zingen Psalm 95:1,2
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘De HEER zal voor jullie strijden.’ (Exodus 14:14a)
zingen Opwekking 764 ‘Zegekroon’
lezing van het gebod uit Efeze 6 (‘de wapenrusting van God’)
zingen Opwekking 769 ‘Bouw uw koninkrijk’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen Opwekking 171 ‘Door mijn God zal ik strijdend voorwaarts gaan’
kindermoment
Natuurlijk heb ik weer wat meegenomen. Wat is dit? Een schild. Wie hadden er vroeger zulke schilden? Ridders. Zeker, speelt er iemand van jullie nog wel eens riddertje? Ridders waren eigenlijk de soldaten van vroeger.
Iedereen die gelooft, is eigenlijk een soldaat. Niet letterlijk, maar als je gelooft, heb je wel te strijden. Te strijden tegen slechte dingen, slechte gedachten, slechte woorden. Vechten tegen de duivel en z’n gemenigheidjes.
Dat is nog best pittig. Maar nu ben ik terug bij dat schild. Regelmatig lees je in de Bijbel: ‘God is mijn schild.’ Nou, denk dan maar aan een groter schild. De Romeinen hadden bijvoorbeeld schilden, daar kon je je helemaal achter verschuilen: van top tot teen. Misschien heb je dat wel eens bij Asterix gezien, of in Archeon.
Een schild van top tot teen, waar je helemaal achter wegkruipen kan. Dan kan geen pijl je raken. Dan ben je veilig. Nou, zo is God. Hij is ons schild. Is dat mooi of niet?
schriftlezingen Exodus 17:8-16 en Jakobus 5:13-18.
zingen Psalm 108:2,4
verkondiging Thema (net als jaarthema): ‘Welkom in de strijd’
Gemeente van Jezus Christus,
Afgelopen dinsdag behandelden we het gelezen gedeelte uit Exodus 17 ook op de Bijbelkring in de Ronssehof. Op mijn vraag ‘Wat raakt u hier?’ zeiden verschillenden daar: ‘Dat nietsontziende geweld tegen Amalek: tot de laatste man worden ze verslagen en dat God zegt dat Hij ervoor zal zorgen dat niets op aarde nog aan dat volk herinnert. Dat staat toch allemaal haaks op Jezus’ woorden om je vijanden lief te hebben?’
Is dit weer geen typisch voorbeeld van dat rigoureuze geweld in het Oude Testament? Het mag dan tot de verbeelding hebben gesproken van menig kunstenaar, – neem deze:
– maar hier kun je toch niet al te lang naar kijken… Daarom mag hij weer weg.
Maar het gaat hier, gemeente, bij Amalek niet over zomaar een volk. In de Bijbel wordt over geen elk ander volk gezegd dat het weggedaan zal worden, dat niets aan hen herinnert. Integendeel: andere volken mogen juist komen tot Israëls God. Godzijdank, anders hadden wij hier vanmorgen ook niet zo gezeten. Maar Amalek. Nee… dat is een ander verhaal.
Waarom?? Amalek staat namelijk voor dat wat zich tegen God verzet, sterker nog: voor het antigoddelijke, het demonische. Amalek stamt af van Ezau, de tweelingbroer van Jakob. Het heeft niet kunnen verkroppen dat de zegen naar Jakob ging, dat Israël uitgekozen werd. Amalek staat voor het pure antisemitisme. Je ziet dat later bij iemand als Haman, in het boek Ester. Hij had het plan om de Joden volledig uit te roeien. Hij was een Agagiet, oftewel een afstammeling van Agag, de koning van… de Amalekieten!!
Willem Barnard schrijft dan ook ergens terecht: ‘Amalek is de naam geworden van al wat het bestaan van Israël bedreigt, niet alleen als vijand van vlees en bloed, maar in dat vlees en bloed zetelende boze geest.’ Of zoals we Paulus eerder hoorden zeggen: ‘Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.’
Die duisternis, dat kwaad blijkt ook wel uit hoe Amalek Israël aanvalt. Israël heeft in de woestijn te kampen gehad met honger en dorst. Ze zijn verzwakt. En juist dan valt Amalek aan. Niet frontaal, nee in Deuteronomium 25 staat dat Amalek Israël van achteren aanvalt. Dus op de kwetsbaarste plek. Daar lopen de ouderen, de zieken, de moeders met de kleine kinderen. Zo laf, zo wreed is dat Amalek.
Ja, gemeente: is dat niet precies de tactiek van de Boze? Dat hij onze zwakke plek zoekt en ons daar aanvalt? Het loopt bijvoorbeeld niet lekker in je huwelijk en je surft op het internet en blijft hangen bij sites die je prikkelen. Maar die porno heeft niets met liefde en trouw te maken, maar staat daar haaks op. Of je hebt een conflict met iemand. En de één na de andere kwade gedachte komt in je op, je draait er in vast, je raakt verbitterd, bidden lukt niet meer en de liefde en vrede van God zijn ver weg… Je kampt met grote teleurstellingen. Je merkt niets van God. En dan is daar dat stemmetje: ‘Ach, zie je wel: geloven heeft geen zin.’
Aanvallen via je zwakke plekken, op momenten dat je niet alert bent – het maakt ons in ieder geval duidelijk, dat geloven strijden betekent. Toen ik belijdenis van het geloof deed, zeiden verschillenden bij het handen geven: ‘Welkom in de strijd!’ Bij God horen, Jezus volgen, gaat niet vanzelf. Dan komt er tegenstand, aanvechting, beproeving. Kortom: strijd!
Zo ook Israël. Ze zijn bevrijd uit Egypte. Ze zijn door het doopwater van de Rode Zee gegaan en nu op weg naar het beloofde land. Maar dat gaat niet over een geplaveide weg. De aanval van Amalek, die antimacht, laat het zien. Want het wil niets liever dat Israël hier z’n graf vindt. Het is erop of eronder.
Mozes geeft Jozua de opdracht een leger te formeren. Zelf gaat hij de heuvel op. De jonge Jozua beneden, de grijsaard Mozes boven. Maar de werkelijke strijd wordt wel op die heuvel gestreden. Want als Mozes daar z’n armen met de staf opheft, blijkt Israël aan de winnende hand te zijn. Laat hij z’n armen zakken, dan heeft Amalek de overhand.
Die opgeheven handen vind je in het Oude Testament regelmatig terug als een gebedshouding. Of zoals de kerkvader Hieronymus zei: ‘Mozes streed tegen Amalek niet met het zwaard, maar met gebed.’
Het gebed als geheime wapen, een krachtig wapen. We lazen dat ook bij Jakobus: ‘Het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist z’n uitwerking niet.’
‘Mmm, je moest eens weten. Ik bid m’n knieën stuk en ik merk geen enkele uitwerking…’ Of zoals iemand op die bijbelkring eerlijk uitriep: ‘Het helpt geen bal!’
Maar geven we dan niet te snel op, gemeente? Mozes doet geen schietgebedje voor het volk. Nee, hij staat daar met z’n armen geheven, tot het donker! Als bidden strijden is, dan betekent dat ook volhouden. En hoe het wat uitwerkt, dat zien we ook niet altijd. Maar de duivel heeft er een bloedhekel aan. Iemand zei eens: ‘De grootste zorg van de duivel is: gelovigen bij het gebed vandaan houden. Hij heeft niets te vrezen van gebedsloze studies, gebedsloos werk, gebedsloze godsdienst. Hij lacht om onze inspanning, hij spot met onze wijsheid, maar hij beeft wanneer wij bidden.’
Waarom?? Wat maakt dat gebed nu zo’n krachtig wapen, waar de duivel voor beeft? Kijk dan nog eens naar die houding van Mozes. Hij heft z’n armen op. Bidden is je richten op God, het verwachten van Zijn kracht, volledig afhankelijk zijn van Hem. En tja, daar kan de duivel niet tegenop. Hij mag dan machtig zijn en slinks, maar de Here God is machtiger, is wijzer. Door te bidden sluit je je aan op die Krachtbron die Hij is.
Dat zou ik in het bijzonder ook tegen de ouderen willen zeggen. Zij kunnen misschien wel eens het idee hebben aan de zijlijn te staan. Maar kijk dan naar generatiegenoot Mozes. Hij was een grijsaard. Terwijl de jongeren in het dal aan het strijden zijn, is hij op de heuvel voor hen aan het bidden. En we zien hoe beslissend dat is. Dat mag uw gebed ook zijn. Juist ook voor de jongere generatie, want er komt genoeg op hen af. Het is niet makkelijk voor hen om te geloven, om vol te houden, om niet voor gaas te gaan te midden van verleidingen, enz. Bidt voor hen, draag hen op aan de Here, en bid ook voor de hele gemeente, voor hen die leiding geven, voor de voorgangers, die Gods Woord mogen doorgeven. Bid hen vol… En vergeet ook uzelf niet…
Wat het laatste betreft. Op die bijbelkring vertelden twee deelnemers hoe ze zelf gemerkt hadden dat het gebed kracht geeft. Eén vrouw was ooit ouderling en moest in een trouwdienst de bijbel overhandigen aan het bruidspaar. Ze had een toespraakje voorbereid, o.a. over de humor in de Bijbel. Maar een dag daarvoor werd ze plotseling geslagen door verdriet. Hoe moest ze nu dat nu doen in die feestelijke trouwdienst? Ze bad of God haar kracht wilde geven. En het ging, ze kon er helemaal voor dat bruidspaar zijn. Dankzij het gebed, dankzij Hem die haar gebed verhoorde.
Een andere deelnemer kwam eens in het ziekenhuis terecht. Het was erop of eronder. Van die tijd weet ze weinig meer, behalve dat continu het Onze Vader in haar hoofd was en ze bleef dat maar bidden. Dat volmaakte gebed dat toch ‘één grote beweging naar God’ is, twee armen opgeheven naar Hem bij wijze van spreken. En zo kwam ze door die moeilijke periode heen. Het gebed als een geheim wapen. Laten we het gebruiken, persoonlijk, als gemeente, ook bij al onze activiteiten, onze gesprekken, onze ontmoetingen dit seizoen. In de verwachting dat er kracht aan verleend wordt, dat het uitwerking heeft.
Nog even die afbeelding uit het begin. Ergens bovenaan zie je dat geheime wapen van dat strijdgewoel op de voorgrond: de opgeheven armen van Mozes. Op een andere afbeelding heeft de kunstenaar juist het perspectief genomen vanaf de heuvel en zie je ergens onderaan het strijdgewoel.
Hier zie je nog beter hoe Mozes intussen geflankeerd wordt door de twee anderen: Aäron en Hur. Hun hulp was essentieel. Mozes’ voortdurende gebed was zwaar geworden. Hij kon z’n armen niet meer optillen. De gevolgen waren desastreus. Godzijdank waren daar z’n broer Aäron en Hur, beiden priesters. Priesterlijk is hun gebaar, hun hulp: ondersteunen, meebidden, meestrijden. Ze hebben een steen neergelegd, waarop Mozes kan zitten en ze houden samen z’n armen omhoog.
Ik dacht: is dit ook geen toepasselijk beeld voor de gemeente?! Geloven in je eentje is niet vol te houden, ook bidden en strijden niet. Maar het hoeft ook niet. We mogen elkaar daarin ondersteunen. Er voor de ander zijn. Juist ook in de strijd. Dat gevecht tegen het kwaad, de duisternis, de machten, dat houden we in ons eentje niet vol. Daar heb je steun bij nodig. Daar hebben we elkaar voor nodig.
Hier in de diensten – verzuim ze dan ook niet, niet alleen voor jezelf, maar juist ook voor de ander, zo kun je er juist ook voor de ander zijn – als ook op de kringen, de clubs, de catechisaties, de onderlinge ontmoetingen. Het is makkelijk genoeg om elkaar los te laten. Er is kritiek genoeg. Verdeeldheid. Maar kijk nou naar Mozes en Aäron en Hur: een beeld voor het volk van God, de gemeente. Om elkaar te ondersteunen, mee te strijden, mee te bidden, voor iemand te bidden als hij of zij het zelf niet meer kan.
Let op: Mozes heft niet zomaar z’n armen omhoog. In z’n handen heeft hij de staf. ‘De staf van God’, zoals hij die zelf expliciet noemt in vers 9. Het is dezelfde staf waarmee hij voor farao gestaan had, waarmee hij naar het water van de Rode Zee gewezen had, zodat er een weg kwam en waarmee hij op de rots geslagen had, zodat er verkwikkend water uitkwam. De staf van God is dus een verwijzing naar God zelf, naar zijn daden, zijn wonderen. Als Mozes op de heuvel die staf omhoog houdt, doet hij eigenlijk niets anders dan God zijn eigen daden, zijn eigen woorden voorhouden. Of zoals iemand zei: Mozes houdt God zijn maatstaf voor.
Gemeente, dat is bidden dus ook: God herinneren aan zijn daden, aan zijn eigen woorden. Of zoals Luther het plastisch zei: ‘Bidden is de zak met beloften voor God uitstorten.’
Juist in de strijd van het geloof is dat zo belangrijk. Als je aangevochten wordt, als er twijfels komen, als je worstelt met schuld en schaamte, als je er geen gat meer inziet, voor jezelf of voor anderen: ‘Maar U bent er toch, HERE. U heeft mij zelf in mijn doop beloofd er voor mij te zijn. In Christus bent U Immanuël, ‘God met ons’. En niet alleen voor mij, maar ook voor diegene, waar ik nu voor bid.’ En daar kan God echt niet omheen, om zijn eigen maatstaf, zijn eigen Woord, zijn eigen belofte.
Zo mogen we biddend en strijdend schuilen achter Hem, die ons schild is: ‘Ik bouw op U, mijn schild en mijn verlosser…’ Wist u wie dit lied ooit ook zongen? Een aantal zendelingsvrouwen. Ze zongen het, voordat ze de jungle introkken naar de Auca-indianen. Deze hadden wel iets gruwelijks op hun geweten. Ze hadden namelijk de mannen van deze vrouwen gedood, die niets anders wilden dan hen tot geloof in Christus te bewegen. Maar ze hadden het met hun dood moeten bekopen. De vrouwen, thuis in Europa, hoorden ervan. Ze besloten toen zelf het Evangelie te gaan brengen. Maar voordat ze naar de indianen toegingen, zongen ze dit lied. Dit lied vol vertrouwen. Dit lied voor de strijd. Dit gebed waarin ze wegkropen achter het schild dat de Heer is. En zo gingen ze. Toen die indianen deze vrouwen zagen komen, zonder wapens, zonder bescherming, waren ze verbijsterd. Hun conclusie was: als ze dit doen, dan moet die God van hen wel heel bijzonder zijn. En ze zagen af van geweld. Sterker nog: de vrouwen konden van die Heer vertellen, hun geloof delen, vergeving schenken. En de indianen kwamen tot geloof.
Het geeft dit lied zo’n ontroerende diepte, maar tegelijk ook zo’n aanstekelijke moed. Welke strijd wij ook aangaan, voor welke vuren wij komen te staan, we gaan niet alleen:
Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser.
Niet eenzaam ga ik op de vijand aan.
Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming.
Ik bouw op U en ga in uwen naam.
Amen
zingen Evangelische Liedbundel 246 ‘Ik bouw op U’
voorstellen van P.I.O. Eva Bruggeman (P.I.O. = predikant in opleiding)
dankgebed en voorbeden
inzameling van de gaven
zingen Gezang 470:1,3,4
zegen
presentatie van Kerstwandeltheater
0 Reacties