orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen Gezang 318:1,5 

stil gebed

votum en groet      

aanvangstekst        ‘Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil.’ (Psalm 62:2, Herziene Statenvertaling)

zingen           Psalm 62:1

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kinderen naar kindernevendienst

schriftlezing     Lukas 10:38-42 

zingen           Gezang 326:5

verkondiging          Thema:‘Hoe zal ik U ontvangen?’

Gemeente van Jezus Christus,

‘Hoe zal ik U ontvangen?’, zingt een bekend lied. Nou, daar heeft Marta wel een antwoord op.
Jezus is in hun dorp aanbeland en zij ontvangt Hem, gastvrij. Maar er moet dan natuurlijk wel iets te eten zijn. Wat zeg ik: iets? Ze schotelt Hem graag een heerlijke, uitgebreide maaltijd voor. En laten we het voorafje niet vergeten, en het toetje. Ze haalt letterlijk en figuurlijk alles uit de kast. En het huis moet eigenlijk ook nog aan kant. Kortom: ze heeft het druk met van alles en nog wat.

‘Maar kijk die Maria nou eens zitten. Nee, die steekt geen hand uit. Die zit alleen maar te luisteren naar Jezus, met de nadruk op het eerste deel van dat woord…. Lui-steren. Nog te lui om haar te helpen. Maar ja: zo redden we het nooit, zo loopt de maaltijd in de soep, en dan zal Jezus wel denken: lekker huishouden hier!’

Met verhit hoofd en strakke blik stapt Marta op Jezus af: ‘Heer, kan het U niet schelen dat mijn zuster mij het werk alleen laat doen?’ ‘Mijn zuster’, Marta noemt de naam van haar zus niet eens. Zo is ze geïrriteerd. De ergernis druipt er van af.

We kunnen vanuit onze situatie misschien wel een beetje met Marta meevoelen. Er moet toch ook gewerkt worden? En met dienen is toch helemaal niets mis? Anders gebeurt er toch ook bitter weinig?! Dan schiet het toch ook niet op, in huis, buitenshuis, in de kerk, in de maatschappij?! En dan is het toch hoogst irritant als daarbij telkens dezelfde mensen al het werk doen en de rest niet in beweging komt, het vuile werk mooi door die ander laat opknappen. Nee, we kunnen ons die ergernis van Marta goed voorstellen, toch?!

Bedoelt Jezus dan dat dienen niet goed is? Pleit Hij hier voor een soort lijdelijkheid, passiviteit, of – zoals het een beetje deftig heet – het contemplatieve leven boven het actieve?
Ik denk dat het daar ten diepste niet om gaat in dit korte verhaal. Het lijkt me goed om weer terug te gaan naar die kernvraag, het thema van vanmorgen: ‘Hoe zal ik U ontvangen? Hoe wilt Gij zijn ontmoet’ Het gaat erom hoe Jezus ontvangen wordt, hoe mensen Hem ontmoeten. En kijk dan eens hoe dat bij die beide zussen is, als ze Hem ontmoeten, als ze in Zijn nabijheid zijn: de één zit, aan zijn voeten. De ander gaat bij Hem staan. Dat is niet alleen maar een fysiek verschil, maar ook geestelijk gezien zo’n verschillende houding, zo’n totaal verschillende ontvangst. Zitten is er de rust en de tijd voor nemen. Ergens echt voor openstaan. Ontvankelijk zijn. Staan is dat alles juist niet, maar veel meer (zoals ik ergens las) de situatie in de hand hebbend. Of misschien beter gezegd: je helemaal door de situatie laten bepalen. Marta wordt helemaal in beslag genomen door dat dienen, door wat zij vindt dat er allemaal gebeuren moet, door haar bezorgd zijn en zich druk maken, ze zit daar echt in gevangen.

Maria’s houding is heel anders. Zij is hiervan vrij. Zij weet zich alleen gebonden aan de Heer. Ze drinkt Jezus’ woorden in. Ze is één en al oor voor wat Hij zegt en leert. Ze is één en al ontvankelijkheid. Luisterend. Zittend.

Wat Maria en Marta ontdekken moesten, en wij trouwens allemaal, is dat niet allereerst wij de gastheer of de gastvrouw zijn, maar dat Jezus dat is. Hoe zullen we Hem dan ontmoeten? Wat zal onze grondhouding zijn als we Hem ontvangen? Zou dat niet alles te maken hebben met het besef wie Hij is en wat Hij komt doen?! Over dat laatste zei Hij ooit zelf, als een missiestatement, als de kern van zijn komst: ‘Ik ben niet gekomen om me te laten dienen, maar om te dienen.’

Als dat de kern is van Zijn komst, als het Hem daarom gaat, dan is de vraag naar ons toe toch heel eenvoudig: Laten we ons dan dienen door Hem? Zoals Maria, zittend, aan zijn voeten, luisterend, ontvankelijk? Laten we ons dienen door Hem? Ook hier, in de kerk, in de kerkdienst, in de liturgie (dat woord ‘liturgie’ betekent letterlijk ook ‘dienst’)?

‘Ja, maar in de kerkdienst gaat het er toch juist om dat wij God dienen? Dat we Hem loven en prijzen? Dat we Hem eren met onze gaven? Dat we Hem aanroepen in onze gebeden?’
Zeker, maar dat is allemaal antwoord, ons antwoord op Gods Woord. Daar begint het mee. Dat is het grote uitgangspunt, de basis. Hij heeft het eerste Woord. Ook hier. Juist hier. En met dat Woord dient Hij ons. Heeft u zo wel eens naar de liturgie gekeken? God dient ons allereerst. Al direct aan het begin van de kerkdienst wordt dat zo duidelijk. Ik bedoel de groet. We krijgen al direct aan het begin van de dienst de groeten van God! En wat voor een groet: genade zij en vrede. Elke keer toch weer ongehoord! God roept ons niet allereerst op het matje, maar zegt ons zijn genade, zijn vrede toe. Zo ver gaat zijn dienstbaarheid! En aan het slot de zegen. Zijn eigen naam die Hij op ons legt, zijn nabijheid, zijn genade, zijn liefde, zijn gemeenschap. Elke keer weer. Ongekend. Zo dient Hij ons. En daartussen nog zijn Woord en zijn Sacrament dat Hij ons aanreikt: bemoedigend, vertroostend, wakker schuddend.

Elke kerkdienst weer dient Hij ons, dient Christus ons met Zijn Woord, met Zijn Geest. Is het dan eigenlijk vreemd dat we daarom het grootste deel van de dienst zitten? Niet omdat we anders zo moe zouden worden, of omdat we lui zijn, nee als teken dat we hier de tijd en de rust voor willen nemen om ons te laten aanspreken, dat we zitten aan Zijn voeten, open staan om te ontvangen wat Hij ons aanreikt. En door ons te laten dienen, kunnen we uiteindelijk zelf ook gaan dienen, Hem en de ander. Ook buiten de kerk. De theoloog Noordmans zei het namelijk al: de liturgie geschiedt ook op straat.

Ons laten dienen dus, door Hem.
Ik heb dat zelf ook moeten leren, gemeente. Op 29 juni 1997, afgelopen woensdag precies 25 jaar geleden, was dit gedeelte over Maria en Marta de intredetekst in Broek op Langedijk, op de zondag dat ik dominee werd. En die tekst is met me meegegaan, als een wegwijzer, maar ook als spiegel. Hoe vaak ontdekte ik dat ik zo op Marta lijk: staand bij Jezus, ongeduldig, zelf de situatie in de hand willen hebbend, me helemaal in beslag laten nemend door zoveel geregel en gesteggel, waardoor ik voorbij ren aan Jezus zelf, Hem niet de plaats geef die Hij toekomt. Beter gezegd: dat ik me niet laat dienen door Hem, me aan Zijn voeten zet, me laat voeden door Hem, het werkelijk verwacht van Zijn genade, van Zijn Geest. Ja, die Maria en Marta, die zitten bij wijze van spreken allebei in mijn bloed, in mijn hart. Deze week kreeg ik een toepasselijke kaart in dit opzicht. Een kaart van iemand van een andere wijkgemeente. Ze had over mijn jubileum gelezen in het kerkblad. En ook waarover ik vandaag zou preken, dezelfde tekst dus als 25 jaar geleden bij mijn intrede.
Op die kaart stond: ‘Leer van Marta te ont-moeten (met een streepje tussen ont- en moeten, dus loskomen van het moeten, van het dwangmatige), leer van Marta te ont-moeten om als Maria te ontmoeten.’ (en daar stond geen streepje tussen, dus de echte ontmoeting met Jezus en met elkaar). Het raakte mij en ik geef het graag door: ‘Leer van Marta te ont-moeten, om als Maria te ontmoeten.’

Nog één keer Marta. Ze staat daar nog steeds, met de verbeten trek op haar gezicht en de ogen vol vuur: ‘Heer, zeg er toch wat van, dat mijn zus mij alleen laat dienen.’ Jezus’ antwoord begint dan met ‘Marta, Marta…’ In gedachten zien we Jezus zijn hoofd schudden en zijn vinger opheffen: ‘Marta, Marta.’ Toch? Maar is dat eigenlijk wel zo? Of klinkt er in dat ‘Marta, Marta’  toch iets anders door? Ik werd door Okke Jager in één van zijn dagboeken op een ander spoor gebracht. Een heel verrassend spoor. Een spoor dat via de Joodse rabbijnen loopt. Zij hebben er op gewezen dat God 4 mannen geroepen heeft door tweemaal hun naam uit te spreken: Abraham, Jakob, Mozes en Samuël. Dat twee keer noemen van die naam door God, die herhaling, was telkens een uiting van liefde en bemoediging. Zo ook bij Marta. Jezus heft zijn vinger niet op. Hij heft Marta op: ‘Marta, Marta.’ Zijn woorden zijn niet scherp en bitter, maar liefdevol en uitnodigend: ‘Marta, Marta, kies ook jij nu voor het beste deel, waar Maria voor gekozen heeft: zitten, openstaan voor mijn woorden, je laten dienen.’

En zo is Hij ook naar ons toe. Hij is er niet op uit om ons te vernederen, maar om ons op te heffen. Hij wijst ons niet af, maar roept ons. En wil Hij ons dienen.
Ook straks met zijn Sacrament. Brood en wijn als tekenen van Hemzelf. Het zijn ten diepste niet de dominee en de diaken die het u straks geven. Het is de Gastheer zelf, de Here Jezus Christus. En dan is het eigenlijk wel heel mooi dat we dat stukje brood en wijn meenemen naar de bank. En daar eten we het, drinken we het. Zittend. En sluit je ogen dan maar en bedenk dat ook jij aan Jezus’ voeten zit. Net als Maria. Net als de discipelen bij het laatste avondmaal. Net als de Emmaüsgangers. Ja, want Hij is niet veranderd. Hij leeft. Hij viert met jou, met ons, de maaltijd. Hij geeft zichzelf. Zijn genade, zijn verzoening, zijn vernieuwing.

Laten we ons zo door Hem dienen? Om van daaruit ook zelf te dienen.
Zo aan zijn voeten zitten? Om van daaruit te kunnen staan en gaan.
Zo ontvangen? Om van daaruit te kunnen geven.

Want: Aan Uw voeten, Heer, is de hoogste plaats. Amen

zingen           Evangelische Liedbundel 261 Aan uw voeten, Heer

lezing avondmaalsformulier tot en met gebed 

zingen  Gezang 360:1,2

nodiging, uitdeling en communie

zingen           Gezang 360:3

overstapmoment van oudste kinderen van de kindernevendienst

Anne de Graaf
Ik geef inzicht en wijs de weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog. Psalm 32:8

Luuk Jakobs
Vertrouw op de HEER met heel je hart, steun niet op eigen inzicht. Denk aan hem bij alles wat je doet, dan baant hij voor jou de weg. Spreuken 3 vers 5-6

Jefta Timmer
Wees niet bang want ik ben bij je. Vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen. Je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand. Jesaja 41 vers 10

Michelle de Wit
Mogen liefde en trouw je nooit verlaten, wind ze om je hals en schrijf ze in je hart. God en de mensen zullen je genegen zijn en je zult waardering ondervinden. Spreuken 3: 3-4

zingen (staande)   Hemelhoog 61:1 De Here zegent jou

welkom heten in de kerk(dienst)

gedenken van twee overleden gemeenteleden

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

slotlied          Gezang 318:10

zegen

orgelspel