orgelspel ‘An wasserflüssen Babylon’ – Johann Sebastian Bach
solozang en orgel Aria ‘Er kennt die rechten Freudenstunden’ (sopraan Nanette Mans en orgel) – Felix Mendelssohn-Bartholdy
welkom en mededelingen door ouderling van dienst
cantorij zingt Psalm 100 – Felix Mendelssohn-Bartholdy
zingen Gezang 289:1
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst ‘Niet ons, HEER, niet ons, geef uw naam alle eer, om uw liefde en trouw.’ (Psalm 115:1)
zingen Psalm 115:1,2,3 (1 gemeente, 2 cantorij, 3 gemeente)
lezing van het gebod des Heren De Tien Woorden als lofprijzing en dankzegging (uit het Dienstboek)
zingen Psalm 115:4
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Fijn dat jullie er vanmorgen zijn. Weet je: ik geniet altijd zelf ook erg van dit kindermoment. Ook omdat jullie zo eerlijk zijn. Dat helpt mij ook weer om eerlijk en open te zijn. Daarom heb ik een vraag: Wie is er nooit bang? Ik zie geen vingers. Ook niet die van mij. Ik ben wel eens bang. Weet je waarvoor? Voor grote honden, die opeens op je afrennen. Dat komt omdat ik vroeger krantenbezorger ben geweest en later postbode. Op één of andere manier houden honden daar niet zo van. En trouwens, als jongetje van een paar jaar oud beet de hond van mijn oma mij in mijn hand, terwijl ik hem wilde aaien! Maar ja, ik snapte die hond later wel. Want als wij bij oma kwamen, dan moest die hond de badkamer in. Dan snap ik dat je niet zo gek bent op die kleinkinderen van oma. Dus ja, sindsdien ben ik nog wel eens bang voor honden.
Waar zijn jullie bang voor?
Vanmorgen wil ik iets vertellen over een meisje. Zij is ook bang. Luister maar… (verhaal over Lisa, een geheim gelovige uit Zuidoost-Azië, zelfs haar ouders weten niet dat ze in Jezus gelooft, op een dag hoopt ze het te vertellen)
Lisa gaat uit de Bijbel lezen en bidden als ze bang is of zich alleen voelt. Herkennen jullie dat? Ik wens jullie een fijne kindernevendienst en tot straks.
zingen (kinderlied) Evangelische Liedbundel 448 ‘Je hoeft niet bang te zijn’
schriftlezing Openbaring 17
zingen Psalm 137:1,2,4 (1 door cantorij, 2 en 3 gemeente)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Al eerder in deze serie over Openbaring kwamen de indrukwekkende houtsneden voorbij, die de Duitse kunstenaar Albrecht Dürer ooit maakte n.a.v. een aantal visioenen uit dit bijbelboek.
Dus ook bij het visioen dat vanmorgen centraal staat. Hier ziet u die:
Ongelooflijk hè, dat iemand zoiets in hout kan snijden! Zo verfijnd, zo gedetailleerd. Je blijft kijken…
Misschien wel het meeste aandacht trekt die vrouw rechts. We zoomen op haar in.
Ze ziet er aan de ene kant prachtig uit, als een Venetiaanse dame, las ik ergens. Met een ruisende jurk, een sierlijk hoofddeksel op, waaronder vandaan het haar golft. Ze is behangen met sieraden. Ja, het is eigenlijk ook allemaal too much bij haar. Waardoor ze ook iets ordinairs krijgt. Iets wulps: de ontblootte schouder, de uitdagende pose.
Ze zit schrijlings op een beest. Noem het gerust een monster. Met z’n klauwen en z’n zeven koppen. Iedere kop is weer anders. De bovenste twee lijken met elkaar te smoezen. Waar hebben ze het over?
De vrouw heeft een beker in haar hand, een prachtstukje smeedwerk. Ze tilt die omhoog, als een bokaal. Of biedt ze hem aan? De beker is in ieder geval overvol.
Dürer maakte deze houtsnede dus n.a.v. ons tekstgedeelte. Die vrouw wordt daar ‘de grote hoer’ genoemd. Geen graatmagere tippelaarster of een slachtoffer van mensenhandel. Nee, hier betreft het zo’n madam, die echt voor het grote geld gaat (vandaar haar dure outfit en haar vele sieraden). Haar klandizie bestaat uit koningen en anderen.
Maar ook niet zomaar een hoer. Nee, dat blijkt wel uit haar vervoermiddel: het beest. Dat kwamen we al eerder in Openbaring tegen (in hoofdstuk 13 om precies te zijn). Het beest, een directe handlanger van de draak, oftewel de duivel. De vrouw en het beest spelen onder één hoedje, een duivels hoedje. (afbeelding mag weg). Dat blijkt ook uit de kleur van haar outfit: dezelfde als die van dat beest: scharlakenrood. Oftewel de kleur van bloed en geweld. Ook de locatie, waar Johannes de vrouw en het beest ziet, is veelzeggend: de woestijn, oftewel de plaats waar de demonen huizen, waar Jezus zelf door de duivel verzocht werd. Kortom: dit alles is niet pluis.
In vers 5 blijkt de grote hoer ook een naam te hebben, de naam van een stad, die we veel vaker in de Bijbel tegenkomen – we zongen er net nog over met Psalm 137: Babylon.
Alleen was er van Babylon in de tijd van Openbaring weinig meer over. Daarom moeten we die naam als een codenaam beschouwen, voor een andere stad, die wel booming was: de hoofdstad van het Romeinse Rijk: Rome. Maar die naam kan niet gebruikt worden, zeker niet in dit uiterst kritische gedeelte hier.
De lezers van Openbaring, de eerste christenen, werden namelijk door de keizer van Rome vervolgd. Daarom wordt Rome hier uit veiligheidsoverwegingen Babylon genoemd, in een soort geheimtaal dus. Babylon, dat elders in de Bijbel het antibeeld is van Jeruzalem. En hier in Openbaring dus het grote contrast met het nieuwe Jeruzalem, het Koninkrijk van God, van Christus.
Dat met Babylon Rome wordt bedoeld, blijkt ook uit vers 9, waar de engel verklaart dat die zeven koppen van het beest slaan op zeven heuvels. Op zoveel heuvels was de stad Rome nou net gebouwd.
Rome wordt hier dus intussen getypeerd als ‘de grote hoer’. Heftig is dat.
Tegelijk is het ook een bekende typering, die we al bij de profeten in het Oude Testament tegenkomen. Ninevé, Tyrus en zelfs Jeruzalem worden daar ‘hoer’ genoemd. Enerzijds omdat er sprake was van prostitutie, die er welig tierde, van ontucht en seksuele losbandigheid. Anderzijds ook als beeld voor de afgodendienst. De profeet Hosea moet zelfs met een hoer trouwen, als uitbeelding van Israëls houding tegenover God. In plaats van Hem lief te hebben en te dienen, laten ze zich in met andere goden, met afgoden. En net als bij een hoer, is dat niet gratis. Daar, aan die goden, moet je veel voor geven. Er waren er toen zelfs die kinderoffers vroegen. Verschrikkelijk. Afgoden hebben namelijk nooit genoeg. De Here God voor hen verlaten is niet alleen vreemdgaan, maar hoererij.
Nu is het woord dat hiervoor in ons tekstgedeelte gebruikt wordt, vertaald met ‘ontucht’, in het Grieks ‘porneia’. Daar is ons woord porno van afgeleid. Oftewel die vorm van seks die niets met liefde en trouw te maken heeft, omdat hier geen sprake is van twee mensen die van elkaar houden en voor elkaar gekozen hebben, in een duurzame relatie van liefde en toewijding. Nee, porno is een verwording van seks. Puur gericht op de kick. Eigenlijk ook een vorm van afgoderij, want hier is het ook nooit genoeg.
In Rome liet men zich niet alleen in met talloze afgoden. Het was er in die zin niet anders dan in Athene, waar Paulus bijna struikelde over de afgodentempels. Ook in seksuele zin was het er ontspoord. Bacchanalen en orgieën waren schering en inslag. Vele rijke getrouwde mannen hielden er een knaapje naast, voor hun eigen lusten, in feite een vorm van pedofilie. En als je leest wat er op seksueel gebied allemaal aan het keizerlijk hof gebeurde, dan rijzen de haren je ten berge.
Aan de buitenkant was het pracht en praal, maar aan de binnenkant was het decadent en verrot. Precies als die gouden beker die de hoer in het visioen omhooghoudt. Van de buitenkant ziet hij er mooi uit, maar de inhoud is gruwelijk en liederlijk.
Is dat ook niet de valkuil van porno? Het klotst door onze samenleving. Het is zo makkelijk te krijgen. Met een paar klikken heb je het op je scherm. Aan de buitenkant lijkt het glanzend, spannend, opwindend. Maar hierdoor gaan wel huwelijken kapot, leren jongeren niet meer wat goede en heilige seks is en zijn degenen waar we naar kijken vaak het slachtoffer van dwang en zelfs mensenhandel. Kortom: het is verrot.
Het ruïneert je band met God, met je allerliefste, met jezelf. Het is echt iets van het beest, van de tegenstander van God, waarmee hij velen weet in te palmen.
Ik heb het al eens eerder gezegd, maar als je ermee worstelt, zoek dan hulp. Bij een goede vriend, een ouderling, een jeugdouderling, een dominee, een hulpverlener. Want als je er niet mee breekt, raak je er steeds meer in verstrikt, dan drink je uit die verkeerde beker.
Intussen komt de aap steeds meer uit de mouw bij die vrouw, die grote hoer. Ze mag er dan prachtig uitzien, maar intussen is ze dronken. Nee, niet dronken van de drank, maar ‘van het bloed van de heiligen, en die van Jezus hebben getuigd (vers 6).’
De eerste lezers van Openbaring begrepen dit direct. Broeders en zusters waren vermoord, zonder proces gevangengenomen, in arena’s voor de wilde dieren gegooid, gekruisigd net als hun Heer. Enzovoort, enzovoort. Juist in die prachtige stad Rome, met zoveel kunst en beschaving, waren christenen hun leven niet veilig.
En weet je, helaas is dat niet voorbij. Twee weken geleden was het de Zondag voor de Vervolgde Kerk. Ik mocht elders een dienst leiden, die in het teken daarvan stond. In het kinderverhaal ging het over hetzelfde meisje Lisa, dat in het geheim geloofde. Ze durfde zelfs niet tegen haar eigen ouders te vertellen dat ze in Jezus geloofde. Zo bang was ze voor hun reacties.
Na afloop kregen de kinderen uit de kerk een boekje, met daarin de vele landen waar christenen vervolgd worden. ‘Gebedspaspoort’ heette dat boekje. We lezen er nu aan tafel uit. Elke dag een land, met daarbij een kort verhaaltje en een gebedspunt. Eergisteren was dat India. Daarover stond: ‘In Nederland kun je geloven wat je wilt. In India niet. De meeste mensen zijn er hindoe. Geloof je ergens anders in? Dan kun je problemen krijgen. Boze mensen vernielen huizen van christenen en verstoren kerkdiensten.’
Moet je je voorstellen dat er nu woedende mensen hier binnen zouden stormen, die gingen schreeuwen en ons slaan, alleen omdat we in Jezus geloven. Of als je straks thuiskomt uit de kerk dat dan je hele huis gesloopt en geplunderd is. Verschrikkelijk. Nou, dat overkomt dus broeders en zusters. Net als in Openbaring. Dat beest met z’n berijdster is dus nog springlevend, gemeente.
Het bijzondere van dit visioen is dat de engel hier alle tijd neemt om het uit te leggen. Bij de meeste visioenen in Openbaring gebeurt dat niet. Hier wel. Maar of het dan helemaal helder wordt? Die zeven koppen van het beest blijken niet alleen op de zeven heuvels van Rome te slaan, maar ook op zeven koningen, oftewel de keizers van Rome. Daarvan leven er intussen vijf niet meer. De zesde is er nu, maar de zevende moet nog komen. Die zal er maar kort zijn. En dan komt de achtste koning, die weer het beest is, en tegelijk één van de eerdere koningen te zijn. Raadselachtig…
Hier speelt waarschijnlijk weer dezelfde gedachte op de achtergrond, die we al eerder tegenkwamen, namelijk het hardnekkige geloof toentertijd dat één van die keizers, namelijk Nero, niet echt dood was, maar terug zou komen. Hij is dan die achtste koning hier, het beest dus. Dat sluit vervolgens een pact met 10 andere koningen, die zich vervolgens tegen de vrouw keren. Zelfs het beest heeft genoeg van haar en werpt de grote hoer van zich af, als in een rodeo, maar wel met gevolg dat ze er in blijft. Ze wordt gedood en vernietigd.
Tja, wat deed Nero ooit? Althans, het gerucht gaat dat hij z’n eigen stad Rome in brand liet steken! En later kwamen de Hunnen en de Vandalen, vreemde volken, die Rome onder de voet liepen en verwoesten. Uiteindelijk ging dat hele Romeinse Rijk ten onder aan tweedracht en twist.
De eenheid, de saamhorigheid in dat Romeinse Rijk, blijkt dus heel broos te zijn. Ze slaat om in haat tegen elkaar. Zo gaat het kwaad aan het kwaad ten onder. Hoe vaak hebben we dat ook niet in de geschiedenis gezien, tot op de dag van vandaag? ‘De revolutie eet haar eigen kinderen op’ is een gevleugelde uitspraak. Eigenlijk is dat ook hoopvol. Het kwaad heeft het eeuwige leven niet…
Nog één keer die houtsnede van Dürer. Linksonder zien we een aantal toeschouwers. Deftige lui zijn het. Zijn ze van adel? Voorname burgers? We zien ook soldaten. Een vrouw. En helemaal links een monnik.
We zoomen op hen in.
De meesten kijken naar de vrouw, die hoer op het beest. Ze kijken afwachtend. Wat zouden ze gaan doen? Uit die beker drinken? Zich laten inpalmen door die vrouw?
Ik stel me zo voor dat wij daartussen staan. Hoe kijken wij? Naar wat er op ons netvlies komt? Naar wat er speelt in onze maatschappij? In onze cultuur? Aan de buitenkant ziet het er misschien mooi en aantrekkelijk uit. We leven in een vrij land. De meesten hebben het nog steeds goed. Maar wat schuilt er achter die buitenkant? Een manier van denken, die eigenlijk niet met God rekent, die vooral bezig is met hier en nu, met hoe wij het zo goed mogelijk hebben, hoe we aan onze trekken komen? Maar vergeten we daarbij God? Of in het beeld van het visioen: hebben we God daarbij ingeruild voor de afgoden van deze tijd: egocentrisme, materialisme, consumentisme, verslavingen, enz.? Maar dat alles gaat dus wel aan zichzelf ten onder. En het staat haaks op Gods koninkrijk, waarbij het draait om liefde, voor God en de ander, om gerechtigheid, om vrede, om heelheid.
Eigenlijk kijken al die toeschouwers opzij, naar die vrouw. Ze blijven in het horizontale vlak. Behalve één: die monnik. Die kijkt omhoog. Naar die andere werkelijkheid: die van God.
Getekend in die twee engelen, rechts en in het midden. De rechterengel wijst naar een brandende stad: de val van Babylon, de verwoesting van Rome dus, en van iedere macht die zich tegen God verzet, die zich laat beheersen door de afgoden, door het kwaad. De engel in het midden heeft een molensteen, die hij naar beneden werpt. Dat komen we tegen in het volgende hoofdstuk, ook als beeld voor de val van Babylon.
Links zien we de hemelse legers aanrukken, o.l.v. een ruiter te paard, met een geheven zwaard. Beeld voor Christus, de Verlosser en Bevrijder.
De monnik, onder in de houtsnede, is uit diep ontzag daarvoor door de knieën gegaan. Hij kijkt in aanbidding omhoog. Want het kwaad mag zich dan breed maken – listig, verleidelijk en beestachtig – er is er toch echt maar Eén die alles in handen heeft, die zelfs dat beest en die tien koningen kan gebruiken om het kwaad aan zichzelf ten onder te laten gaan.
Gemeente, dit is toch een diepe troost?! Openbaring is ten diepste een troostboek, weet u nog? De troost dat er maar Eén regeert: de God van Israël, de Vader van onze Here Jezus Christus.
En over die laatste gesproken, die ook de Eerste is: het Lam, zoals Hij consequent in Openbaring genoemd wordt… Over Hem gaat het veertiende vers. Voor mij de kerntekst in dit vreemde, donkere hoofdstuk. Een tekst vol licht, als een open plek in een donker bos, waar het licht loodrecht naar beneden valt. Want daar staat: ‘Het Lam zal overwinnen (ja, ook dat beest, met die tien koningen, die hele antichrist, die telkens weer opduikt, die wordt overwonnen door het Lam). Want het Lam is de hoogste Heer en Koning. En die Hem toebehoren.’
Dit is toch licht?! Het licht van het Evangelie! Hier haal je toch je hart aan op? Dit geeft toch hoop en moed? Dat het Lam zal overwinnen. Hij hééft al overwonnen. Want Hij is opgestaan. De duivel en de dood hebben de nekslag al gekregen. Ja, dat is een andere overwinning dan met wapengeweld, dan met supersonische raketten en verwoestende drones. Dit is de overwinning aan het kruis en in de opstanding. Maar dat is dan ook die werkelijkheid van God, waar je je, net als die monnik op de houtsnede op moet richten, en die dan heel je leven zal doortrekken. Waaruit je kunt leven, echt leven, met vallen en opstaan, en ook eens kunt sterven.
Ja, als je bij Hem hoort en Hem lief hebt en trouw blijft, dan ben je de bruid van Christus, samen met al die anderen die bij Hem horen, die niet zonder Hem kunnen. Dan ben je de bruid, het volstrekt tegenovergestelde van die grote hoer. Niet scharlakenrood, maar wit als sneeuw. Niet liederlijk en smerig, maar rein en schoon. Door Hem, en in Hem. Ja, dan ben je de Koning te rijk en heb je een toekomst voor je, die alles overtreffen zal.
En ik kijk nog eens naar die houtsnede, linksboven, naar die open hemel, die plek licht en ik zeg het André Troost na:
Amen, amen, amen!
Stralend komt de hemel uit
die ons liefheeft, elk bij name
kent en in zijn armen sluit –
Hij zal komen, bij ons wonen,
heel de aarde is zijn bruid!
Halleluja! Amen
zingen Gezang 301:1,3,5
kinderen van de kindernevendienst zingen ‘Diep, diep, diep als de zee’
gedenken overleden gemeentelid
inzameling van de gaven tijdens de collecte zingt cantorij ‘For the beauty of the earth’ – John Rutter
zingen Gezang 292
zegen
uitleidend orgelspel Psalm 25:6 ‘Wie heeft lust de Heer te vrezen?’ met ‘Danny Boy’ van Johnny Cash – Gerben Budding (gecomponeerd n.a.v. het 25-jarig ambtsjubileum van Kees v.d. Berg, vdm)
0 Reacties