orgelspel
welkom en mededelingen
zingen Lied 273:1,5 ‘Looft God, die zegent al wat leeft’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst God is de bron, de klare wel, springader voor heel Israël, uit Hem vloeit louter zegen. (Psalm 68:9 ber.)
zingen Psalm 27:7
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Kijk wat ik hier nu bij me heb. Het is heel klein. Een miniatuur noem je dit. Iets dat in het echt bestaat, maar dan heel klein nagemaakt. Kunnen jullie zien wat het is?
Het is het stadhuis van Gouda. Zie je wel. Voor de andere mensen in de kerk komt het nu ook op het scherm…
En dat stadhuis, gemaakt van zilvertin, staat op een stuk steen. Dat is leisteen. En weet je waar dit stuk steen vandaan komt? Uit Noorwegen. Daar heb je een stad Kongsberg, en die stad is bevriend met Gouda. Zo zeer bevriend dat ze elk jaar een hele grote kerstboom sturen die op de Markt staat voor het stadhuis. Is dat mooi of niet? Dat kleine stadhuisje op die steen staat dus voor iets heel moois en iets heel groots.
Weet je waar me dat aan doet denken? Aan een klein stukje brood en een slokje wijn. Waar heb ik het dan over? Over het Heilig Avondmaal dat later in deze dienst gevierd wordt. Ook niet groot dus. Eigenlijk ook een soort miniatuur. Maar het betekent iets heel moois, iets heel groots. Wat? Het lichaam van Jezus. Zijn bloed. Dat Hij voor ons gegeven heeft aan het kruis. Daar is Hij voor ons gestorven. Zo groot was zijn liefde dat Hij dat deed. En dat mogen we proeven bij dat stukje brood en dat slokje wijn. Nee, reken maar dat je daar blij en gelukkig van wordt!
Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing Jesaja 55
zingen Lied 382 ‘O alle dorstigen, kom tot de stromen’
tekstlezing ‘Hierheen! Hier is water, voor ieder die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom, koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling. Waarom geld betalen voor iets dat geen brood is, je loon besteden aan wat niet verzadigen kan? (Jesaja 55:1,2a)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Een boeiende plek, altijd weer, is de markt. Vooral aan het eind, bij het scheiden van de markt, zoals dat heet. De diverse kooplui proberen dan nog hun laatste slag te slaan: ‘Drie prachtige bossen bloemen voor een tientje….een kilo bananen en twee doosjes aardbeien voor vijf euro…. alles moet weg!’ De ene marktkoopman roept nog harder dan de ander, om maar de aandacht en vooral de portemonnee van de mensen te trekken.
Vanmorgen verplaatsen we ons als het ware naar een oosterse markt. Je ziet het voor je: mensen zitten op de grond en op een kleedje hun koopwaar uitgestald: eetwaar, gebruiksvoorwerpen, snuisterijen. Anderen staan achter een provisorisch kraampje met hun spullen. Het is een gekrioel van mensen, een kakafonie van stemmen, alleen al van die marktlui die hun waren aanprijzen: ‘Heerlijke dadels te koop voor weinig….. prachtige olielampen, niet duur….. broodje shoarma, twee voor de prijs van één!’
Opeens, een luide stem: ‘Water, heerlijk koel water! Als je dorst hebt, moet je bij mij zijn!’ Wie laat dat zich twee keer zeggen?! Als het heet is, als je mond droog is van de dorst, als er geen bron in de buurt te vinden is?! Dan ga je toch naar die waterkoopman en dan koop je bij hem toch zo’n kruik heerlijk fris bronwater!
Maar hoor nou, wat die roept: ‘Hier is water, voor ieder die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld (…) Kom, koop zonder geld.’ Dat is toch hetzelfde als: het kost je niets, het is gratis! Ongehoord!
Met zo’n waterkoopman vergelijkt Jesaja in ons gedeelte de Here God. Het gedeelte dat een afsluiting is van al die profetieën uit hoofdstuk 40-55; profetieën die allemaal gericht zijn aan de ballingen in Babel. De Israëlieten die daar gevangen zitten, in dat verre Babel, ver van hun eigen land, ver van de tempel. Ver van God ook, denken ze.
Maar het tegendeel is waar: God is heel dichtbij. Dat blijkt toch uit ons tekstgedeelte?! God wordt voorgesteld als een marktkoopman, die daar midden tussen al die ballingen staat. ‘Hierheen! Kom! Bij Mij moet je zijn. Bij Mij kun je het krijgen: water, wijn en melk.’ Niet voor niets worden juist die dingen genoemd.
Water als eerste, toch één van de meest elementaire levensbehoeften. Juist een oosterling weet dat: zonder water ben je nergens.
Wijn en melk staan juist voor de overvloed. Wijn en melk zijn ook de gaven van het beloofde land: het land van melk en honing. Het land waar eens die verspieders met enorme druiventrossen uit terugkeerden. In die wijn en melk klinkt dus ook al de aanstaande terugkeer, waar ons gedeelte met name aan het eind over spreekt. Vers 12: ‘Vol vreugde zullen jullie uittrekken en in vrede zul je huiswaarts keren.’ Het is de beloofde terugkeer uit Babel naar Israël, het beloofde land, het land van melk en honing, met z’n wijngaarden, daar waar het leven goed is.
Tegelijk is wat God hier in de aanbieding heeft veel meer dan weer wonen in het land, in het herstelde Jeruzalem. Het gaat om het hele heil van God, voor hart en ziel. Niet voor niets spreekt vers 2 (en ik citeer nu even de Herziene Statenvertaling) over ‘eet het goede en laat uw ziel vreugde scheppen in overvloed’ en vers 3 over ‘uw ziel zal leven.’
Water, wijn en melk staan dus ook symbool voor het goede en voor het helemaal vol worden van God, voor het lessen bij Hem van je levensdorst, voor het vervuld worden van je diepste verlangen. God heeft dat allemaal te geven. Dat doet Hij zo graag. Hoor maar: ‘Hierheen … kom … kom!’ Je ziet Hem als het ware wenken: ‘Kom! Bij Mij kun je het allemaal krijgen, gratis nog wel.’
Zo staat de Here God daar op die markt tussen die ballingen. Hij kijkt de markt over, maar wat ziet Hij? Velen van het volk verdringen zich voor andere kraampjes, ze pakken hun geldbuidel en tellen hun geld neer voor andere koopwaar. De Here God begrijpt er niets van: ‘Waarom geld betalen voor wat geen brood is, je loon besteden aan wat niet verzadigen kan?’ Met andere woorden: ‘Waarom ga je niet in op mijn aanbod, waarom negeer je dat en sta je juist bij een andere kraam je geld uit te geven voor iets wat je niet echt voldoening geeft, wat je niet gelukkig maakt?’
Om wie gaat het hier? Waarschijnlijk om die mensen, die helemaal niet weg willen uit Babel. Omdat die ballingschap nu al zo lang duurt, hebben ze daar in Babel hun bestaan opgebouwd. En voor een aantal is dat nog goed gelukt ook. Ze hebben intussen een prima draaiende zaak. Ze hebben hun schaapjes op het droge. Ze hebben helemaal geen behoefte aan die uittocht: terug naar Israël, naar Jeruzalem. Veel te onzeker! Kijk, nu weten ze wat ze hebben, maar wie garandeert hen dat die uittocht zal lukken? En dan weer helemaal opnieuw beginnen zeker? Geen denken aan!
Maar beseffen ze wel wat dit betekent? De profeet zet het op scherp: ‘Ze betalen geld voor wat geen brood is.’ Oftewel: ze investeren in iets wat niet verzadigt, wat eigenlijk zo leeg is als wat, want God zelf met zijn heil ontbreekt. Ja, God hebben ze eigenlijk helemaal niet nodig, Die laten ze staan met al zijn aanbiedingen. Begrijp je het nou, dat ze bij al die andere kraampjes staan?!
Maar goed, hoe is dat met ons? Ook wij bevinden ons eigenlijk op een markt, een hele grote: de markt van het leven. Met talloze kramen. En bij de één roepen ze nog harder om onze aandacht dan bij de ander: ‘Bij mij moet je zijn!’
Hé kijk, daar staat het kraampje van Ik, ik, ik en zonen. Daar draait alles om jezelf, om wat jij hebt, dat jij helemaal aan je trekken komt. Het is er behoorlijk druk.
Ah, daar is het volgende kraampje al: Mammon b.v. ‘Al meer dan 2000 jaar lang uw enige zekerheid,’ staat erboven. Ook daarvoor verdringen zich de mensen. Mensen die helemaal in de ban zijn van geld en goed: steeds meer, steeds groter, steeds duurder.
Ergens meer aan de rand van het marktplein, buiten alle drukte en het gewoel, staat een andere kraam: Nieuwe Tijd staat erboven. ‘Voor echte spirituele en paranormale ervaringen’ wordt verteld.
Zomaar een paar kraampjes op de markt van het leven, en er zijn er nog veel meer, die allemaal onze aandacht trekken. Te midden van dat alles klinkt ook de stem van God zelf: ‘Kom bij Mij.’ Het is geen schreeuwerige stem, wel warm en nodigend: ‘Kom maar, als je dorst hebt. Kom maar en je krijgt wat je echt nodig hebt.’
Al die andere kraampjes zien er wel aantrekkelijk uit, maar echte verzadiging, echte vervulling bieden ze niet. Natuurlijk, ze kunnen je een kick geven, maar die duurt maar even en al snel heb je weer dat zeurderige gevoel, dat onvervulde verlangen. Je levensdorst kunnen ze niet lessen, dat diepe verlangen naar echte vervulling kunnen ze je niet geven.
Maar dat geldt niet voor wat God te geven heeft: Zijn heil, Zijn liefde, Zijn genade, die is niet maar voor even, en zelfs niet alleen voor dit leven, het is voor altijd. In vers 3 gaat het immers over een eeuwigdurend verbond, een relatie voor altijd, zelfs tot over de dood heen.
Die relatie heeft alles te maken met de persoon van Jezus Christus. Niet voor niets roept Hij ergens in het Evangelie – en het lijkt sterk op Jesaja 55, het lijkt daar ook wel door geïnspireerd: ‘Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken!’ Net zo nodigend, net zo warm als God in Jesaja 55. Zo Vader, zo Zoon… Sterker nog: via de Zoon kom je tot de Vader.
En worden deze woorden ook niet nog eens helemaal waar bij het Heilig Avondmaal?! Want ook daar klinkt een nodiging: Kom (weer: kom!), kom, want alle dingen zijn gereed.’ Bij Hem, bij Christus (want Hij nodigt, Hij is de Gastheer), bij Hem mag je komen zoals je bent. Kijk, bij al die andere kramen kun je niet komen zoals je bent. Daar moet je constant jezelf bewijzen. Eigenlijk moet je telkens op je tenen lopen. Doodmoe word je ervan en zo leeg. Maar dat hoeft bij Christus niet. Hij heeft je onvoorwaardelijk lief.
Dat blijkt juist aan zijn tafel. Daar is het overvloedige heil van God te proeven. Het is maar een stukje brood en een slokje wijn, maar ze staan symbool voor stromen van levend water, voor de onpeilbare liefde van God, voor grenzeloze vergeving en vernieuwing. Juist daar blijkt dat je het allemaal mag ontvangen, gratis.
Want de prijs is al betaald en hoe: het gebroken brood en de vergoten wijn vertellen het op aangrijpende wijze: de prijs was het gebroken, het geknakte lichaam van Christus en Zijn bloed dat stroomde. Dat heeft Hij betaald. Voor u, voor jou en mij. En daarom kunnen wij komen, zonder toegangsprijs te betalen, gratis, uit genade. Verbonden met Hem en met allen die niet zonder Hem kunnen: bloedbroeders en -zusters.
Zoals de wijn en de melk in Jesaja 55 staan voor de gaven van het beloofde land, zo mogen we in de tekenen van brood en wijn van het avondmaal ook al iets proeven van het beloofde land, van het hemelse Kanaän, daar waar een rivier van water des levens zal stromen, daar waar het grote feestmaal van de bruiloft van het Lam zal beginnen, om nooit meer te eindigen. Daar waar de blijdschap, het verzadigd zijn met God, het geluk volkomen zal zijn. Hier mag je van dat alles al iets proeven, zodat soms zomaar even de hemel de aarde raakt.
Daarom:
Dank, goede God van al wat leeft,
voor brood dat voedt en vreugde geeft;
want wie het proeft, die proeft het land
waar schoven dansen, hand in hand.
Daar zal de reis door de woestijn
eens en voorgoed ten einde zijn –
door Hem die reeds verrezen is,
wiens dood het brood des levens is.
Het meel, dat gistte, is gekneed,
geslagen, hard en lang en breed,
het is de oven ingegaan,
het heeft het heetste vuur doorstaan.
Het is gebakken van het zaad
dat in de aarde snel vergaat,
maar het kiemt en korenhoog verrijst
en naar de grote oogst verwijst.
Dank, goede God van al wat leeft –
wat Gij royaal te delen geeft:
het brood, de drank in kruik en kan,
het smaakt naar méér – naar Kanaän! Amen
zingen Psalm 36:2
lezing avondmaalformulier
zingen Lied 381:2,4 ‘Gij hebt mij, Heer, geroepen aan uw dis’
viering Heilig Avondmaal
zingen Gezang 381:6 ‘U wil ik danken, grote Levensvorst’
gedenken van twee overleden gemeenteleden
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
slotlied Hemelhoog 609 ‘Machtig God, sterke Rots’
zegen
orgelspel
0 Reacties