welkom en mededelingen 

lied     Psalm 147:1 ‘Lof zij de Heer, goed is het leven’ 

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        ‘Ik zal je tot een groot volk maken, Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou vervloekt, zal Ik  vervloeken. In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’ (Genesis 12:2-3)

zingen           Hemelhoog 262:1,2,3,6 ‘Gebed voor Israël’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

kindermoment

Weten jullie wat dit is? Er staan een paar letters op. Nee, geen Nederlandse letters. Wat wel? Hebreeuwse, en ze betekenen: De Almachtige. Wie is dat? De Here God, inderdaad.
Ik zal het maar verklappen: dit is een mezoeza, dat is ook een Hebreeuws woord en het betekent letterlijk ‘deurpost’. Daar hebben Joden dit kokertje ook op bevestigd. Deze heb ik ooit eens meegenomen uit Israël, toen we daar op vakantie waren. Ik was toen nog een arm studentje, dus dit is wel één van de goedkopere. Eigenlijk, op de duurdere soorten, hoort er een luikje op te zitten, dat je kunt opendoen en daar achter zit een stukje papier, opgerold in dat kokertje. En weet je wat er op dat papiertje staat? Woorden uit de Bijbel, uit Deuteronomium 6: ‘Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige.’ Wat zou dat betekenen?
Eigenlijk is dat het geloof in een notendop. Of beter gezegd: in een kokertje, die dus op de deurpost zit. Elke keer als je naar buiten gaat, je huis uit, of weer naar binnengaat, weer thuiskomt, dan word je er weer aan herinnert, telkens weer: “Zo is de Here God, Hij houdt van mij en daarom zal ik van Hem houden, binnenshuis en buitenshuis.” En vaak geven Joden die mezoeza dan een kus, met hun lippen, en als ze er niet goed bij kunnen: een handkus: “Zoveel houd ik van U Here God, en zo graag wil ik U dienen.” Mooi hè?! Ik hoop dat jij dat ook wilt en nooit zult vergeten.

schriftlezing            Marcus 10:13-16.

zingen           Hemelhoog 506 ‘Laat de kinderen tot Mij komen’

verkondiging         

Gemeente van Jezus Christus,

‘Afgelopen oktober was ik in Beth Shemesh in Israël toen de Gaza-oorlog uitbrak. Mijn vader woont echter in Jeruzalem. Het was ondenkbaar om uit Israël te vertrekken, zonder afscheid te hebben genomen van mijn vader en door hem te zijn gezegend. Ondanks de alom heersende dreiging besloten we toch naar Jeruzalem te gaan. Onderweg ging het luchtalarm af en gingen we snel de auto uit en de berm in. Het projectiel kwam een kilometer bij ons vandaan neer. We zijn verder gereden naar mijn vader. De woorden die mijn vader uitsprak tijdens het zegenen moeten ergens al boven de snelweg hebben gehangen. Wie weet…’

Aldus rabbijn Shmuel Katz van de Gerard Dou Synagoge in Amsterdam. Ontroerend, dat verhaal over de zegen van zijn vader, in zo’n onzekere en angstige situatie. Typisch Joods ook. Ouders daar zegenen hun kinderen regelmatig. Bij iedere sabbatsmaaltijd op de vrijdagavond bijvoorbeeld. Dan zegent de vader of moeder de kinderen. Beide handen worden op het hoofd van het kind gelegd en bij een jongetje worden eerst de woorden van Jakob geciteerd toen hij zijn kleinzonen Efraïm en Manasse zegende. Daarna klinkt de hogepriesterlijke zegen: ‘Moge de HEER je zegenen en behoeden. Moge de HEER zijn gezicht naar je doen oplichten en je genadig zijn. Moge de HEER zijn gezicht naar je opheffen en je vrede schenken.’ En bij de meisjes wordt de zegen ingeleid met de woorden ‘Moge God je laten zijn als Sara, Rebekka, Rachel en Lea.’ Prachtig.

Mooi hè, als je zo je kinderen het allerbeste gunt, want dat is zegenen: goede woorden over iemand uitspreken, de woorden van God, zijn genade, zijn vrede iemand toewensen, toebidden, meegeven. Dat kan heel letterlijk, door je kinderen te zegenen, voordat ze gaan slapen bijvoorbeeld, of op de zondag. Maar het gaat ook om een zegenende houding. Om het goede voor anderen te zoeken, in woorden, in daden. Om het hele bestaan te beleven onder Gods zegenende handen.
Want gelovige Joden zegenen eigenlijk de hele dag door bij alles wat ze met God de Schepper in verband brengen – en wat is dat niet? Van een slok water tot een maaltijd, van hand- en spandiensten tot de geboorte van een kind. Is dat niet overdreven? Nou, het wil juist benadrukken dat niets vanzelfsprekend is. Dat het alles een geschenk is, dat tot verwondering leidt.
De Joodse filosoof Abraham Joshua Heschel zei al: ‘Verlies je gevoel voor verwondering, dan wordt de wereld een markt voor u.’ Oftewel: het idee dat alles een product is, dat alles maakbaar is. Maar dat maakt alles zo plat als een dubbeltje. Nee, dan die verwondering, de dankbaarheid, de aanbidding. Dat geeft hoogte en diepte aan het leven. Dan is alles een geschenk. En dan kan niets en niemand zonder de zegen van de Allerhoogste, de God van Israël, de Koning van de wereld.

Dat moeten die mensen in ons tekstgedeelte ook hebben beseft als ze met hun kinderen naar Jezus toegaan, om die door Hem te laten zegenen. Een bekend lied zingt ‘Eens brachten de moeders de kinderen tot Jezus’. Maar dat staat er niet, dat het alleen de moeders waren. Nee, het staat er algemener: ‘De mensen probeerden kinderen bij Jezus te brengen.’ Daar kunnen net zo goed ook vaders bij geweest zijn. Geloofsopvoeding is toch geen kwestie van alleen de moeders, beste vaders, beste mannen?

Nu was het toentertijd gewoonte dat mensen aan de vooravond van Grote Verzoendag met hun kinderen naar de rabbi’s gingen om ze door hen te laten zegenen. Daar zit de diepe gedachte achter dat ook kinderen in die zegen van Grote Verzoendag, in de zegen van Gods vergeving, mogen delen. Hoe klein ze ook zijn, en zich dat misschien nog helemaal niet zo bewust zijn. Ook voor de kinderen is Gods heil bestemd.
En zijn die ouders met hun kinderen dan niet bij Jezus aan het juiste adres, op de beste plek? In Hem komen toch alle lijnen van Jom Kippoer, van Grote Verzoendag, samen? Christus is immers het Lam van God dat de zonden van de wereld wegneemt.

Maar de discipelen staan allesbehalve te springen om die kinderen dichtbij Jezus te laten komen. Ze vinden hen maar hinderlijk, sta-in-de-wegs. Ze berispen hun ouders:  ‘Wegwezen met die kinderen. Opzouten! Ze moeten Jezus hiermee niet lastig vallen: Hij heeft toch veel belangrijkers aan z’n hoofd dan die kinderen?’ Blijkbaar vinden ze die kinderen te gering en te onbenullig voor hun rabbi, te irritant voor hun Heer. In feite sluiten zij hen uit.
Ja gemeente, dat kan gebeuren dat in de kring om Jezus heen er geen ruimte is voor kleinen en geringen, voor anderen en andersdenkenden. Dat we mensen buitensluiten, op afstand houden, niet toelaten. Zoals de discipelen hier met die ouders en hun kinderen doen.

Maar daarmee zijn ze eigenlijk juist helemaal geen leerling van Jezus. Ze blijken hierin juist hardleers te zijn. En Jezus laat hen dat merken ook. Er staat dat Hij zich erover opwindt. Ja, zo heeft de NBV dat vertaald, maar dat is eigenlijk veel te keurig en te gezapig. Er staat namelijk in het Grieks dat Jezus ziedend wordt. In het hele Marcusevangelie komen we zo’n woede bij Jezus verder niet tegen. Dan juist hier, als Hij merkt dat zijn discipelen de kinderen bij Hem vandaan proberen te houden. Dan ontsteekt Jezus in vlammende woede. Z’n ogen spuwen vuur. Z’n hoofd wordt paars. Z’n stem slaat over. Zo’n woede…
En dan kijkt Hij nog eens naar die ouders, met hun kinderen in de armen of aan hun hand. Z’n ogen worden zacht. Z’n stem klinkt liefdevol en uitnodigend: ‘Laat de kinderen bij Me komen, houd ze niet tegen.’ Oftewel: ze zijn meer dan welkom. Het Koninkrijk van God is niet óók iets voor kinderen. Het is bij uitstek iets voor kinderen. Voor iedereen die is zoals zij…

Ja, dat is de crux van dit gedeelte, gemeente. Vers 15 begint namelijk niet voor niets met ‘amèn’ in de grondtekst. ‘Voorwaar’, staat er dan in de oudere bijbelvertalingen. ‘Ik verzeker u’, vertaalt de NBV wat vrijer. Maar hoe dan ook, hiermee wil Jezus de aandacht vangen. Alsof Hij zegt: ‘Let op, hier gaat het om. Amen, oftewel: dit is vast en zeker. Namelijk: wie niet als een kind het Koninkrijk van God ontvangt, er zeker niet zal binnengaan.
Dat is een scherp en radicaal woord van Jezus. Confronterend ook. Je bent niet automatisch in dat Koninkrijk van God. Je bent niet vanzelf Jezus’ onderdaan.
Beslissend is dat je daarvoor als een kind wordt. Als een kind dat Koninkrijk van God ontvangt.

Als een kind… Betekent dat dat je als volwassene kinderlijk moet worden, niet te veel nadenken, naïef moet worden? Nee, het gaat hier om de gestalte van een kind. Hoe een kind afhankelijk is.
Ik las ergens: ‘Als het gaat om het koninkrijk van God is het niet zo dat kleine kinderen eerst groot moeten worden, nee, veeleer moeten grote mensen eerst klein worden.’ Dat is grondhouding om het Koninkrijk van God te ontvangen.

Het is trouwens de enige keer dat het Koninkrijk van God zo in het Nieuwe Testament wordt getypeerd. Verder gaat het daar altijd om het Koninkrijk van God te beërven, het binnen te gaan. Maar het Koninkrijk van God, Zijn koningschap, wordt dus ook ontvangen. Het is ten diepste een gave. Jij hoeft het niet te vestigen. Je hoeft het niet te verdienen. Dat zou ook never nooit lukken. Nee, je ontvangt het. In de gestalte van een kind. Alleen zo. Dus als je zelf klein wordt. Als je beseft dat je het zelf niet hebt. Dat je die zegen ontvangt. Van Boven. Zoals alles ten diepste. Alles is genade. Die je krijgt. In je lege handen.

En dat brengt me bij het Heilig Avondmaal dat we straks mogen vieren. Over verzoening gesproken… Daar spreekt toch alles van verzoening: het witte avondmaalkleed, het stukje brood en het slokje wijn, tekenen van het lichaam en het bloed van onze Koning, van Jezus Christus, dat gegeven is, dat vergoten is, tot ‘een volkomen verzoening (!) van al onze zonden.’
Over lege handen gesproken. Juist bij het lopende avondmaal komt dat zo krachtig naar voren. Je stapt uit de bank. Je komt naar voren. Ik mag dat stukje brood uitreiken, aan u, aan jou. En de diaken het bekertje wijn, of druivensap. En weet je wat dan mooi en veelzeggend is? Dat je dan je handen ophoudt. Ja, lege handen. Open handen. Ontvangende handen. Waar ik dat stukje brood inleg. En dan hoor je mij zeggen: ‘Christus voor u, Christus voor jou’. Je ontvangt Hem. Je ontvangt Zijn koninkrijk, zijn verzoening, zijn vernieuwing. Als een kind. Als zijn kind. Een koningskind.
Daarom: wij zegenen U, Christus, Koning der Joden, Heer van de wereld. Amen

zingen           Psalm 131 ‘O Heer, er is geen trots in mij’

lezing avondmaalformulier tot en met gebed

zingen Lied 840 ‘Lieve Heer, Gij zegt ‘kom’ en ik kom’

nodiging, uitdeling en communie

lofprijzing

dankgebed en voorbeden

collectemoment

slotlied          Psalm 147:7 ‘De Heer heeft Jakob uitverkoren’

zegen