orgelspel  

mededelingen door ouderling van dienst 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst        ‘Denk aan wat Ik gezegd heb: een slaaf is niet meer dan zijn meester. Ze hebben Mij vervolgd, dus zullen ze ook jullie vervolgen.’ (Johannes 15:20)

zingen (door combo)          Psalmen voor Nu 84

lezing gebod            vanuit Matteüs 5:3-16

gebed 

kindermoment

Dit keer wil ik jullie graag iets voorlezen, een waargebeurd verhaal over een meisje uit Iran. Bita heet ze. Luister maar:

Vanochtend onderweg naar school, moest Bita zichzelf dwingen om niet hardop te zingen. In Iran, waar Bita woont, mogen meisjes en vrouwen niet zomaar hardop zingen. Maar
soms kan Bita zich maar moeilijk inhouden. Ze kent al een paar liedjes over de Here Jezus. Die leerde ze van haar ouders. En van andere kinderen die ze ontmoet in de christelijke
groep waar zij naar toe gaan. Maar dat mag niemand weten. Op school kan Bita niet met de andere kinderen praten over de Here Jezus. Ook niet over de christelijke groep. De andere kinderen hebben geen christelijke ouders. Papa legt vaak uit dat het beter is als ze met niemand praat over hun nieuwe geloof. Tot nu toe lukte het Bita om haar mond er over te houden. Maar ze moet goed opletten, want niet iedereen vind het goed dat Bita en haar papa en mama christen zijn. Het grootste probleem is dat de ouders van Bita niet altijd christen zijn geweest. In Iran is het verboden om christen te worden als je familie dat niet altijd al is geweest. Als iemand er achter komt dat Bita’s ouders nu toch in de Here Jezus geloven… Bita moet er niet aan denken.

Droom
Een paar dagen geleden hoorde ze haar ouders fluisteren over een telefoontje dat haar vader had gekregen. Toen ze voorzichtig de kamer inkeek, zag ze dat haar ouders er erg bang en bezorgd uitzagen. Bita bleef op de gang staan wachten. Ze hoorde haar ouders bidden en besloot om te doen alsof ze niets had gemerkt. Toen ze later de woonkamer binnenliep, lachte haar moeder weer en gaf Bita een knuffel. Het was alsof er niets was gebeurd. Maar vannacht droomde ze van vreemde mannen die hun huis binnenkwamen en haar vader en moeder meenamen.

Mama zag vanochtend direct dat Bita niet goed had geslapen. “Zal ik een Bijbelverhaal voorlezen?”, stelde mama voor. Bita knikte instemmend en sprong bij haar moeder op schoot. Met haar rustige stem las mama het verhaal voor van Jezus’ vrienden die de kinderen wilden wegsturen. Mooi vond Bita dat de Here Jezus zei: “Laat de kinderen bij Mij komen”. Bita keek naar haar bijbel. Je kon wel zien dat de bijbel vaak wordt gebruikt. Een paar jaar geleden kreeg ze die als verrassing aan het eind van een christelijke bijeenkomst.

Verstopplek
De kinderbijbel ligt altijd goed verstopt op een geheim plekje bij de bijbel van papa en mama. Bita houdt meer van haar eigen bijbel dan van die van haar ouders. Die heeft alleen maar woorden en geen tekeningen, zoals die van haar. Als mama geen tijd heeft om te lezen, neemt Bita haar bijbel soms mee naar haar bed en kijkt ze naar de tekeningen. Ze leest het liefst over meisjes en vrouwen die zingen. O, wat zou ze graag zingen als zij op straat loopt. Tijdens de geheime ontmoeting met andere christenen zingen ze soms zachtjes. Vaak kunnen ze niet hardop zingen. Dat is niet veilig. (…)

Anderen
Er zijn veel meer kinderen in Iran die net als Bita tegen niemand mogen zeggen dat ze in de Here Jezus geloven. Ze gaan in het geheim naar de kerk en lezen in het geheim uit de Bijbel. Als christen horen ze er in Iran niet bij.

Bita denkt vaak aan wat papa daar over zegt. Hij zegt dat het niet zo gek is dat mensen het vreemd vinden dat Bita en haar ouders in de Here Jezus geloven. Je kunt Hem niet zien, dus hoe kun je dan zeker weten dat Hij bestaat? Maar dan vertelt papa weer dat het niet anders was toen de Here Jezus op aarde was. Zelfs toen Hij echt rondliep en met mensen sprak wilden de mensen al niet in Hem geloven. Hij deed wonderen, maakte zieke mensen beter en vertelde prachtige verhalen. Maar altijd waren er mensen die het maar raar vonden. Zelfs als ze Hem konden aanraken, geloofden ze niet wat Hij vertelde: dat Hij de Zoon van God is.
Het is lang niet altijd makkelijk om christen te zijn in Iran. Maar Bita weet dat het ooit weer goed zal komen: als de Here Jezus terugkomt en alles nieuw wordt.

* In het echt heeft Bita een andere naam. Het is voor haar veiliger om haar echte naam en foto niet te gebruiken.

(Afkomstig van de website van Open Doors)

schriftlezing            1 Koningen 18:1-16a

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Een tijdje geleden kreeg ik een mailtje van een gemeentelid. Ze schreef daarin: ‘We zijn erg blij met de vooruitgang van de kerkdienst met de camera’s (…) Verder valt het mij op dat iedereen het heeft over het missen van de kerkdienst en wij missen deze ook, maar als ik bedenk dat er in verschillende landen helemaal geen kerkdiensten zijn of dat er zelfs geen onderling contact mag zijn onder christenen, dat alles in het geheim moet, dan mogen we dankbaar zijn dat dit er is. Uiteindelijk gaat alles door en kunnen we iedere zondag naar meerdere diensten luisteren.’

Het raakte me, omdat het de aandacht verlegt naar broeders en zusters in deze wereld die nooit zomaar een openbare eredienst kunnen beleggen, die inderdaad in het geheim moeten samenkomen, die in het geheim moeten geloven. Ze mogen er eigenlijk niet zijn en lopen grote risico’s als ze openlijk hun geloof in Jezus uiten. Ze komen in kleine huisgemeenten bij elkaar, zingen soms bewust zachtjes (denk maar aan het Iraanse meisje Bita uit het kindermoment) en gaan niet tegelijk naar binnen of naar buiten, want dat zou te veel opvallen. Ze zijn zich altijd bewust van het gevaar dat dreigt omdat ze Jezus volgen. Het zijn geheime gelovigen…

In ons tekstgedeelte komen we ook zo’n geheime gelovige tegen: Obadja. Ja, hij is een gelovige. Zijn naam is al veelzeggend: Obadja, oftewel ‘dienaar van de HEER’. Maar hij maakt z’n naam ook waar. Er wordt ook expliciet gezegd dat hij ‘groot ontzag voor de HEER heeft’. ‘Hij vreesde de HERE zeer’, mag je ook vertalen. De vreze des HEREN, dat is een kernwoord uit het Oude Testament, een ‘bronwoord’ zoals Henk Vreekamp dat treffend noemde. Het is een bron waaruit het leven ontspringt, het leven met God, in eerbied, in groot ontzag, maar tegelijk ook in een diep vertrouwen, dat Hij je leven draagt en dat zijn beloften en geboden je richting geven en dat je zonder juist vastloopt.

Obadja is een gelovige. Zeker. Maar wel een geheime gelovige. Hij kan er niet openlijk voor uitkomen. Hij heeft namelijk een hoge positie aan het hof van koning Achab. Hij is daar ‘hofmeester’, dat wil zeggen: hij voert het beheer over het koninklijk bezit. Hij zit dicht bij het vuur. En dat maakt hem extra voorzichtig, want koning Achab is wel van een ander hout gesneden. Hij is getrouwd met de heidense Izebel. En die moest niets hebben van de dienst aan de HERE, de God van Israël. Ze had zijn profeten bij bosjes laten ombrengen. En Achab had haar daarin gesteund. Sterker nog: hij had in de hoofdstad Samaria een tempel voor Baäl laten bouwen. Ook maakte hij een Asjerapaal, ook een afgod. De schrijver van Koningen concludeert dan ook: ‘Zo deed Achab allerlei dingen waarmee hij de HEER, de God van Israël tergde, meer nog dan de vorige koningen van Israël gedaan hadden.’ En bij hém is dus Obadja in dienst, sterker nog: maakt hij deel uit van diens inner circle.
Wil Obadja blijven leven dan zal hij als gelovige omzichtig en voorzichtig moeten opereren. Toch is zijn geloof wel meer dan een innerlijke overtuiging of een kwestie van z’n binnenkamer alleen. Nee, hij geeft het ook handen en voeten. Met gevaar voor eigen leven zelfs. Obadja heeft namelijk 100 profeten van God weten te verbergen, hen in twee groepen van 50 in grotten laten onderduiken. En daar laat hij hen niet aan hun lot over. Nee, hij voorziet de onderduikers van voedsel en drinkwater. Een extra uitdaging in die tijd van droogte en hongersnood. Als Achab en Izebel hier achter komen, dan is het gedaan met hem. Maar vanuit zijn grote ontzag voor God, vanuit de bron die de vreze des HEREN in zijn leven is, vanuit zijn geloof dus, doet hij dit, in het geheim. Terwijl hij aan de andere kant dus meedoet aan het hof van Achab, daar z’n taak als hofmeester zo goed mogelijk probeert in te vullen.
Zo vervult hij een dubbelrol: aan de ene kant het vertrouwen van de koning en aan de andere is hij een dienaar van de HEER, die zijn profeten voor de koning verbergt.

Zo’n dubbelrol kom je ook tegen bij geheime gelovigen anno 2020: een Noord-Koreaanse vader die dag en nacht bidt voor zijn kinderen, die niet weten dat hij christen is, omdat ze dagelijks op school ondervraagd zouden worden, met het grote risico van het werkkamp voor hun vader. Een Bengaalse vrouw die midden in de jungle een dokterspostje runt en tussen neus en lippen door met de patiënten bidt. Een apotheek in een Pakistaanse stad, die stiekem door een kerk bemenst wordt en waar vele moslims hun medicijnen komen halen. Dit levert mogelijkheden op voor gesprek.
Aan de ene kant staan deze gelovigen midden in een samenleving die weinig tot niets van het christelijk geloof moet hebben en draaien ze daarin mee, maar aan de andere kant willen ze God dienen en mensen biddend, bemoedigend en helpend nabij zijn.
Dat is voor die geheime gelovigen niet eenvoudig. Dat vraagt veel van hen. Het is ook gevaarlijk. Dat is het voor ons hier niet. En daar mogen we dankbaar voor zijn. Tegelijk is die dubbelrol wel herkenbaar. Aan de ene kant God willen dienen en Jezus volgen. Toch? Waarom hoort u anders bij de kerk? Waarom heeft u anders vanmorgen weer ingeschakeld bij de kerkdienst of ben jij vanmorgen hier? Dat is toch omdat je de Heer wil dienen, het geloof wil volhouden? Maar dan is het weer maandag. Dan ga je naar je werk, waar je één van de weinigen bent die überhaupt iets met de kerk heeft, die gelooft. Of op school, bij je opleiding, in je straat, in je buurt, in je vriendenkring, ook daar ben je misschien de uitzondering. Hoe geef je daar dan je geloof handen en voeten? Het zijn twee zulke verschillende werelden, en van beiden maak je deel uit.

Dan ontmoet Obadja de profeet Elia. Die is geen geheime gelovige zeg maar. Hij heeft geen dubbelrol. Hij is spreekbuis van God. Zo is hij ook eerder naar Achab gegaan en heeft hem luid en duidelijk Gods oordeel aangekondigd, dat er de eerstkomende jaren geen regen en zelfs geen dauw zal komen, totdat hij dat weer zal zeggen. En toen was Elia weggegaan. Naar een geheime plaats. Dat dan weer wel, want ja: koning Achab had sindsdien een klopjacht naar hem op touw gezet. Dat kun je je wel voorstellen. Als Elia de enige is die ervoor kan zorgen dat die verschrikkelijke droogte, die intussen al jaren duurt, stopt, dan moet en zal hij hem krijgen.
En nu komt zijn hofmeester Obadja Elia opeens tegen. Obadja valt op z’n knieën voor de godsman. Maar deze komt snel ter zake (vers 8): ‘Ga uw meester zeggen dat Elia eraan komt.’ Obadja trekt wit weg, z’n adem stokt. Hij wordt doodsbang. Neem dat laatste maar heel letterlijk: hij is bang dat hij het er niet levend vanaf zal brengen. Want hij weet hoe graag Achab Elia in handen wil krijgen, maar dan zul je net zien dat als hij Achab meeneemt naar Elia dat deze intussen weer gevlogen is.. Nou, dan weet hij wel wie het slachtoffer van de woede van zijn heer wordt… Hij zelf. Kortom: Elia gaan aanmelden bij Achab staat gelijk aan zelfmoord…

Obadja wordt hier eerlijk getekend, ook in zijn angsten en protesten. Zoals de Bijbel eigenlijk altijd eerlijk is. Gelukkig maar. Ook dienaren van God worstelen met hun angsten, met hun innerlijke demonen, met hun aarzelingen. Dat geldt ook voor vervolgde christenen. Christenen hier kunnen nog wel eens tegen hen opkijken, alsof zij altijd vrijmoedig, met opgeheven hoofd, hun geloof beleven en uiten, ondanks alle tegenstand en vijandschap.
Nou… zij – en ook de geheime gelovigen onder hen – zijn geen supergelovigen die nergens bang voor zijn, omdat God bij hen is. Het zijn gelovigen als u en ik. Ze zijn ook gewoon bang als het dreigend wordt. Net als Obadja. Net als misschien u en jij. In ieder geval net als ik. Want angst is nooit uitgesloten. Waarom zou er anders 365 keer in de Bijbel staan: ‘Vrees niet!’?

Elia laat Obadja uitspreken, maar zijn eigen antwoord is een stuk korter, én krachtig (vers 15): ‘Zo waar de HEER van de hemelse machten, in wiens dienst ik sta, leeft, vandaag zal ik bij Achab mijn opwachting maken.’ Met andere woorden: hij zal dit keer echt niet verdwijnen, hij zal Obadja niet alleen met Achab achterlaten. Die vrees haalt hij weg. Maar bovenal: tegenover alle angst, onzekerheid en bezorgdheid van Obadja stelt Elia Gods belofte, Zijn grootheid en macht.
‘Tja, daar is hij profeet voor’, zeg je misschien, ‘dat vind ik ook zo aansprekend, maar tegelijk ook jaloersmakend aan die Elia: zijn passie, zijn radicaliteit, zijn onbevreesde vrijmoedigheid. Nee, dan Obadja, met z’n angst, z’n dubbelrol, z’n compromissen, z’n geheime geloof. Die valt daar toch een beetje bij in het niet. Net als ik zelf trouwens…’
Maar weet je wat nu zo mooi is? Elia veroordeelt Obadja niet. Hij veegt ‘m niet de mantel uit. Nee, hij legt alleen Gods belofte voor. Hij wijst hem op de Allerhoogste. Durft Obadja het met Hem aan, op zijn belofte te vertrouwen? Ja!! Want hij gaat naar Achab toe en vertelt dat Elia eraan komt.
Je moet Obadja en Elia ook niet tegen elkaar uitspelen. Dan gaat het mis. Zoals ik ergens las: ‘Elia zonder Obadja, dat kan uitdraaien op hardvochtige en niets ontziende radicaliteit. Obadja zonder Elia, dat loopt uit op gelovige burgerlijkheid. Beiden protesteren tegen de doodlopende weg van Achab.’ De één compromisloos en radicaal. De ander gecamoufleerd, in het geheim. Maar laten we wel wezen: Elia redt maar twee mensen van de directe dood: de weduwe van Sarfat en haar zoon, terwijl Obadja 100 profeten redt! Juist die gecamoufleerde actie is hier heel heilzaam.
Maar Obadja heeft Elia ook nodig. Deze zet hem stil en laat hem in het geloof vervolgens een stap zetten die hij niet voor mogelijk had gehouden.
Ik denk dat de meesten van ons zich meer in Obadja herkennen, juist in die dubbelrol, als gelovige midden in de samenleving, in een niet-christelijke omgeving. Dan is zo’n profetische stem nodig: de stem van Gods Woord, van Jezus, van de Heilige Geest. Die stem die ons stilzet als het moet, om dan kleur te bekennen, om uit te komen voor Gods zaak, om te doen wat je hand vindt te doen, om die stem in je hart te volgen, om de weg van Jezus te gaan.

Een indrukwekkend voorbeeld vond ik op de site van Open Doors, de organisatie die zich onvermoeibaar inzet voor vervolgde christenen. Het betreft Tara, een meisje van 15 uit India. Ze leed aan een ziekte. Iemand vertelde haar over Jezus. Ze bezocht een kerk. Daar baden ze voor haar. Ze werd genezen en kwam tot geloof. Ze ervaarde een vrede die ze nooit eerder had gekend. Toen haar familie en de mensen in het dorp ontdekten dat ze elke zondag naar de kerk gaat, waren ze woedend. Haar ouders zeiden: ‘Je bent een schande voor de familie! De hele gemeenschap veracht ons omdat jij naar de kerk gaat. Verlaat die Jezus of je kunt ons als familie vergeten’.
Tara bleef bij haar ouders thuis – wat moet je anders als meisje van 15? – maar ze hadden haar afgeschreven. Ze mocht niets aanraken in de keuken, want dan zou ze alles vervuilen. Niemand sprak meer met haar. Ze moest haar eigen eten koken, voor zichzelf zorgen. Ze werd een vreemdeling in haar eigen huis.’
Eerlijk zei ze: ‘Ik probeerde ooit om het geloof los te laten, maar ik voelde me zó leeg. Er is een leegte in het leven die alleen Jezus Christus kan opvullen. Ik kan Hem dus niet verlaten.’ Tegen een    medewerker van Open Doors zei ze: ‘Bid alstublieft voor mijn familie, dat zij Jezus snel leren kennen en dat ze mij weer accepteren.’

Hier word je toch stil van?! Tara ontdekte, net als Obadja, dat in de moeilijkste omstandigheden, als je bang bent of het wel goed zal uitpakken, dat je dan niet alleen bent. Dat je mag schuilen bij God. Zoals een vervolgde christen zei: ‘God laat de storm toe om ons te laten zien dat Hij de enige schuilplaats is.’ En vergeet niet dat niemand minder dan Jezus voor ons bidt, niet om ons uit de wereld te halen, maar ons in de wereld te bewaren, te beschermen en te vullen met zijn Geest.
Zoals een lied van Marcel en Lydia Zimmer zegt, dat zij speciaal schreven voor vervolgde christenen, maar natuurlijk net zo goed voor ons:

We kijken naar Jezus
die ons in alles
liefde heeft voorgeleefd.
We volgen zijn voorbeeld,
delen de liefde
die Hij gegeven heeft.

We kunnen niet zwijgen,
niet stil blijven staan
om alles wat Jezus
voor ons heeft gedaan.
De Heilige Geest
vuurt ons liefdevol aan
te blijven getuigen
van Jezus’s naam.

En kijkt het kwaad ons
recht in de ogen,
is alle hoop vergaan,
we nemen ons kruis op
in het vertrouwen
dat Jezus ons bij zal staan.

U bent bij ons
in het midden van de strijd
U bent bij ons
tot het einde van de tijd.
Tot in eeuwigheid.

Amen

meditatief orgelspel over Gezang 470 Wat vlied’ of bezwijk

collectemoment

zingen (door combo)                      Evangelische Liedbundel 246 Ik bouw op U

filmpje van Miep van Leeuwen  (zie daarvoor de gestreamde versie van de dienst op ons Youtube-kanaal: https://www.youtube.com/watch?v=WfJhmiGVLSw)

dankgebed en voorbeden

zingen (met orgel)     Gezang 303:1,3,5 De ware kerk des Heren

zegen

orgelspel