orgelspel

zingen  Gezang 177:1,6 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst       Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen. Hij kreeg een graf bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken. Maar de HEER wilde hem breken, Hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor de schuld van anderen, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde.’ (Jesaja 53:8-10)

zingen           Psalm 22:10,13

geloofsbelijdenis    met de woorden van Zondag 16 van de Heidelbergse Catechismus

zingen                       Gezang 182:6 

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezingen        Lucas 23:44-56 en Romeinen 6:5-11

verkondiging     Thema: Jozef van Arimatea, uit de schemer in het licht

Gemeente van Jezus Christus,

Is het u wel eens opgevallen dat aan het begin en aan het eind van Jezus’ leven er een Jozef is?
Aan het begin, toen Jezus een weerloos kind was, was dat Jozef, de verloofde van zijn moeder Maria. Jozef bleef haar trouw, ondanks dat ze op wonderlijke wijze, buiten hem om, in verwachting was geraakt. Hij had geen gemeenschap met haar totdat Jezus geboren was. En hij gaf Jezus zijn naam, zoals de engel gezegd had.
Nu aan het eind, nu Jezus een weerloze dode is, is er opnieuw een Jozef. Jozef van Arimatea. Tot nu toe hadden we nog niet van hem gehoord in het Evangelie. Hij is een schemerfiguur. Ook hij staat bij de kruisiging van verre, net als de vrouwen en andere bekenden van Jezus. Ze blijven op afstand. Machteloos. Bevreesd.

Ja, dat geldt ook voor deze Jozef. Jozef van Arimatea. Daar komt hij oorspronkelijk vandaan. Waarschijnlijk betreft het Ramathaïm-Zofim, oftewel Rama, waar ook ooit Samuël vandaan kwam. Maar Jozef was in Jeruzalem gaan wonen. Hij maakt intussen ook deel uit van de Joodse raad. Of dat nu de stadsraad is (dan zou hij een soort senator zijn) of het Sanhedrin, de geestelijke Joodse Raad, dat is niet helemaal duidelijk. In ieder geval had hij niet ingestemd met de veroordeling van Jezus. Hij had geweigerd. Waarschijnlijk was hij tijdens die vergadering niet aanwezig geweest.
Volgens de evangelist Johannes is hij ook in het geheim een leerling van Jezus. In het geheim, want hij vreest de Joden. De Joodse leiders hebben namelijk gedreigd iedere volgeling van Jezus uit de synagoge te gooien. En wie weet welk erger lot je dan nog meer wacht. Jozef is daarom een geheime gelovige. Zoals die er vandaag de dag ook zijn, in Noord-Korea, in streng-islamitische landen. Als je daar openlijk als christen je geloof belijdt en beleeft, ben je je leven niet veilig.

Lukas richt zich meer op Jozefs eigenschappen (vers 50): ‘hij was goed en rechtvaardig’. Precies hetzelfde wordt gezegd van Zacharias en Elisabeth, en van Simeon en Hanna, in het begin van het Lukasevangelie. Weer dat verband tussen  begin en eind. Ook dit duidt op die bijzondere persoon ‘aan de voet van het kruis’, die Jozef is. ‘En’, voegt Lukas er aan toe: ‘hij verwachtte de komst van het koninkrijk van God.’ Dat was precies de kern van de prediking van Johannes de Doper én van Jezus zelf: ‘Het koninkrijk van God is nabij gekomen’. En dat vraagt om bekering, om verandering, en om geloof in de Koning zelf, Jezus Christus.
En dat geloof en die verwachting doen Jozef nu uit de schemer naar voren stappen, en zijn liefde aan Jezus te betuigen. Dit is het mooiste, het beste dat God te geven heeft: zijn eigen lieve Zoon, die zichzelf gegeven heeft. Ook voor Jozef. Deze kan nu niet meer een geheime leerling blijven, maar stapt uit de schemer in het licht. En wij, vergezellen wij hem?

Jozef bezit ook een eigen rotsgraf. Ongebruikt nog. Ongetwijfeld is hij er regelmatig langsgelopen in zijn tuin. En dan schoot het vast ook door hem heen: ‘Wie zal hier als eerste begraven worden? Eén van de ouders? Ik zelf? Mijn vrouw? Of – God verhoede! – één van de kinderen?’
Maar dat het Jezus zou zijn… En toch, hij twijfelt geen moment. Maar daarvoor moet hij wel eerst naar stadhouder Pilatus. En daar zitten genoeg haken en ogen aan. De Romeinen gaven de dode lichamen van gekruisigden eigenlijk nooit gelijk om te worden begraven. Ze moesten immers geen martelaarsstatus krijgen. Daarom lieten ze die lichamen vaak vele dagen aan het kruis hangen, zodat de vogels en andere aaseters zich er tegoed aan konden doen. Gruwelijk. Vernederend. De naam Golgotha – schedelplaats – kreeg zo een nog luguberder betekenis. En uiteindelijk werden dan het stoffelijk overschot, zoals dat genoemd wordt, in een massagraf begraven. Ach, waar kennen we dat van? De lijken op straat, dagenlang, de massagraven… Er is niet veel veranderd.
Maar dat wil Jozef voorkomen. Hij is immers goed en rechtvaardig. Hij neemt Gods geboden serieus. En de Thora schreef voor dat ook de lichamen van geëxecuteerden dezelfde dag nog begraven moesten worden. Laat staan als het je Heer en Heiland betreft.
Maar de Romeinen stonden zo’n begrafenis alleen toe op uitdrukkelijk verzoek van de familie. Maar die is nergens te bekennen. Jozef neemt die rol over en hij waagt het om het lichaam van Jezus aan Pilatus te vragen. Dat is niet zonder risico, want Pilatus heeft een hekel aan de Joden. En dat is alleen maar sterker geworden door die hele onverkwikkelijke gang van zaken rond Jezus’ proces en veroordeling. Pilatus is er helemaal klaar mee. Dus hoe zal hij reageren op Jozefs verzoek?
Bovendien zit er voor de gelovige Jood Jozef nog iets anders aan vast. Door naar Pilatus’ gerechtsgebouw te gaan verontreinigt hij zich. Vandaar dat de Joden ook buiten gebleven waren bij dat proces. Maar Jozef gaat naar binnen. Daarmee wordt hij onrein. Hij zal daardoor het Pesach niet kunnen vieren. Bovendien vraagt hij om het dode lichaam van Jezus, om dat te begraven. Een lijk aanraken betekent voor een Jood zeven dagen onreinheid. Dus ook om die reden geen Pesach…

Maar dat alles houdt Jozef niet tegen. Bij zijn gestorven Heer, bij zijn kruisdood, bij dit ‘mysterie groot’, zoals een lied zingt, is dat alles niets. Het is ‘drek, vuilnis’, zou Paulus zeggen.
Ja, hoe is dat bij ons, gemeente? We kunnen ons druk maken om van alles: om status, om wat anderen van ons vinden, om weet ik wat al niet. Maar mag dat, bij wijze van spreken, niet allemaal in de kliko? Omdat het niets is vergeleken bij dit grote mysterie, van onze Heer, zijn kruisdood, hoe Hij zichzelf gegeven heeft, uit pure liefde, tot in de bittere dood. Die zo onze Redder en Verlosser is. Die het helemaal volbracht heeft. Tot de laatste schreeuw, tot de laatste zucht, tot de laatste ademtocht en hartenklop. Met lichaam en ziel. En dat we die liefde mogen ontvangen. Mogen proeven vanavond ook. Aan de voet van het kruis. Die ons helemaal mogen toe-eigenen. Gratis en voor niets. Ja, uit enkel genade. Genade, die genoeg is. De rest is klikowaardig. En stappen we zo, uit de schemer in dit licht? Het licht van Christus. Van zijn liefde. Van zijn offer.

Jozef doet het. Hij vraagt Pilatus om het lichaam van Jezus. En Pilatus stemt toe. Misschien omdat hij zich schuldig voelt. Of omdat hij gehoord heeft van die centurio wie deze Jezus in zijn sterven eigenlijk was: de Rechtvaardige, de Zoon van God. Of misschien is hij onder de indruk van de liefde van deze Jozef. Hoe dan ook: hij geeft toestemming.
Jozef heeft vervolgens haast: de sabbat, de rustdag, komt eraan. Hij haalt Jezus’ lichaam van het kruis. Dat kan hij nooit in zijn eentje geklaard hebben. In het Johannesevangelie lezen we dat Nicodemus assisteert. Ook zo’n geheime gelovige trouwens. En misschien helpen de vrouwen mee. Of personeel van Jozef. Hij is namelijk een vermogend man, vermeldt Matteüs. Hoe dan ook, het gebeurt: de kruisafname. Het is een geliefd tafereel geworden in de schilderkunst. Schilders als Rembrandt en Rubens hebben het op ontroerende en onvergetelijke wijze op het doek gezet. De voorzichtigheid, de tederheid en vooral de liefdevolle toewijding stralen er vanaf.

Het Evangelie is juist uiterst sober. Het is één zinnetje, en eigenlijk een bijzin (vers 53): ‘Nadat hij het lichaam van het kruis had gehaald,’ (en dan komt de hoofdzin:) ‘wikkelde hij het lichaam in linnen doeken en legde het in een rotsgraf dat nog nooit was gebruikt.’ Met andere woorden: de nadruk ligt op de begrafenis. Op de eer die Jezus’ daarin wordt bezorgd. Kosten noch moeiten worden gespaard. Een kostbaar en fijn lijnwaad wordt om Jezus’ lichaam gedaan. En hij komt in dat spiksplinternieuwe rotsgraf van Jozef zelf te liggen. Het is de vervulling van de profetische woorden uit Jesaja 53, waar we deze dienst mee begonnen: ‘Zijn laatste rustplaats was bij de rijken.’

Ja, gemeente, juist dat Jezus begraven is, is geen randgebeuren in het Evangelie. Niet voor niets lazen we vanavond ook Romeinen 6, waar Paulus over de betekenis van Jezus’ dood én begrafenis zo krachtig schrijft. En het heeft ook in onze geloofsbelijdenis een plek gekregen: ‘… die gekruisigd is onder Pontius Pilatus, is gestorven én begraven…’ Veelzeggend!
Waarom is dit zo belangrijk? Allereerst om aan te geven dat Jezus echt lichamelijk is gestorven. De islam zegt bijvoorbeeld dat iemand anders in Jezus’ plaats is gekruisigd en gestorven. Een profeet kan toch zo’n gruwelijke en vernederende dood niet sterven?! En in de tijd van het Nieuwe Testament en wat later had je ook het zgn. docetisme dat beweerde dat Jezus een schijnlichaam had. Zijn goddelijkheid was te groot om Hem echt te laten sterven en begraven.
Maar nee, het Evangelie, Paulus in zijn brieven, onze geloofsbelijdenis, zeggen het klip en klaar: Jezus is echt gestorven. Daarom is Hij begraven. Hij heeft heel ons bestaan gedeeld, tot in de dood, tot in het graf.

Jezus is volstrekt solidair met ons geworden. Echt mens. Voor 100 %. Is dat niet troostvol, gemeente? Als wij sterven – en die zekerheid hebben we allemaal, tenzij Jezus eerder terugkomt – de zekerheid dat wij allemaal eens onze laatste adem zullen uitblazen. Dat wij zullen sterven. Ik weet niet hoe dat met u of jou is, maar ik denk daar best vaak aan. Dat had ik al als puber. En dat is gebleven. Dat wat de dichter Bloem eens als volgt onder woorden bracht:

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,
En niet slapend denk ik aan de dood…

Ja, die gedachten beangstigen mij dan, maken mij onzeker: hoe zal dat zijn? Wat gaat er aan vooraf? Wat komt erna? Dan staar ik in een donker gat. Maar dan spreek ik mijn ziel toe, beter: ik laat mij toespreken. Door het Evangelie. Door Jezus’ weg voor mij. Ik kom in dat dodenrijk niet als eerste. Jezus is mij voorgegaan. Hij heeft de dood gedeeld. Ja, ook mijn dood. Hij is immers begraven. Ja, dat is trouwens al dé reden om mij eens niet te laten cremeren. Waarom zou ik? Als ik Jezus wil volgen, en dat wil ik, dan ook hierin. Hij werd begraven. Dan wil ik niet anders.
Maar dit terzijde. Mijn dood, mijn begraven worden, mag ik in Zijn licht zien. Hij is ook daarin bij mij. Hij laat mij ook dan niet alleen. Net als u en jou niet.

Hij is daarin afgedaald. Ja, evenals zijn kruisdood hoort ook zijn begrafenis bij zijn vernedering. Jezus heeft alles van ons gedeeld, in onze plaats: onze schuld gedragen, gestorven voor en met onze zonden. En daarmee is Hij begraven. En dat maakt zijn begrafenis ook Evangelie, een goede, een blijde boodschap. Of zoals Paulus het uitjubelt in Romeinen 6: ons oude bestaan is met Hem gekruisigd, onze zonden zijn met Hem gedood en begraven. Dus dood en begraven. Weg! En wij mogen in nieuwheid van leven wandelen.

Ja, Jozef mag dan geen Pesach vieren, vanwege zijn verblijf in Pilatus’ gerechtsgebouw, vanwege zijn contact met Jezus’ dode lichaam, maar hij zal Pasen vieren met de Opgestane! Als na die sabbat, na de stilte, de rust, het wachten, op zondagmorgen Christus zal opstaan. Na de schemer, na het donker, zal het licht verschijnen. Het licht waarvan Jozefs daad al een reflectie is. Hij verwachtte immers het Koninkrijk van God. Die verwachting zal niet beschaamd worden. Voor hem niet. Voor ons niet. Of zoals Ria Borkent het beeldend en verwachtingsvol dichtte:

Sta op, verwacht
het rijk van God bij diepe nacht
als Jozef – die bij avond
Jezus heeft begraven.
Hij nam het lichaam van de Heer,
In doeken legde hij hem neer.

Niet vruchteloos,
Dit graf zal bloeien als een roos.
Voorbij de avondkilte
in volkomen stilte
ontvouwt zich nieuwe levenslust,
de zegen op de sabbatsrust.

Heer, breek de nacht,
uw schepping in het duister wacht
met ingehouden adem –
kom, verdrijf de schaduw.
Het graf zal in de doodswoestijn
kraamkamer van het leven zijn.

Sta op, verwacht
Het rijk van God bij diepe nacht,
Want hier is in de avond
Onze schuld begraven.
De zware steen is weggedaan.
Met Christus zijn wij opgestaan

Amen

zingen                       Gezang 223:1,2,3 

lezing avondmaalformulier  

zingen           Gezang 223:6,7

viering Heilig Avondmaal

zingen           Gezang 192:1,5,6

dankgebed en voorbeden

collectemoment

slotlied          Gezang 195:1,3,4,5

zegen

in stilte wordt de kerk verlaten