orgelspel
mededelingen
zingen Psalm 25:1
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Op de verklaring van twee of drie getuigen staat de zaak vast.’ (Deuteronomium 19:15b)
zingen Hoe kan er in de wereld vrede zijn van Ria Borkent (mel. Psalm 119)
gebod des Heren uit Romeinen 12
zingen Gezang 481:3,4
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
zingen Evangelische Liedbundel 118 Hij kwam bij ons heel gewoon
kindermoment
Wat heb ik hier nou weer meegenomen. Rechtstreeks uit onze voortuin: een tak van de magnolia. Dat is een boom, met heel veel bloemen. Nog even en het is een roze bloemenzee in die boom. Weet je, dat vind ik zo mooi. We hadden het vorige week over de oorlog, over zulke erge dingen die in deze wereld gebeuren. Maar het wordt gewoon weer lente, weer voorjaar, en zoveel gaat groeien en bloeien. God blijft trouw aan deze wereld, aan ons.
Weet je waar je dat het allermooist kunt zien? Bij het kruis van Jezus. Daar heeft God laten zien wat Hij er voor over heeft gehad, om ons te redden, om ons te vergeven, om ons tot zijn kinderen te maken.
De komende tijd gaan jullie elke keer een stuk van dat kruis behandelen zeg maar. Hier staat het kruis. En zien jullie wat daarop te zien is? Ook takken. Het zijn amandeltakken heb ik begrepen. Ooit ook heel mooi geschilderd door Vincent van Gogh. Maar op zijn schilderij bloeien ze. Hier niet. Nog niet…
Want uiteindelijk gaat dat wel gebeuren. Weet je waarom? Hoe verdrietig het ook is, hoe verschrikkelijk Jezus ook moest lijden, juist bij het kruis zien we zijn liefde het allermeest en allerdiepst. En als je die ontdekt hebt, dan word je dankbaar en blij, en dan mag je die liefde doorgeven. Dan gaat het eigenlijk ook bloeien. Net als deze magnolia. En daarom leg ik die bij het kruis.
Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing Openbaring 11
zingen Psalm 71:9,12,14
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Ergens in een kloostertuin in het Atlasgebergte in Algerije liggen zeven eenvoudige grafstenen naast elkaar. Ze horen bij evenzovele vermoorde monniken. Onder hen de abt: frère Christian de Chergé.
Christian was aanvankelijk Frans officier aldaar. Hij werd vrienden met de Algerijnse politieagent Mohammed. Mohammed was moslim, Christian christen. Het stond hun vriendschap niet in de weg. Maar anderen rond Mohammed hadden hier grote moeite mee. Christian was voor hen een vijand: Fransman, militair en christen.
Op een dag werd Christian ingesloten door moslimfundamentalisten. Hij vreesde voor zijn leven. Maar Mohammed sprong er tussen en redde zo Christians leven.
Een paar dagen later werd Mohammed gevonden bij de put achter z’n huis: gewurgd. Zijn vriendschap met Christian en zijn reddingdaad kostten hem zijn leven.
Dit bepaalde Christians verdere leven: iemand had letterlijk zijn leven voor hem overgehad. Dat deed hem zoveel dat hij besloot in te treden in het klooster, om zich te wijden aan God en de mensen.
In zijn denken en geloven werd een bepaald begrip belangrijk: het martelaarschap van de liefde. Dat had hij van zijn vriend Mohammed geleerd: de liefde is bereid om te lijden omwille van de ander. Zelfs voor de vijand.
Toen een stel moslimfundamentalisten de omgeving onveilig maakte, kwamen ze ook bij het klooster. Hun leider eiste drie dingen: de dokter van het klooster, medicijnen en geld. Christian weigerde. Hij schreef later: ‘Niet alleen omdat ik mijn broeders hoeder ben, maar ook omdat ik deze broer moest hoeden, die voor me stond, die het nodig had om iets te ontdekken in hemzelf, dat anders was dan wie hij geworden was…’
Ook de man die hem als vijand zag bleef hij liefhebben. Of zoals hij ook later schreef: ‘Als ik sterf, sterf ik niet als held of als heilige. Ik ben niet onschuldig. Het kwaad dat mij zal treffen, zit ook in mij. Hopelijk heb ik in mijn laatste momenten het bewustzijn om vergeving te vragen en het te schenken (…) ik wil niet sterven met haat, ik geloof in God, die onze Vader is. Ik geloof in genade, voor jou en mij.’ Zo wilde Christian getuige zijn.
Getuige, martelaarschap van de liefde… Dat brengt me bij ons tekstgedeelte. Over die twee getuigen. In het Grieks staat daar het woord ‘martyros’. Dat betekent naast ‘getuige’ ook ‘martelaar.’ En net als frère Christian moeten ook zij hun getuigenis met de dood bekopen.
Het zijn twee getuigen. Nu is niets in Openbaring zonder betekenis. Het is vol beeldtaal en symboliek. Dat er twee getuigen zijn, is dus ook niet voor niets. We hoorden aan het begin van de dienst uit Deuteronomium: ‘Op de verklaring van twee of drie getuigen staat de zaak vast.’ Het gaat hier dus om de waarheid, om de waarachtigheid van het getuigenis, van de zaak waar ze voor staan, waarvan ze getuigen: Gods, Jezus Christus’ eigen zaak! Vandaar dat Jezus zijn discipelen ook ooit twee aan twee erop uitzond.
Van deze twee getuigen wordt er nog iets gezegd. Nee, niet hun naam. Ze blijven anoniem. Maar er wordt wel een vergelijking gemaakt: ze zijn als twee kandelaren die voor God staan, met evenveel olijfbomen erbij. Dit is een verwijzing naar Zacharia 4. Daar lezen we over een kandelaar met twee olijfbomen. Zij staan voor de hogepriester Jozua en de landvoogd Zerubbabel. Zij zouden een belangrijke rol spelen in de herbouw van de tempel toen.
Toch doen die twee getuigen hier in ons tekstgedeelte meer denken aan Mozes en Elia. Zij krijgen namelijk de macht om tekenen te doen, die wel heel sterk doen denken aan wat Mozes en Elia ooit namens God deden: water in bloed veranderen en een lange droogte, waarbij er maanden geen druppel regent.
Betekent dat dan dat Mozes en Elia zullen terugkeren op aarde? Als een soort reïncarnatie of zo? Nee, ik ga mee met de uitleggers die dit veel meer zien als ‘in de geest van Mozes en Elia’ handelen en getuigen. Mozes staat daarbij voor de wet, voor Gods goede geboden, voor zijn wil. En Elia staat voor de profeten: die terugroepen naar Gods geboden, naar God zelf, naar zijn wil.
In die geest getuigen, dat profeteren. Dat hoeven er dan ook niet letterlijk twee te zijn natuurlijk. Maar wel mensen die daarvan getuigen, met hart en ziel.
Kijk, het beeld voor die getuigen is dus een kandelaar. De kandelaar is in Openbaring ook een symbool voor de gemeente. Als Christus aan Johannes verschijnt in het eerste hoofdstuk, dan heeft Hij zeven kandelaren bij zich, symbool voor de zeven gemeenten, voor uiteindelijk de hele kerk, van alle tijden en plaatsen. Want zeven is het getal van de volheid.
Een kandelaar. De gemeente is bedoeld als een licht in deze wereld. Ook wij. En hoe brandt dat licht? Omdat wij nu van die heldere lichten zijn? Omdat wij van die geweldige gelovigen zijn? Nee, dan sluit ik me graag aan bij wat die frère Christian zei: ‘Ik ben geen heilige of held.’ Nee, dat licht komt door de Heilige Geest, hier gesymboliseerd door de olie uit die olijfbomen. Of zoals het in Zacharia 4 staat: ‘Niet door kracht, niet door geweld, maar door mijn Geest.’ Een ontdekkende tekst voor iedere krachtpatser, die het zelf wel denkt te rooien, die vol is van zichzelf. Een ontdekkende tekst voor iedere gearriveerde christen of gemeente. Nee, wij zijn lek. En daarom bidden we telkens weer om de vervulling met de Heilige Geest. Ontdekkend ja, maar tegelijk ook bemoedigend voor iedere tobber, voor iedereen die klein van zichzelf denkt, die regelmatig met een mond vol tanden staat. De Geest geeft licht en kracht, door de Geest kunnen we getuigen.
Maar wat dan? Over de inhoud van het getuigenis wordt in ons tekstgedeelte eigenlijk weinig gezegd. Wel dat de twee getuigen een boetekleed aanhebben. Letterlijk staat er ‘een zak’. Dat was het gewaad van een profeet. Een zak, met daarin drie gaten, voor het hoofd en de beide armen. De benen staken dan door de bovenkant van de zak. Eenvoudiger kan niet.
Zo’n zak kennen we ook uit het spreekwoord ‘in zak en as zitten’. Iemand die rouwde trok een zak aan en strooide as over z’n hoofd. Zo zag iedereen dat diegene in de rouw was. Het gaat hier dus ook om een rouwgewaad. Dat zegt dus wel wat over de inhoud van het getuigenis. Die is verdrietig. Het is hier geen feest.
Juist nu ervaren we dat, met de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne, waar ziekenhuizen en scholen gebombardeerd worden, waar krijgsgevangen soldaten naar huis moeten bellen voor de camera. En waar op zoveel andere plaatsen het kwaad ook rondraast. Een rouwgewaad dus.
Maar het is ook een boetekleed. Want het zijn mensen die het kwaad láten voortrazen. Wij mensen zijn het die elkaar de ergste dingen aandoen. Die Gods bedoelingen in de wind slaan. In ons tekstgedeelte vallen de namen van Sodom en Egypte. Sodom staat voor ongastvrijheid, voor perverse seks, die niets met liefde te maken heeft. Egypte is ‘het land van de duisternis.’ Waar je slaaf bent. Waar de vruchtbaarheidsgoden aanbeden worden. Nu die van de economie, van nooit genoeg hebben. Ja, er is genoeg dat haaks staat op Gods goede wil, waar we Hem en zijn goede schepping pijnlijk mee raken. De kerk mag daar niet over zwijgen, als zij getuige en profeet is.
Als we maar niet vergeten dat we daar niet boven staan. Dat, zoals die frère Christian zo treffend zei, het kwaad ook in mij huist. Dat boetekleed, vanmorgen trouwens te zien in het paarse kanselkleed, is ook op onszelf van toepassing.
En als we ons van dat kwaad niet bekeren, dan zijn we echt verloren. Dan blijven we met lege handen achter, hoe rijk we ons hier ook hadden gerekend en gegraaid. Maar goddank is er redding. Voor u, voor jou, voor mij. Voor een ieder, die z’n vuile plunje bij Christus inlevert. Die wast Hij door en door schoon.
Dit getuigenis mag, ja moet klinken. Ja, daar zijn we toe geroepen, gemeente. Niet alleen om het fijn en knus met elkaar te hebben. Om ons op te sluiten in ons kerkgebouw, in onze eigen activiteiten. Want hoe kan de wereld gered worden als het getuigenis niet klinkt? Ook hier in Gouda.
Een kandelaar zet je niet onder een korenschoof, zei Jezus al. Nee, die laat je schijnen. Getuigen dus. Frank en vrij. Eenvoudig en eerlijk.
Misschien vind je dat moeilijk en zie je er tegenop. Maar vergeet niet dat die twee kandelaars gevoed worden door die olijfbomen. Met andere woorden: dat de Heilige Geest er is. Dat Hij ons wil vervullen, de woorden wil geven, de moed, en de vrijmoedigheid.
We lazen afgelopen week op catechisatie een gedeelte uit Matteüs 10. En het sprak de jongeren aan dat Jezus daar zegt dat de Heilige Geest zelf de woorden zal geven, zelfs al je voor het gerecht wordt gedaagd. Nu worden wij dat goddank niet letterlijk vanwege ons geloof, maar soms heb je wel het idee dat je je moet verantwoorden, dat je van alles naar je hoofd krijgt. De Heilige Geest helpt je dan te spreken, of te zwijgen, als dat beter is.
Weet je wat ook helpt om te kunnen getuigen? Door er in de gemeente met elkaar over te spreken. Door van elkaar te horen wat God in ons leven heeft gedaan. Hoe we zijn tekenen opmerken, geraakt worden door zijn Woord, we gehoorzaam zijn aan zijn wil. Als we dat met elkaar kunnen delen, helpt dat om dat ook buiten de gemeente te doen. In die zin is de gemeente ook een oefenplaats. Bijvoorbeeld voor de dienst in de kerkbank. Straks bij het koffiedrinken na de dienst. Of bij elkaar thuis in een gesprek. Of met een appje, een post op de sociale media, enz. enz.
Betekent dat getuigen gegarandeerd succes? O nee, er kan weerstand zijn. Pure vijandschap zelfs. Kijk maar naar die twee getuigen. Het Beest komt uit de afgrond. De volgende hoofdstukken komt dat uitgebreid aan de orde, dus ik weid er nu niet over uit. Maar dat Beest is de verbeelding van wat zich tegen God, tegen Christus, en tegen zijn kinderen keert. De Antichrist dus.
Hij doodt zelfs die twee getuigen. Dat gebeurt in Jeruzalem. In dezelfde stad waar Christus zelf was gedood. Die twee getuigen gaan dus in het spoor van hun Heer. Hij had het zelf gezegd: ‘Ze hebben Mij vervolgd, ze zullen ook jullie vervolgen.’
Getuigen van Christus zijn betekent niet dat je lijden wordt bespaard. Broeders en zusters ook nu ervaren dat aan den lijve. Ze herkennen zich in die twee getuigen. Als deze zelfs bruut gedood worden, blijven hun lichamen op straat liggen. Ze worden niet eens begraven. Toentertijd een teken van ultieme vernedering. Ach, nog steeds. De ontzielde lichamen in de Oekraïense straten, waar de bombardementen zo heftig waren dat ze niet naar binnen gehaald konden worden. Verschrikkelijk.
De lichamen van de twee getuigen liggen zelfs drie en halve dag op straat. Maar de mensen vinden het niks erg. Integendeel. Ze sturen elkaar zelfs cadeaus. Zo zijn ze verguld dat die kwelgeesten met hun irritante boodschap eindelijk de mond is gesnoerd. Nu kunnen ze weer ongestoord door met hun eigen leventje.
Maar ze hebben niet gerekend met de Here God zelf. Hij blaast de levensgeest in zijn dienstknechten en ze herrijzen. Ze staan op. En God neemt hen stante pede op in de hemel. Hoe bijzonder! In hun lijden gingen ze in de voetsporen van Jezus, maar in hun verheerlijking dus ook. Net als Hij opgewekt, opgestaan en ten hemel gevaren.
Openbaring is vaak een troostboek genoemd. Hoe waar is dat ook hier. Het ís een diepe troost, gemeente. Als getuige van Christus kun je het zwaar krijgen. Als kerk ook. En wie weet wat ons nog te wachten staat. Openbaring kent ook donkere bladzijden. Maar wie bij Christus hoort en van Hem getuigt, die is ten diepste niet kapot te krijgen, die is en blijft onder Gods hoede. Hij staat daar Zelf garant voor.
Ja, maar dan barst het geweld los. Op aarde. Deze beeft dusdanig dat een tiende deel van de stad verwoest wordt en maar liefst 7000 mensen het leven laten. De overlevenden zijn hier zo van onder de indruk dat zij God eer bewijzen. Die uitdrukking wil zeggen: ze wenden zich tot God. Ze erkennen Hem als Heer. Ze bekeren zich. Toen die getuigen nog onder hen waren, moesten ze er niets van hebben. Maar nu wel. Velen dus. Het is een grote opwekking.
‘Maar moet dat zo?! Die stad deels in puin?! 7000 man dood?! Waarom doet God dit?! Waarom laat Hij dit gebeuren?!’
Ik heb het al eerder gezegd, gemeente: de oordelen in de Bijbel zijn er nooit zomaar. Eigenlijk roepen wij mensen die zelf over ons af. Bovendien wil ik ook wijzen op de verhoudingen hier. Kijk, in de tijd van Elia waren er nog maar 7000 die de knie niet hadden gebogen voor de afgod Baäl, die trouw bleven aan de Here God. Maar hier zijn het juist velen, velen meer die hun hart aan God, aan Christus geven. En ja, een tiende wordt verwoest, maar 9/10e niet!
Gods genade is zo ruim, gemeente. Ook in dat heftige boek Openbaring komt dat naar voren. Juist ook hier. God wil de wereld niet vernietigen, niet verdoemen, maar redden. Hij is uit op ons behoud. En dat van een ieder. Zullen ze dat aan u, aan jou merken? En van je horen?
Tot slot, nog iets over dat zevende bazuin. De zevende, de laatste van de bazuinen. De voleinding dus. Hoe zal dat zijn? Daar wordt hier weinig over gezegd. Het boek is ook nog niet uit, er komen nog eens 11 hoofdstukken. Maar hier gaat het niet over het hoe, maar over het dát, het doel van alles (vers 15): het koningschap van onze Heer over de wereld, en dat van Christus. Hij zal heersen tot in eeuwigheid. Het wordt bezongen door de hemelingen alsof het al begonnen is: ‘Wij danken U, Heer, onze God, Almachtige, die is en die was.’ Ja, je zou dan verwachten: ‘en die komen zal’. Maar dat ontbreekt. Dat hoeft ook niet meer, want Hij ís gekomen. Zijn koningschap ís aangebroken. Zo wordt het bezongen. Zo wordt het gevierd.
En wij mogen daar hier al mee instemmen, dat beamen in ons lied: de toonhoogte vinden, waar het God om gaat, waar Hij naar toewerkt, dwars door alles heen.
Nee, ‘Böse Menschen haben keine Lieder’, zegt een Duits spreekwoord. Nee, als het kwaad je beheerst, dan zing je niet. Dan grom je. Dan knarsetand je. Maar als je gelooft en hoopt dat Christus zal heersen, dat het kwaad zal verdwijnen, dat het licht zal zegevieren, dan kun je zingen. Dan ga je zingen. Tegen de klippen op.
Een indrukwekkend voorbeeld zien we in ‘Des hommes et des dieux’, de film die een aantal jaar geleden verscheen over frère Christian en zijn zes medebroeders, in dat klooster in Algerije. De spanningen lopen op. Het wordt steeds gevaarlijker en angstiger.
Op een dag zijn ze in de kapel om te bidden. Maar dan horen ze het geluid van een naderende gevechtshelikopter. Dat geluid wordt steeds harder. Oorverdovend uiteindelijk. De helikopter, met z’n kanon gericht op de kerk, hangt schuin boven de kapel. Maar dan begint Christian te zingen. Ze schuiven naar elkaar toe en slaan de armen om elkaars schouder. En tegen die herrie boven hen, tegen het dreigend geweld in, zingen ze.
Ik vind het een prachtig beeld voor ons als kerk, als gelovige. Om tegen alles in. Tegen de dreiging, de geestelijke boosheden in de lucht zeg maar, de terreur, de haat, de onverschilligheid, de lauwheid, de crisis, de oorlog, de verdeeldheid. Om tegen dat alles te zingen. En moed te houden. Te blijven hopen. Vanwege Hem, die is en die was. Die gekomen is en komen zal.
Lof zij U, Vader, Zoon en Heilige Geest. Halleluja. Amen
zingen Gezang 297
kinderen komen terug uit de kindernevendienst en vertellen over het paasproject
dankgebed en voorbeden
collectemoment
slotlied Psalm 25:10
zegen
orgelspel
0 Reacties