ja, God is oneindig. Hij heeft geen begin en geen eind. Of zoals de Psalm zegt: ‘U bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.’ God is eeuwig. Hij is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Wij zijn tijdelijk. Wij hebben wel een begin: onze verwekking, onze geboorte. Wij hebben wel een einde: onze laatste adem, onze dood.
God is altijd dezelfde zingt het derde couplet. Wij veranderen, lichamelijk en geestelijk, uiterlijk en mentaal. We worden ouder. We gaan dingen vergeten. We takelen af. En dan is het voorbij hier. In Gods eeuwige perspectief is dat een zucht, is duizend jaar als een dag.
En toch, dat oneindig kwalitatieve verschil betekent goddank niet dat God losstaat van de tijd, ervan los zweeft, met eerbied gezegd. Als student kreeg ik bij  Godsdienstfilosofie een prachtig voorbeeld, dat ik nooit meer vergeten ben. Gods eeuwigheid werd daarin voorgesteld als een cirkel. Een cirkel heeft immers ook geen begin en einde. Maar die cirkel van Gods eeuwigheid is wel om de tijd heengespannen. De tijd is als een lijn en ons leven als een lijnstuk, met een begin en een einde. Maar die cirkel is daaromheen getrokken. Dus God, de Eeuwige, kan ieder moment van de tijd overzien, van verleden, heden en toekomst. Het loopt Hem niet uit de hand.
Sterker nog: Hij overziet niet alleen de tijd, maar is ook in de tijd gekomen, heeft die oneindige afstand zelf overbrugd. We hebben dat met kerst weer gevierd, hoe Hij in de tijd gekomen is, zelfs in onze huid gekropen, mens geworden in Jezus. En wie in Hem gelooft, heeft eeuwig leven, zei Jezus zelf. Nu al. Dan krijgen we dus deel aan Gods eeuwigheid, en is dat einde van ons leven, toch geen definitief einde, maar een volmaking van dat eeuwige leven, zonder dat iets het verstoort en beëindigt. Hier kun je je toch alleen maar over verblijden en je eindeloos over verwonderen? Laten we daarom maar weer snel gaan zingen…

zingen   Gezang 397:5,6

Liedpreek deel III

Ja, hier weer zo’n treffend beeld: de tijd als gestage stroom die alle mensen voortdraagt. Nee, daar kun je niet tegenin zwemmen. Mensen proberen dat wel, bijvoorbeeld in hun gevecht tegen het ouder worden. Vanmiddag zat er deze folder bij ons in de bus: ‘Investeer in een effectieve anti-ageing kuur (…) Er worden maar liefst 3 anti-ageing apparaten gebruikt. Van 149 voor 89 euro.’ ’Anti-aging’, anti-ouder worden dus. De cosmetica-industrie spint er garen bij, en de plastische chirurgie idem dito. Het gevecht tegen de rimpels, de grijze haren, de kaalheid, de hangende delen des lichaams, wordt door velen gevoerd. Maar dat gevecht moet je uiteindelijk toch verliezen.
De dichter Jules Deelder zei in een interview ruim een jaar geleden: ‘Magere Hein stond meerdere malen langs de weg te liften, maar ik heb hem nooit meegenomen. (…) Ik heb nog steeds het gevoel dat ik honderd jaar mee kan.’ Vandaag werd hij begraven. De stroom nam ook hem mee. Uiteindelijk zijn we allemaal maar hele broze, kwetsbare mensen:

… als gras, door zon verdord,
vervluchtigd als een droom

zingt het lied. En wie zichzelf kent, en om zich heen kijkt, weet dat dit reëler is dan die stoere praat van Deelder (al zat daar natuurlijk ook de nodige zelfspot bij).
Isaac Watts wist uit eigen ervaring ook van broosheid en kwetsbaarheid. Hij werd dus predikant in Londen, maar wegens zwakke gezondheid kon hij z’n werk maar gedeeltelijk doen en moest hij worden bijgestaan door een hulpprediker. De laatste jaren van zijn leven ging het steeds slechter met z’n gezondheid en woonde hij in bij vrienden (hij was vrijgezel).
Over dit alles klaagde hij niet trouwens. Hij zag het als een beproeving, een leerschool om te blijven volharden. Voor hem waren de woorden uit de Hebreeënbrief tot troost: ‘Blijf juist volharden, want als u de wil van God doet, zult u ontvangen wat u beloofd is.’ (Heb. 10:36). Over beloften gesproken, vlak voor zijn sterven sprak hij: ‘De meest geleerde en bekende christenen hebben, als zij komen te sterven, slechts dezelfde eenvoudige beloften van het Evangelie tot hun steun als de gewone en ongeleerde christenen. Zo is het ook met mij. Het zijn de eenvoudige beloften van het Evangelie die mij tot steun zijn en ik dank God dat het eenvoudige beloften zijn, die niet veel arbeid en moeite vereisen om deze te verstaan; want ik kan niets anders doen dan in mijn Bijbel kijken voor enige belofte om mij te steunen en hierop te leven.’
Dit raakte mij. Dit is het toch: om zo vrijmoedig en als een kind te geloven, je hand te leggen op Gods beloften, die ‘ja en amen’ zijn in Jezus Christus. Zo hoor ik ook het slotcouplet, over God die ‘gedragen heeft, het voorgeslacht, in tegenspoed en kruis en ook onze gids wil zijn – ook in het nieuwe jaar – en uiteindelijk eeuwig ons tehuis.’ Al zingend mag je je hand leggen op die belofte, mag je je dat geloof inzingen.
Iemand die dat ook deed, juist ook in de beproevingen van het leven, was de Duitse lieddichter Jochen Klepper. Hij leefde twee eeuwen later dan Watts. In de Tweede Wereldoorlog kwam hij om, op tragische wijze, nog maar 39 jaar oud. Maar die Jochen Klepper maakte voor de jaarwisseling een prachtig lied, dat eigenlijk helemaal aansluit bij Gezang 397 en ons eenvoudig, beeldend en beloftevol op de Here onze God richt:

BIJ DE JAARWISSELING

Een thuis is jou de goede God,
Hij draagt je met eeuwige armen.
God, die jou schiep, jou bewaart, jou geleidt,
Die als een arend Zijn vleugelen spreidt,
draagt je in zorgen, twijfel en spot.
God toont zijn warme erbarmen.
God heeft jou bevrijd.

Vaders goedheid is zonder eind,
en liefdevol zijn Gods gedachten.
Als jij verandert, in ontrouw ontspoort,
God blijft dezelfde, Zijn liefde duurt voort.
Als alle hoop uit je leven verdwijnt,
God blijft getrouw op je wachten.
God geeft je Zijn Woord.

God is je Helper en je Schild.
Op Hem zul je nooit tevergeefs hopen.
Ben je verdoofd door het lot dat je droeg,
ben je verlamd door het leed dat je sloeg,
werd jouw ellende door niemand gestild;
God houdt zijn armen wijd open.
Zijn troost is genoeg.

God is jou steeds een Toeverlaat,
Hij wil je met liefde omgeven.
Wat jou ook angst aanjaagt, Hij is er bij.
Wat jou ook vasthoudt, Zijn hand maakt je vrij.
Viel je ten prooi aan bittere haat –
God vult met vrede jouw leven.
God komt dichterbij.

Waar het einde gekomen lijkt,
laat God Zijn beminden beginnen.
Hij zal Zijn eeuwige armen steeds slaan
om wie met moeheid het leven doorgaan.
Wie in Gods kracht het einddoel bereikt,
zal dan de ereprijs winnen:
een eeuwig bestaan.

Amen

zingen  Gezang 281 (ook een lied van Isaac Watts)

gebed

inzameling van de gaven

zegen