orgelspel

welkom en mededelingen door ouderling van dienst

zingen           Lied 562:1 ‘Ik wil mij gaan vertroosten’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Mijn liefste vrienden ontlopen mijn leed, wie mij na staan, houden zich ver van mij.’ (Psalm 38:12)

zingen           Psalm 38:6,7,12 

de Tien Woorden          ingeleid met Exodus 19:16-20; 25, daarna de gezongen versie met Lied 310 ‘Eén is de Heer, de God der goden’ en als toegift Jezus’ samenvatting uit Matteüs 22:35-40

gebed                       

kindermoment

Ik wil jullie allereerst een plaatje laten zien op het grote scherm. Een plaatje uit een film. Wie kent die film? Narnia. Ja, hoe heet die leeuw? Aslan. En de meisjes zijn Suze en Lucy.
Die film is van een boek gemaakt, dat al ouder is, en ook mooier dan de film. Nog mooier. Aslan heeft besloten dat hij zijn leven gaat geven voor de kinderen, voor Edmund die z’n broer en zusjes, en ook Aslan zelf verraden heeft. De witte heks wil hem daarvoor straffen. Maar dan zegt Aslan dat hij die straf zal dragen. Dat betekent dat hij zich over gaat geven aan de heks.
De nacht daarvoor kunnen de twee zusjes Lucy en Suze niet slapen. Ze kruipen hun tent uit en wat zien ze daar: …. (bewuste fragment wordt voorgelezen)

Op wie lijkt Aslan? Op Jezus. Straks in de kindernevendienst zullen jullie een verhaal uit de Bijbel horen dat hier heel erg op lijkt, beter: dat verhaal van Aslan lijkt op dat van Jezus. Ik wens jullie een mooie kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing             Aan deze dienst is meegedacht door een stel jongeren o.l.v. een jeugdouderling. Ze kwamen met het thema vriendschap. Hoe dit te verbinden met de Veertigdagentijd? We kwamen uit bij Jezus in de Hof van Gethsémané, waar Hij is met zijn vrienden, de discipelen, en waar één van hen Hem komt uitleveren. We lezen daarover uit Matteüs 26:36-50.

zingen           Lied 571 ‘In stille nacht houdt Hij de wacht’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

BFF of beter: – op z’n Engels – Bie Ef Ef; toen ik die afkorting voor de eerste keer hoorde, had ik geen flauw idee waar die op sloeg. Tot mijn kinderen het me uitlegden. BFF is Best Friend Forever, beste vriend voor altijd.
Oftewel die vriend of vriendin met wie je een bijzondere band hebt, met wie je heel veel samen doet, met wie je heel veel deelt, tegen wie je alles kunt zeggen, en bij wie dat dan ook blijft, die je helpt, voor wie je alles over hebt. Zulke vrienden zijn zo kostbaar. Ook als het over geloven gaat, vertelden een paar van jullie: juist om dat geloof vol te houden, om dezelfde waarden en normen te delen.

B.F.F. … Misschien zou je zo Petrus, Jakobus en Johannes kunnen noemen van Jezus. Binnen de vriendenkring van Jezus, binnen zijn groep discipelen, nemen zijn immers een bijzondere plaats in. Jezus nam die drie weleens apart bij bijzondere gebeurtenissen. Bijvoorbeeld bij het dochtertje van Jaïrus, dat overleden was en door Jezus werd opgewekt uit de dood. Of bij zijn verheerlijking op de berg, waar Mozes en Elia aan Hem verschenen, en Jezus’ uiterlijk werd veranderd en Gods stem klonk: ‘Dit is mijn Zoon, luister naar Hem.’ Die drie mochten het meemaken. Onvergetelijk.

Maar nu is het allesbehalve licht en vreugdevol, maar juist donker en dreigend. En opnieuw mogen die drie vrienden mee…
Ze zijn in de Hof van Gethsémané. Jezus ging daar vaker heen. Om zich daar terug te trekken en te bidden tot zijn hemelse Vader. Gethsémané – letterlijk: de oliepers. Het was ook een boomgaard, met olijfbomen. En die olijven worden geperst tot olie. Vandaar Gethsémané, ‘oliepers’. Een veelzeggende naam als je ziet wat daar met Jezus gaat gebeuren…

Ze zijn er aanvankelijk met 11 discipelen. Judas is er niet meer bij. Hij heeft andere plannen… Acht van hen vraagt Jezus op een plek achter te blijven. Met de drie genoemden gaat Jezus verder.
Terwijl ze door de donkere tuin lopen, – met die grillige vormen van de olijfbomen heeft het iets spookachtigs – gebeurt er iets met Jezus. Hij wordt steeds verdrietiger en banger. Z’n vrienden zien het. En Jezus spreekt het ook hardop uit (vers 38): ‘Ik ben diepbedroefd, tot stervens toe’.
O ja, z’n vrienden hadden Hem wel eens verdrietig gezien. Maar zó? Zo intens, zo letterlijk doodsbang? Nee, zó nog niet eerder.
De Jezus die gezegd had: ‘Kom naar Mij, dan zal Ik je rust geven’, die Jezus is nu zelf dodelijk bedroefd, een vat vol onrust. De Jezus die de moed had om tegen de gevestigde orde in te gaan, Die is nu zelf angstig, zó bang dat Hij wel dood zou willen zijn: verlost van deze verschrikkingen…
Met dit soort gevoelens lopen wij niet graag te koop. We willen ons niet laten kennen, ons groothouden. Maar Jezus is er juist open over. Hij deelt het met z’n vrienden. Juist die aardedonkere gevoelens van intens verdriet en wurgende angst. Zouden wij Hem in die openheid kunnen navolgen? Durf jij zo open te zijn over waar je bang voor bent, waar je verdrietig over bent? Tegenover je vrienden? En kunnen zij er zo open over zijn tegenover jou?

Petrus, Jakobus en Johannes zijn ook een beeld voor de kerk. En de Heer van de kerk, Jezus Christus, durft hier zwak en kwetsbaar te zijn. Hij verzwijgt niet aan zijn vrienden, aan zijn volgelingen, dat Hij zo bang is voor wat komen gaat. Zouden wij als kerk, als gemeente, hierin op Hem durven lijken, ook tegenover elkaar?
Afgelopen donderdagavond hadden we een Groot Huisbezoek, waar we in kleine groepjes met elkaar in gesprek gingen over ons geloof, over bidden en onze wensen. Ik werd geraakt hoe in ons groepje mensen heel open waren, juist ook over het moeilijke en het kwetsbare. Iemand vertelde dat ze zich grote zorgen maakte over de toekomst voor haar kleinkinderen: ‘In wat voor wereld groeien ze op? Blijven ze bij het geloof, bij de kerk? Wat zal er allemaal niet op hen afkomen?’ Een ander vertelde over de aanvechtingen als het gaat over zoveel verschrikkingen in deze tijd: ‘God kan toch meer dan wij wensen of bidden, waarom gebeurt dit dan allemaal?! Dan kan Hij het toch voorkomen?!’
Het kon gedeeld worden in het groepje. Er werd geluisterd, zonder voorbarige vrome stoplappen. En ik dacht: is dit niet in het spoor van onze Heer, die zelf zo kwetsbaar, zo open was over zijn eigen immense verdriet en angsten, tegenover z’n discipelen.
Niet voor niets is het opgetekend in het Evangelie. Juist om ons ervan te doordringen dat wij in onze angsten, in ons verdriet en onze vragen niet alleen zijn, maar dat Hij ervan weet, omdat Hij er zelf doorheen is gegaan. Zijn vingerafdrukken staan er dus, bij wijze van spreken, al op, zijn hart klopt er in, met ons, voor ons…

In dat ontroerende gedeelte uit Narnia vraagt Aslan aan de twee meisjes hun handen op zijn manen te leggen. Om hem te steunen, te bemoedigen en te troosten voordat hij zich overgeeft aan de heks en zo de prijs betaalt met zijn eigen leven. Aslan ziet daar als een berg tegenop en daarom heeft hij zo’n behoefte aan het gezelschap van Lucy en Suze.
De bedenker hiervan, C.S. Lewis, was een overtuigd christen. Het is niet moeilijk om de gelijkenis te zien met Jezus in Gethsémané. Hij, die immers zo’n behoefte heeft aan de nabijheid, het meeleven, van zijn vrienden: ‘Blijf hier met Mij waken.’ Met andere woorden: ‘Blijf bij Me, maak het met Mij mee, steun me!’ Dat mag je toch verwachten van vrienden?!

Jezus gaat zelf nog een stukje verder en begint daar te bidden. Hij laat zich voorover vallen: teken van overgave, maar ook de worsteling met en het smeken tot zijn Vader. Hij bidt immers: ‘Vader, laat deze beker aan Mij voorbijgaan!’ De beker staat voor zijn komende lijden. Ja, Hij weet wat Hem te wachten staat. Hij heeft het zelf meermalen aangekondigd: dat Hij uitgeleverd zal worden, gevangen en uiteindelijk gekruisigd. De mensen zullen Hem de vreselijkste dingen aandoen. Zo wreed. Zo demonisch. De beker van dat lijden is tot de rand gevuld. Die beker staat in het Oude Testament ook voor Gods oordeel over de zonde, over het kwaad dat wij mensen begaan hebben. Dat is veel, onnoemelijk veel. Terwijl Jezus zelf juist alleen maar het goede heeft gedaan. Hij is zonder enige zonde. ‘Maar Hij is tot zonde gemaakt’, schrijft Paulus in één van zijn brieven. Of in het beeld dat Jezus zelf gebruikt: die beker van het gruwelijke lijden, al die zonden, die verwijdering brengen met God, zijn terechte oordeel oproepen; die beker zal Jezus, in onze plaats, moeten leegdrinken, tot op de bodem.
Jezus ziet er zo tegenop. Hij deinst er nu voor terug. Hij smeekt of Hij die beker mag laten passeren. Maar zijn gebed gaat verder: ‘Maar laat niet gebeuren zoals Ik het wil, maar zoals U het wilt.’ Hoor je het? Jezus offert hier zijn wil. Laat Uw wil gebeuren. Die moet het laatste woord hebben, niet mijn wil…

Wat een aangrijpend gebed! Hoe we hier Jezus in het hart kijken. Hoe Hij worstelt met zijn Vader, zich aan Hem overgeeft. Maar zijn vrienden merken het niet, want ze zijn in slaap gevallen.
En Jezus? Hij wordt niet woest. Hij stuurt ze niet de laan uit. Nee, Hij is teleurgesteld. Hij richt zich met name tot Petrus. Juist de discipel die gezegd had ‘Al zal iedereen U in de steek laten, ik niet!’; juist hij is ingedut, ligt te maffen! Maar Jezus’ verwijt betreft ze alle drie: ‘Konden jullie niet eens één uur met Mij waken?’ En je voelt de diepe teleurstelling. Misschien voelt dat nog erger aan dan als Jezus laaiend was geworden.
Ik weet nog wel dat ik als kind iets had gedaan wat mijn vader echt niet goed vond. En hij ontdekte dat. Hij riep mij bij zich. Maar in plaats van boos te worden, zweeg hij, en ik voelde zijn verdriet, zijn teleurstelling. Het raakte me dieper dan wanneer hij woedend was geworden.
Zo ook hier bij Jezus: ‘Konden jullie niet eens één uur met Mij waken?’ Juist toen Jezus het zo nodig had, lieten zijn vrienden verstek gaan, lagen ze er niet eens wakker om, maar waren ze ingedut. En zo laten ze Jezus alleen.

Maar Hij schenkt hun een nieuwe kans, want zo is Hij. Opnieuw vraagt Hij hu   n Hem te steunen: ‘Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen.’ Eerst vroeg Hij alleen om te waken, maar nu is het waken én bidden. Die twee horen ook bij elkaar. Bidden is waakzaam zijn, op je qui-vive, uit je ogen kijken en je hart laten spreken, en zo ontdekken wat je te doen staat.
De beproeving, de verleiding, is dan om je in slaap te laten sussen. Om je ogen te sluiten voor dat wat verkeerd gaat, voor onrecht dat gebeurt, voor mensen die je hulp nodig hebben, vrienden die je om je steun vragen. Om daar geen aandacht aan te schenken, je laten verdoven door van alles.
Zijn we wakker of in slaap gedut? Blijven we bidden om niet in zulke beproevingen te komen? Blijven we staande bij die verleidingen?

Jezus gaat opnieuw bidden. Ogenschijnlijk lijkt het hetzelfde gebed, maar er is een subtiel en wezenlijk verschil. Jezus lijkt zich er namelijk bij neer te leggen dat die beker niet aan Hem voorbij zal gaan (vers 42): ‘Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan Mij voorbijgaat zonder dat Ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals U het wilt.’ Letterlijk staat dat laatste er nog sterker: ‘Laat uw wil geschieden.’ De inhoud van Jezus’ gebed is veranderd. Zijn bidden of God de situatie wil veranderen is geworden tot overgave aan God. Niet meer: ‘laat die beker aan Mij voorbijgaan’, maar: ‘laat Uw wil geschieden!’
Ik las ergens: ‘Dat is precies de kern van het echte bidden! Bidden is niet: ‘God op andere gedachten proberen te krijgen’, jouw wil tot Gods wil maken, dat Hij gaat doen wat jij wilt. Nee, bidden is: ‘Gods wil tot jouw wil maken.’ Laat Uw wil mijn wil zijn. Laat Uw verlangen mijn verlangen worden. De situatie verandert daardoor misschien niet, maar de bidder wel.’
‘Laat Uw wil geschieden’, oftewel: ‘Uw wil geschiede’. Ja, het is precies die regel uit het Onze Vader, dat volmaakte gebed dat Jezus zijn discipelen had geleerd. Maar zichzelf dus ook eigen had gemaakt, en telkens opnieuw moest eigen maken. Zoals hier op dit kruispunt van zijn lijdensweg.
‘Uw wil geschiede’. Nee, dat is geen doffe berusting, zoals ik mensen wel eens hoor verzuchten. Zo van: ‘Het is nu eenmaal zo. Wat kunnen wij eraan doen?’ Nee, het is veel betrokkener, veel actiever: ‘Laat Uw wil geschieden. Uw wil moet worden gedaan. Ook in mijn leven. En daar wil ik me aan geven.’

Ook voor de derde keer bidt Jezus het zo. En ook de derde keer slapen zijn discipelen. Dan uit Jezus zijn teleurstelling niet meer. Hij zegt juist: ‘Slaap en rust nu maar.’ De NBV heeft er een soort verwijtende vraag van gemaakt, maar hier kies ik voor de HSV, die het vertaald heeft als een milde opdracht: ‘slaap nu maar verder en rust.’ Ik vind dat zo ontroerend, dat Jezus hen nu de slaap en de rust gunt, als een vader, als een moeder, die kinderen hun rust gunt. Als een herder die z’n schapen hoedt en verzorgt.

Maar die rust duurt niet lang, want daar komt een groep gewapende mannen. Aan het hoofd loopt die 12e discipel, Judas. Hij geeft Jezus een kus. Zo weten die soldaten Wie ze moeten arresteren.
Een kus nota bene als herkenningsteken! Een kus, teken van liefde en vriendschap. Alleen goede vrienden kus je, ter begroeting en afscheid. Maar hier is het een uiting van verraad.
Maar dan Jezus’ reactie (vers 50): ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’ Moet je nagaan: ook Judas is ooit door Jezus gekozen en geroepen. Ook Judas liet voor Jezus alles achter en volgde Hem. En nu dit?! Maar Jezus noemt hem nog steeds ‘vriend’.

Ik vind dat zo bijzonder, gemeente. Jezus heeft Judas nog steeds lief. Hij laat Judas niet los. Nee, met z’n aanspraak ‘vriend’ en met z’n vraag ‘ben je daarvoor gekomen?’ reikt Jezus Judas nog steeds de hand, biedt hem nog de kans, erop terug te komen.
Eén van de vragen van de jongeren was ‘Je moet je naaste liefhebben, maar hoe ga je om met mensen aan wie je je irriteert, of als het niet gaat, zoals je verwacht had, of als het moeizaam gaat?’ Nou, wat Judas betreft gaat dat nog wel veel verder dan irriteren en moeizaam gaan. Judas verraadt z’n Heer. Hij geeft Jezus aan. Terwijl Deze onschuldig is, hem juist alles had gegeven en wilde geven wat hij nodig had.
En wat doe Jezus dan? Hij biedt Judas nog steeds zijn vriendschap aan, zijn liefde, een nieuwe start. Zoals Hij dat ook bij ons doet. Van Jezus kunnen we dus leren om anderen te vergeven, anderen een nieuwe start te gunnen, te blijven gaan voor vriendschap.

BFF, Best Friend Forever. Ja, de allerbeste is Jezus. ‘Welk een Vriend is onze Jezus’, zongen ze vroeger. Ook tegenover die drie, die Hem lieten zitten. Ook tegenover Judas, die Hem verraadde. Ook tegenover ons, die echt niet beter zijn dan die discipelen.
Laten we daarom zijn vriendschap aanvaarden en dichtbij Hem blijven, biddend en wakend. Door Hem kunnen we ook elkaar aanvaarden, verdragen, elkaar een nieuwe kans bieden en samen volhouden, op Zijn weg. Forever. Voor altijd. Amen

zingen           (met combo)            Opwekking 798 ‘Houd vol’

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

kinderen komen terug uit de kindernevendienst en vertellen over project

zingen           Projectlied Pasen 2024

slotlied  (met combo) Hemelhoog 473a ‘Zege mij op de weg die ik moet gaan’

zegen

orgelspel