zingen Psalm 145:1 ‘O Heer, mijn God, Gij koning van ’t heelal’
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘In de morgen, HEER, hoort U mijn stem, in de morgen wend ik mij tot U en wacht.’ (Psalm 5:4)
zingen (met combo) Lied 216 ‘Dit is een morgen als ooit de eerste’
lezing van het gebod Uit Micha 6:6-8
zingen Lied 992 ‘Wat vraagt de Heer nog meer van ons’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen (met combo) Hemelhoog 257 ‘Zie de zon, zie de maan’
kindermoment
Mooi lied is dat hè?! Over hoe onvoorstelbaar mooi alles door God is gemaakt.
Wat is het mooiste dat jij vandaag zag dat God gemaakt heeft? Wie kan iets noemen?
Weet je wat misschien wel het allermooiste is? Wij mensen. Waarom? Omdat God ons naar zijn beeld heeft geschapen. Wij lijken op God. Nee, we zijn God niet zelf. Maar we mogen wel op Hem lijken. Eigenlijk zijn we als deze dingen… En dan moet je even naar het scherm kijken.
Wat zijn dat? Reflectors. Voor op je fiets.
Wat doet een reflector? Hij weerkaatst licht. Nee, hij maakt zelf geen licht. Maar hij weerkaatst het wel, en dan lijkt het net alsof zo’n reflector licht geeft als het donker is.
Nou, zo zijn wij. Als reflectors. We lijken op het licht. Maar zijn zelf het licht niet. God is het Licht. En wij mogen dat licht reflecteren, weerkaatsen. Door aardig te zijn, lief te zijn, het weer goed te maken als het mis is gegaan, door goed voor Gods schepping te zorgen. Nee, zo lijken we op God. Als het mooiste dat Hij gemaakt heeft. Mooi toch?!
Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezingen Genesis 1:24-2:3 en Hebreeën 1:1-4
tekstlezing Genesis 1:26 ‘God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken; zij moeten heersen over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daar rondkruipt.’
zingen Psalm 8:1,3,4 ‘Heer, onze Heer, hoe heerlijk en verheven’
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Het is een vast onderdeel van menig kraambezoek: de vraag ‘op wie lijkt de baby? Op vader of op moeder?’ Of nog beter, als de grootouders aanwezig zijn: op opa of op oma?’ Ik hoor het mijn schoonmoeder nog verzuchten, met enige spijt in haar stem, na de geboorte van Lotte: ‘Weer een echte Berg zeg!’ Maar bij Myrthe kon ze eindelijk gelukkig concluderen dat zij toch echt op Mirjam lijkt.
Vanmorgen gaat het er in onze tekst over hoe wij mensen op God lijken: ‘God zei: “Laten we mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken…”’ Of zoals de Naardense Bijbel letterlijker vertaalt: ‘Maken wij een mensheid in ons beeld en als onze gelijkenis.’
Maar waar zit ‘m dan die gelijkenis in? Hoe lijken wij op God? Wat betekent het dat we ‘in Gods beeld’ geschapen zijn, dan we Gods evenbeeld zijn?
Hierover zijn door theologen vele, vele bladzijden vol geschreven. Het is ondoenlijk om dat allemaal de revue te laten passeren, want dan zitten we hier vanmiddag nog. Maar is het niet beter om naar onze tekst zelf te kijken? Want wat volgt er direct op dat geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis? Het heersen over de vissen, de vogels, het vee, en over de hele aarde en wat daar leeft.
Dus hoe zijn wij mensen Gods evenbeeld? Door te heersen over de schepping. Kijk, de Here God is de Allerhoogste. Hij is de Koning der koningen, maar Hij verleent dus de mens ook koninklijke waardigheid. We worden namelijk opgeroepen te heersen. Dat geeft ons iets koninklijks. Waarin we lijken op de hemelse Koning.
En als je dan ook nog bedenkt dat het in bijbelse tijden gewoonte was dat een koning in andere gebieden dan waar zijn paleis stond een beeld van zichzelf liet zetten – als symbool voor, als veelzeggend teken van: hier regeer ik – dan verwijzen wij als beelddragers van God dus naar de Heer en zijn koningschap. Hier op aarde zijn wij zijn vertegenwoordigers, ambassadeurs van zijn koninkrijk. Die dus zelfs de opdracht krijgen om te heersen over alles wat God geschapen heeft.
Tegelijk kan een modern en kritisch mens ook denken: zie je wel, hier is alles mee begonnen! De opdracht van God aan de mens om te heersen… Dan is het toch niet verwonderlijk als gelovigen dit hebben opgevat om dieren te mishandelen, om bossen plat te branden en de aarde te plunderen. De wortel ligt toch hier?!
Er zijn daarom wetenschappers die het christendom als hoofdschuldige voor de milieu- en klimaatcrisis aanwijzen. Want het christendom zou de weg geëffend hebben voor een houding van achteloosheid en cynisme in de omgang met de dierenwereld en de natuur.
Maar is deze redenering juist? Allereerst gaat het scheppingsverhaal verder. We lazen vanmorgen ook verder. Uiteindelijk lopen de zes scheppingsdagen uit op de zevende dag. En díe wordt door God geheiligd. Díe is de kroon op de schepping: namelijk de sabbat. Oftewel de dag van ophouden, van staken, van rust. Dus dat heersen, waar onze tekst van spreekt, is geen uitbuiten en uitputten. Niet van medeschepsels, niet van de aarde. Deze wordt ook rust gegund. Net als onszelf rust wordt gegund.
Maar dan komt daarna nóg een scheppingsverhaal, vanaf hoofdstuk 2:6. En daar worden weer andere accenten gelegd. Daar roept God de mens op om de tuin van Eden – die symbool staat voor de hele schepping – om die ‘te bewerken en erover te waken’. De mens mag de aarde bewerken om voedsel te produceren, maar hij moet er ook over waken dat kwade machten de overhand krijgen. Het gaat erom dat de aarde bewaard blijft. Ze is immers ‘kosmos’, en dat betekent letterlijk sieraad. Zo kostbaar is de schepping en zo zuinig moeten we er op zijn. Dit staat allemaal toch haaks op die houding van achteloosheid en cynisme, waar die wetenschappers over spraken. Die helaas wel vaak aan de hand is, ook bij christenen, maar die dus echt niet bijbels is, gemeente. Integendeel.
Dus beeld van God zijn, zijn evenbeeld zijn, dat is op zo’n manier regeren dat het bewerken én bewaren is. Met ook de broodnodige rust. Heersen heeft dus alles te maken met beheersen. En juist dat is vandaag de dag broodnodig. Beheersen, van ophouden weten dus, kunnen minderen, zodat die schepping niet uitgeput raakt.
Het gaat dit seizoen over leven in het licht van het Koninkrijk van God. Op het eerste gezicht denk je daarbij misschien vooral aan iets van straks, het leven hierna. Maar Gods koningschap heeft juist betrekking op hier en nu, op de aarde. Het scheppingsverhaal laat zien dat God zich met deze aarde heeft verbonden. Ze behoort Hem toe en is bestemd als zijn woonplaats.
Trouwens, dat is ook in het slot van de Bijbel volstrekt helder, want in Openbaring horen we dat het nieuwe Jeruzalem vanuit de hemel op aarde zal neerdalen. Het draait bij Gods koninkrijk dus om de aarde…
En op die aarde hebben wij dus van God speciale verantwoordelijkheid gekregen. Als Gods beelddragers vertegenwoordigen wij Hem op aarde. Als daarbij regeren dienen wordt, dus helemaal in de stijl van koning Jezus zeg maar, als we deze aarde bewerken, bewaren en koesteren, dan floreert het hier en komt het tot zijn recht. Dat is het doel van Gods koningschap, waar wij dus bij ingeschakeld worden. U, jij en ik. Ieder van ons is daarin verantwoordelijk.
Er valt ook nog meer te zeggen over dat beeld van God zijn. Het is niet alleen functioneel zeg maar, maar ook relationeel. Opvallend is namelijk dat binnen dat scheppingsverhaal de mensen als enige rechtstreeks door God aangesproken worden, vers 28: ‘God zei tegen hen…’ Dat hoort dus ook bij dat beeld van God zijn. Dat we door Hem aangesproken worden. Dat Hij een persoonlijke relatie met ons aangaat. Jezus en Paulus zouden later zeggen: die van Vader en kind. Waarbij God ons zoveel schenkt: zijn liefde, zijn zorg, zijn woorden, zijn geboden en beloften. En wij mogen ontvangen en antwoord geven.
Daarvoor is geen bepaald IQ vereist, of dat we helemaal gezond zijn. Nee, of je nu gezond of ziek bent, vermogend of juist niet, een knappe kop bent of veel meer iemand bent die het met z’n handen laat zien: je bent beeld van God. Nee, dan is afkomst, geslacht, geaardheid, niveau, of wat dan ook, niet beslissend. Wie of wat je ook bent: je bent beeld van God. Ieder mensenkind is dat. Dat maakt ieder mensenleven ook de moeite waard en het beschermen waard: geboren en nog ongeboren. Wat zou het al verschil kunnen maken als we zo anderen bezien! Of die nu een hardwerkende Nederlander is of een migrant. Een bewoner van een doorzonwoning of een dakloze. Een christen of een moslim, een Jood of een Palestijn, een Rus of een Oekraïner, enz. enz. Ieder mensenkind draagt de handtekening van God, is zijn schepsel, is een beeld van God.
Mens is in het Hebreeuws ‘Adam’. Tegelijk is het ook de naam geworden voor de eerste mens, en in zijn kielzog vele Adams. Ook die man uit de Arkgemeenschap in het Canadese Toronto. Daar werd deze Adam verzorgd. Door Henri Nouwen. Deze was een gevierd professor aan de Harvard University. Een bijzonder theoloog. Een zeer begaafd spreker én schrijver. Maar ook iemand die kampte met onzekerheid en minderwaardigheidsgevoelens. Henri Nouwen nam op een gegeven moment de beslissing om Harvard in te ruilen voor de Arkgemeenschap, een leefgemeenschap voor mensen met een verstandelijke beperking. Nouwen ging daar wonen en werken. ‘Wat moet je daar?’, vroegen z’n collega’s en z’n fans. Maar Nouwen voelde zich daar geroepen. Hij wilde Jezus volgen in diens weg naar beneden, van de minste zijn, van afdalen van zijn troon… En zo ging hij zorgen voor Adam. Adam die niet kon praten, die leed aan epilepsie en zonder hulp niet mobiel was.
Aanvankelijk vond Nouwen het moeilijk. Hij wist niet wat hij met Adam aan moest. Maar na een jaar ontstond er een band tussen deze twee. Nouwen schreef er een prachtig boek over, met als eenvoudige titel ‘Adam’. De kern daarvan is dat Nouwen daarin vertelt dat hij meer van Adam dan Adam van hem geleerd heeft. Dit: dat zijn belangrijker is dan doen, dat zijn wezenlijker is dan hebben. Henri mocht Adam verzorgen. Adam ontving. En Adam gaf zijn onvoorwaardelijke liefde terug, was er ook zo voor Henri. Adam leerde Henri ook dat diens prestaties niet het wezenlijke waren, diens cv, wat anderen allemaal van hem vonden. Nee, wie we in Gods ogen zijn: gewild, geliefd, zijn evenbeeld.
Dus wie of wat u of jij ook bent, waar jij onzeker over bent, mee worstelt: je bent de moeite waard. Omdat Gods eigen handtekening op jouw leven staat. Je lijkt sprekend op God. Je bent zijn beeld. Vergeet dat nooit.
‘Mooi verhaal, dominee Kees. Maar het is toch eigenlijk het halve verhaal? Want na Genesis 1 en 2 komt Genesis 3: het verhaal van de zondeval. En dat heeft toch ook z’n gevolgen voor dat beeld van God, dat wij zijn? Ligt dat beeld niet aan stukken? In ieder geval is het toch behoorlijk beschadigd. Als ik zie hoe beestachtig een mens kan worden, wat mensen elkaar aandoen, hoe we met die schepping zijn omgegaan en nog steeds omgaan? Het is toch godgeklaagd! En over God gesproken: je kunt de mens wel mooi beeld van God noemen, maar hoeveel mensen hebben God en zijn koningschap niet uit hun leven verdrongen, omdat ze zelf op de troon willen zitten! En eerlijk gezegd heb ik zelf die neiging ook maar al te vaak. Nou, dan is daar allemaal weinig koninklijks aan, dan zie ik daar niet echt een evenbeeld van God in.’
Het is allemaal waar. En toch, we zongen niet voor niets, na de schriftlezing en voor de preek, Psalm 8. En die komt toch echt ook na Genesis 1 en 2, en ook na Genesis 3. Dus na de zondeval. En toch klinkt in die Psalm over de mens (en we zongen het toch allemaal mee?):
Gij hebt hem bijna goddelijk verheven,
een kroon van eer en heerlijkheid gegeven,
Gij doet hem heersen over zee en land,
ja, al uw werken gaaft Gij in zijn hand.
Dit blijft dus staan hè, ook na de zondeval. Blaise Pascal zei: ‘Als het over de mens gaat, moeten we met twee woorden spreken: grandeur en misère.’ Ja, dat laatste is duidelijk: de misère van ons mensen. Laten we ook niet vergeten dat het scheppingsverhaal van Genesis 2 ons vertelt dat God de mens formeerde uit stof. Veelzeggend. We hoeven ons dus echt niets te verbeelden. Stof valt zo uit elkaar. Zo kwetsbaar, zo broos, zo eindig zijn we. ‘Van stof tot stof…’ Misère…
Maar tegelijk is er ook een grandeur, vanwege God, die ons koninklijk heeft geschapen en heeft gewild. Een ‘kroon van eer en heerlijkheid’ jubelt de Psalm. Tijdens het kindermoment in de startdienst drukte ik nog zachtjes een kroon op het hoofd van de kinderen, als ze wilden. Ik noemde ze daarbij prinsen en prinsessen. Want als God, de allerhoogste Koning, onze Schepper is, en onze Vader zelfs, dan zijn wij als zijn kinderen een prins of een prinses. Over grandeur gesproken…
Maar die is er niet vanzelf. Daarvoor is die misère te groot. Daarvoor ligt er echt te veel aan stukken. In onze relatie met God, met elkaar, met onszelf en met de schepping. Daar moet geheeld worden, verzoend. En dat kunnen wij niet. Maar goddank heeft God dat wel gedaan. In Jezus Christus, zijn Zoon. Hij is Gods evenbeeld, hoorden we in Hebreeën 1. Maar dan echt een volmaakt beeld van God. Zo Vader, zo Zoon. Volmaakt één zijn die. Daarom wordt in datzelfde Hebreeën 1 werd ook gezegd dat in de Zoon het heelal geschapen is. De Zoon was bij die schepping ook helemaal betrokken.
Niet voor niets gaat het in onze tekst ook over ‘wij’ en ‘ons’ als God spreekt: ‘Laten wíj mensen maken, die óns evenbeeld zijn.’ Technisch gesproken is dit een pluralis majestatis, een majesteitsmeervoud. Zo kan een koning spreken, zo mag een koning spreken: ‘Wij Willem-Alexander, koning van Nederland…’ Nou, dan geldt zo’n majesteitsmeervoud zeker voor de Koning der koningen. Andere uitleggers denken hier aan het zelfberaad dat God houdt bij de schepping. Hij overlegt met zichzelf, of misschien ook wel met z’n hemelse hofhouding, die van de engelen.
In de christelijke uitleg wees men op het meervoud dat in God zelf is. Hij is immers Vader, Zoon en Heilige Geest, drie in één. Van eeuwigheid is God zo. Dan is Hij ook zo, als de Drie-enige, bij de schepping betrokken. Vandaar: ‘Laten wij mensen maken, naar ons evenbeeld.’ Als Vader, maar ook als Zoon, door Wie alles is geworden, belijdt de geloofsbelijdenis van Nicea, dus helemaal aansluitend bji de Schrift. Het hele heelal is ook door Christus geschapen. Alles draagt dus ook zijn handtekening. En ook als Heilige Geest is Hij bij de schepping betrokken. Want de Geest zweefde boven de wateren, voordat God ging scheppen: speurend, broedend als een vogel. En door diezelfde Geest, de adem van God, wordt de mens tot een levend wezen. Elke ademteug is een godsgeschenk, gemeente. Voel maar…
En goddank weet de Drie-enige ook raad met onze misère, met de brokken in dat beeld van Hem, die wij zelf veroorzaakt hebben en blijven maken. De Vader bleef van ons mensen houden, wilde ons niet kwijt. De Zoon kwam zelf, als dé mens, als de Zoon des mensen. Hij werd één met ons en nam al onze misère op Zich. En verzoende onze schuld. En de Geest komt in ons wonen en herschept in ons dat beeld van God. Vormt ons naar het beeld van Jezus, hét beeld van God. Zodat we meer en meer op Hem gaan lijken. Dat is Gods plan met uw en jouw leven. Herken je het? Is het bezig zich te ontwikkelen in je leven? Open je je daarvoor?
Tot slot: op wie lijkt u, en jij? Op je vader, je moeder, je broer, je zus, je opa of oma? Bijzonder! Maar ik hoop van ganser harte dat je vooral steeds meer op Jezus gaat lijken. Trekken van Hem gaat vertonen. Dan kom je namelijk echt tot je doel. En dat zal gevolgen hebben, voor jezelf, voor je omgeving, voor de hele schepping. God wil niets liever. Dan breekt zijn koninkrijk door… Halleluja!
Amen
zingen (met combo) Hemelhoog 687 ‘Maak ons tot een stralend licht voor de volken’
gedenken overleden gemeentelid
voorbereiding heilig avondmaal
dankgebed en voorbeden
collectemoment
slotlied Lied 978:1,3,4 ‘Aan U behoort o Heer der heren’
zegen
0 Reacties