orgelspel

mededelingen 

zingen           Psalm 105:1 

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Zie uit naar de HEER en zijn macht, zoek voortdurend zijn nabijheid. Gedenk de wonderen die Hij heeft gedaan, de oordelen die Hij heeft uitgesproken.’ (Psalm 105:4,5)

zingen           Psalm 105:2

gebod des Heren   uit Efeze 6

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kinderlied  (met combo)   Evangelische Liedbundel 453:1,4,5 Jozef zoekt zijn grote broers

kindermoment 

Kijk eens wat ik nu meegenomen heb: een borduurwerk. Maar kijk eens, dat is helemaal niet zo netjes gedaan hè. Hele grote steken. Een beetje slordig eigenlijk…
Of… Wacht, het is de achterkant. Aan de voorkant ziet het er veel mooier uit. Zie je dat?

Kijk, op het scherm zie je het nog beter, hoe de achterkant van zo’n borduurwerk eruit kan zien.


Grote steken. Losse draadjes. Je ziet amper wat het worden moet.
Nou, zo lijkt het eigenlijk ook te gaan in het leven van Jozef. Wat gebeuren er allemaal niet voor erge dingen met hem? Vertel eens…
Dat zijn broers op hem jaloers waren. Dat hij voorgetrokken werd door zijn vader. Dat ze hem z’n jas afnemen, in de put gooien, verkopen aan handelaren die hem meenemen naar Egypte. Z’n jas insmeren met dierenbloed en tegen hun vader zeggen dat Jozef gedood is door een wild dier. Jozef die in Egypte in de gevangenis terechtkomt.
Nou, dat lijkt wel op die achterkant van dat borduurwerk toch? Wat een rommeltje eigenlijk! Daar kun je weinig van maken.
Ja, zo kan het zijn hè? Dat je dingen meemaakt waarvan je denkt: wat heeft dit voor zin? Dat er dingen in de wereld gebeuren waarbij je zegt: ‘Wat is hier de bedoeling van?’ O ja, dat heb ik wel eens.

En toch, er is een andere kant.


Jozef ontdekte het op het eind. Toen hij uit de gevangenis kwam en zelfs onderkoning werd. En hij z’n familie die honger had kon helpen, kon redden zelfs. En alles weer vergeven werd. Toen zag hij de voorkant. Soms zien we die. Vooral als we terugkijken. Maar uiteindelijk zullen we dat vooral zien in Gods nieuwe wereld. Die zal helemaal goed en volmaakt zijn. Net als de voorkant van dit borduurwerk. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing      Openbaring 9

zingen                       Gezang 435:1

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Afgelopen woensdag las ik voor het eerst Openbaring 9 door. Dat is altijd het eerste wat ik doe in de preekvoorbereiding: het tekstgedeelte aandachtig doorlezen. Ik mediteer daar dan over en vraag me af: ‘Wat zegt God hierin tegen mij? Tegen de gemeente?’ Ik maak daar dan ook wat aantekeningen bij.
Onderaan dat aantekenblaadje had ik dit keer geschreven: ‘Wat moet ik hiervan maken?! Wat is hier het Evangelie?!’
Alsof je hier het heftigste schilderij van Jeroen Bosch binnenstapt, met de ergste folteringen. Of de gruwelijkste horrorfilm, die geen fantasie is. Je zou er wanhopig van worden. ‘Wat moet ik hiervan maken?!’ Het liefst had ik dit gedeelte overgeslagen, als ik eerlijk ben.

Toch heb ik dat niet gedaan, zoals u merkt. Als dominee ben je immers, plechtig gezegd, een Verbi Domini Minister, oftewel: ‘Dienaar van het Goddelijk Woord’. Ook van dit Woord, waarin de bazuinen geblazen worden. Die bazuinen horen allemaal bij dat zevende zegel dat door Christus geopend is. Dus dan moet ik ook dat Woord dienen en het niet terzijde schuiven.
Ja, die bazuinen hebben, hoorden we al vorige week, een functie: het zijn alarmsignalen. Ze willen ons wakker schudden, onze ogen openen voor wat er aan de hand is.

Het begint met een ster die uit de hemel valt. Sterren kunnen in de Bijbel ook staan voor engelen. In dit geval dé gevallen engel, de duivel himself. Dat blijkt ook wel als hij de sleutel van de onderaardse put, de afgrond, krijgt. Oftewel: de hel. Als die put geopend wordt, stijgt er een dikke rook uit op, die alles verduistert. Het is een verstikkende rook.
Ja, we zeggen wel eens: ‘Het is de hel op aarde.’ Hier in het visioen is dat zo. Als dat gebeurt, is dat verstikkend. Precies het tegenovergestelde van als de hemel de aarde raakt. Dan adem je juist op. Dan klaart het op. Dan breekt het licht door. Heerlijk, als je dat ervaren hebt. Maar hier is het duistere, verstikkende, giftige rook.

Uit die rook, dus uit die helse afgrond, komen sprinkhanen tevoorschijn. Voor een oosterling is dat één van de ergste dingen die je kunt meemaken: een sprinkhanenplaag! Als je de oogst op het land hebt staan, en je ziet uit naar het moment om die binnen te halen, dat dan de lucht donker wordt van zwermen sprinkhanen. Dan weet je dat het met die oogst gedaan is. Want binnen een paar uur is alles weggevreten, rest er niets meer dan kale vlakte.
Kijk, één sprinkhaan is leuk, een soort Japie Krekel, maar dan anders. Maar met z’n allen, als er miljoenen in zo’n zwerm, in zo’n sprinkhanenplaag, komen, dan is het een leger. Een vernietigend leger, dat een soort tactiek van de verschroeide aarde toepast. Het was ook één van de plagen die Egypte trof, ten tijde van Mozes.
Ja, net als bij de vorige bazuinen is er weer overeenkomst met de plagen van Egypte, maar dan veel intenser. Het zijn namelijk niet zomaar sprinkhanen. Ze lijken op paarden. Dat doen sprinkhanen toch al een beetje, met hun langwerpige kop, hun lange lijf en dito poten. Met een beetje fantasie lijkt dat op een paard. Maar deze sprinkhanen zijn een soort combimonsters: ze lijken op paarden, maar hebben een mensachtig gezicht, lange haren als een vrouw, tanden als een leeuw. Ze zijn gepantserd en aan hun achterzijde zit een angel waarmee ze venijnig kunnen steken, als een schorpioen.

Ja, ze komen uit de hel. Het zijn, in beeldtaal, demonen…
‘Demonen…, wat moeten we daarmee? Kijk, dat die Jeroen Bosch erdoor geobsedeerd was: vooruit. Die leefde in de Middeleeuwen. Toen zagen ze de duivel overal. Maar wij leven toch intussen in de 21e eeuw? Dan weten we toch beter! Oké, mensen in andere landen, en bij andere christelijke stromingen, die hebben het vaak over de duivel en de demonen, maar wij toch niet. Daar zijn we toch te nuchter voor?!’
C.S. Lewis zei eens dat je m.b.t. de duivel twee vergissingen kunt maken, die allebei even ernstig zijn: de eerste is niet aan ze te geloven. De tweede is wel aan ze te geloven, maar een buitensporige en ongezonde belangstelling voor ze te koesteren. Je kunt de duivel dus onderschatten, maar ook overschatten.
Wij zouden wel eens eerder kunnen lijden aan dat eerste. Maar Openbaring doet dat in ieder geval niet. In beeldtaal onthult ons tekstgedeelte dat er een hel is, en dat deze op aarde kan komen. Dat het kwaad, de boze, als een plaag kan rondgaan. Waarbij die schorpioenssteken veelzeggend zijn. Dat duidt op het gif, op het venijn ervan. Maar tegelijk zijn die demonische sprinkhanen ook machtig, als een leger, als een geduchte vijandelijke macht. We hoorden het Paulus al eerder vanmorgen zeggen in Efeze 6: ‘Onze strijd is niet gericht tegen mensen, maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen.’ ‘De geestelijke boosheden in de lucht’, luidt het in een oudere vertaling. Ja, het zit ook in de lucht, gemeente. We ademen het bij wijze van spreken in. De tijdgeest. Dat wat niet van God is. De boze probeert ons te steken met z’n giftige angel.

‘Hoe dan?’
Mag ik het proberen te concretiseren?
Bijvoorbeeld dit: altijd maar uit zijn op je eigen belang. Als ik maar aan mijn trekken kom. Als ik maar niets tekort kom. Ikke, ikke, ikke… En dat kan ook nog gepaard gaan met ellebogenwerk, om je ten koste van alles en iedereen naar boven te werken. Ja, dat is gif. Dat is duivels gif, dat verwoestend is.

Nog iets anders: dat de liefde verkilt. Jezus noemt dat als een teken des tijds. Dat mensen verharden. Meedogenloos kunnen zijn. Veroordelend. We hebben dat de afgelopen Coronaperiode ook zien gebeuren. Buiten én binnen de kerk. De verharding. Hoe mensen zich vastbeten in hun eigen gelijk en anderen wegzetten. De polarisatie, in de samenleving, de kerk, families. Het is duivels gif. Hij doet niets liever dan ontwrichten. Tussen mensen. Tussen mensen en God. ‘Diabolos’ is zijn naam in het Grieks: de ‘uit-een-werper’ betekent dat letterlijk.

Aan het slot van ons tekstgedeelte, in vers 21, gaat het over wandaden zoals moord en toverij, ontucht en diefstal. Eén ding licht ik er uit, omdat het alomtegenwoordig is, lijkt het wel. ‘Ontucht’ heet het hier, maar in het Grieks staat ‘porneia’. Daar is ons woord porno van afgeleid. Kijk, seksueel overschrijdend gedrag krijgt nu veel aandacht. En terecht, want niet alleen met daden, maar ook met woorden, met berichtjes, met plaatjes, kun je op dat gebied de grens overschrijden. Heeft dat ook niet te maken met de grote invloed van porno? Die zo voorhanden is. Vroeger moest je echt je best doen om daar aan te komen. Je moest naar zo’n smoezelige winkel en een blaadje kopen. Maar nu heb je het zo: via je telefoon, je computer. Maar porno verpest het mooiste wat er is, wat God ons heeft geschonken: de liefde, de seksuele liefde tussen mensen die van elkaar houden en bij elkaar horen. Maar bij porno is het een gebruiksartikel geworden, dat niets met liefde te maken heeft, waardoor mensen van elkaar vervreemden, vreemd gaan in feite, als ze zich daar aan verlustigen. Porno, waar vaak  vrouwenhandel achter zit, waar mensen aan verslaafd kunnen raken, wat zoveel relaties verwoest, eenzaam maakt en ook jongeren zo’n verkeerd beeld geeft van seks. Ja, het is gif. We zouden daar, juist ook in de gemeente, veel meer over moeten praten: hoe we daarmee omgaan, hoe we ons daartegen wapenen, hoe we daarmee breken. Ik hoop dat als je ermee worstelt, dat je er niet mee blijft lopen, maar hulp zoekt. Die is er.

Het gaat ook nog over afgoden. Dat wat ons afleidt en afhoudt van de ware God. Dat kan zelfs iets zijn, dat op zichzelf goed is, of waarmee je goed kunt doen: geld, een carrière, gezondheid, sport. Maar als dat het allerbelangrijkste wordt, dan wordt het iets wat je van God vandaan houdt. Een afgod dus. En als dat dan wegvalt, bijvoorbeeld een baan, goede gezondheid, dan roept men: ‘Nu stort mijn hele wereld in.’ Tuurlijk kan zoiets heel ingrijpend zijn. Dat onderschat ik niet, maar stort dan echt je wereld in? Heb je dan helemaal niets meer? Dat is toch leeg! Dan heeft de boze toch z’n zin?!

Hoe dan ook, dat die demonen uit de afgrond springlevend zijn en hun gif op allerlei wijzen doorwerkt, ook vandaag de dag, is evident. En je vraagt je af: hoe houd ik stand? Al helemaal als het doek wegschuift in vers 13 en de koning, de leider, van dat hele demonische spul, zichtbaar wordt. Apollyon luidt z’n naam in het Grieks. Oftewel: ‘Verderver.’ Satan zelf, Gods tegenstander, die op niets anders uit is dan het werk van God verderven, kapotmaken en bederven.
Ik moest ook denken aan het bekende boek ‘De Christenreis’ van Bunyan. Daar komt de hoofdpersoon Christen die Apollyon op een zeker moment ook tegen. Hij verschijnt als een monster, bedekt met schubben, twee vleugels als een draak, een muil als een leeuw en z’n voeten eindigen in berenklauwen. Duidelijk is dat Apollyon wil voorkomen dat Christen z’n reis voortzet en op z’n bestemming komt. Aanvankelijk probeert Apollyon hem met woorden te over te halen, maar Christen antwoordt met Bijbelwoorden, die voor hem richtinggevend zijn. Dan wijzigt Apollyon z’n tactiek en valt Christen aan. Hij slingert een vurige pijl naar zijn borst, maar Christen weet de pijl op te vangen met z’n schild. Met z’n zwaard valt hij Apollyon aan, maar het monster is dermate sterk dat hij Christen ernstige wonden toebrengt. Totdat deze uiteindelijk op z’n rug terechtkomt. Apollyon ziet z’n kans schoon en stort zich op Christen. Diens zwaard vliegt uit z’n hand. Apollyon juicht: ‘Ha, nu heb ik je in mijn macht!’ En z’n wurgende klauwen zet hij om Christens hals. Maar Christen weet zich met z’n laatste krachten los te wringen en z’n zwaard weer te pakken en met een strijdkreet roept hij: ‘Verblijd je niet over mij, mijn vijand; wanneer ik gevallen ben, zal ik weer opstaan.’ Het is een woord uit Micha 7, en met z’n zwaard brengt hij z’n vijand een dermate ernstige wond toe dat deze bloedend en strompelend zich uit de voeten maakt.

Ja, dit illustreert eigenlijk wat in ons tekstgedeelte wordt gezegd in vers 4. Dat de mensen die verzegeld zijn, beschermd zijn tegen die aanvallen van Apollyon en z’n trawanten, die demonen. Dat zegel kwamen we al in het zevende hoofdstuk tegen. Het is het merk dat een ieder draagt, die Jezus Christus toebehoort, die door het geloof met Hem verbonden is, en vanuit dat geloof ook leeft en strijdt. Dan kunnen die aanvallen van de Boze wel komen, z’n listige trucs, maar die nekken je niet. Omdat er Eén sterker is, en Die je Bondgenoot is: Jezus Christus.
Het is dus zaak gemeente, om je kracht in Hem te zoeken, om verbonden te blijven met Hem. Dan ben je veilig: Veilig in Jezus’ armen. Het is zaak om je Gods Woorden te binnen te brengen. Dat is het zwaard waarmee je de Boze kunt raken. Of zoals een ouder gemeentelid deze week nog tegen me zei: ‘Als de duivel mij bestrijdt, twijfel probeert te zaaien, dan ga ik zingen. Liederen over en tot mijn Heer. Want daar houdt die duivel niet van. Dan slaat hij op de vlucht, met de staart tussen z’n benen.’ En zo is het.

Wat korter nog de zesde bazuin. En dat is puur, omdat er niet veel tijd meer rest, en niet omdat deze minder belangrijk of minder aangrijpend zou zijn. Integendeel: het is als een tweede golf, die nog omvattender is. Het gaat hier over een soort duivelse strijdkrachten van tienduizend maal tienduizenden, oftewel vele, vele  miljoenen.
Dat immense getal werd eerder in Openbaring ook genoemd m.b.t. Gods engelen. Ja, de duivel is en blijft de grote na-aper van God. Zijn legermachten zijn ook immens. In het visioen worden ze voorgesteld als paarden. Paarden zijn in de oudheid oorlogsmachines, de tanks van toen zeg maar. En deze antigoddelijke cavalerie zaait dood en verderf. Een derde van de mensheid komt om.

Die demonische legermacht komt achter de Eufraat vandaan. Vanuit het oosten dus. Toentertijd het grondgebied van de Parthen, doodsvijanden van de Romeinen. Ze stonden bekend als de beste ruiters en boogschutters. Ze hadden de Romeinen al menig gevoelige slag toegebracht.
Zouden de eerste hoorders van Openbaring daaraan gedacht hebben? Dat zou kunnen. Nogmaals: het betreft hier beeldtaal. Die uit wil drukken wat een demonie er in oorlogen naar boven kan komen. Hoeveel waanzin en verschrikking.
Ik was gisteren in de boekhandel en zag daar een indrukwekkend fotoboek liggen. De prijs was dermate laag dat ik niet kon laten liggen. De Groote Oorlog luidde de titel. Ja, zo noemen ze in Vlaanderen en Frankrijk de Eerste Wereldoorlog. De zwart-witte foto’s zijn aangrijpend. De loopgraven in een omgeploegde akker. Omgeploegd door bommen en granaten. Wat kale stammen die nog overeind staan. De lijken. De kadavers. Apocalyptische foto’s. Zonder ondertiteling, want ze spreken voor zich.
Het laatste hoofdstuk is het kortst, maar trof me als een mokerslag. ‘Horror. Gruwel. Horreur. Schrecken’ luidt de titel in de vier talen van de legers die toen elkaar bevochten. Ik zal de foto’s niet omschrijven, want daar zijn ze te gruwelijk voor. Inderdaad: horror. Maar dan geen film, maar echt. Alsof de zesde bazuin ook hier geblazen was.
Zo’n visioen, zo’n profetie wordt ook telkens weer vervuld. Ook in wat wíj als de grote oorlog zien: de Tweede Wereldoorlog. De demonie die zich toen uitte. In het nazisme. In de holocaust. In de massabombardementen. De 70 miljoen mensen die toen omkwamen, meer dan in alle oorlogen daarvoor. En wat hangt ons nog boven het hoofd? Er is intussen wapentuig, zelfs vanuit de ruimte, dat de aarde vele malen vernietigen kan. Staat dat te gebeuren?

Ja, de wanhoop zou je toch aanvliegen. Maar toch, dit is niet het laatste, gemeente. Vergeet niet: het zijn bazuinen die hier geblazen worden door Gods engelen. Het zijn alarmsignalen. Voor de mens: om zich te bekeren. Om te veranderen. Om niet voor gaas te gaan voor die duivel en z’n trawanten, zich niet uit te leveren aan de afgoden.
En ondanks die heftigheid van deze gerichten, ondanks dat de mensen zich niet bekeren, zit er nog rek in. Een derde komt om, maar de rest niet. God houdt nog in. Hij biedt nog de gelegenheid om het met Hem en zijn liefde te wagen. Ook nu. En er moet nog een zevende bazuin volgen. En dan is het einde nog niet. God vertraagt. Omdat Hij geduldig is. Omdat Hij genadig is.
En boven alles: zijn oordelen zijn bedoeld om het kwaad te overwinnen. O ja, je houdt je hart vast. Het ziet er regelmatig uit als die onderkant van dat borduurwerk. Chaotisch, onaf. Maar God gaat door. Zijn Rijk komt. Zijn nieuwe wereld. Dus daarom hoeven we niet te wanhopen. Maar mogen we moed houden. En hoop. En vandaaruit het goede zoeken en het kwaad weerstaan. Door Hem bij Wie we veilig zijn. Met het grote doel voor ogen waar Inge Lievaart over dicht:

Eens zal die dag gekomen zijn
voorbij aan duisternis,
dat zal een dag van dromen zijn
waar geen bedrog in is:
het donker is vergaan,
geen schaduw blijft bestaan,
het Licht, het ongeschapen Licht,
toont ons zijn aangezicht.

Eens zal die dag gekomen zijn
die louter luister is,
de schepping zal volkomen zijn,
o groot geheimenis:
de zonde is vergaan,
geen schaduw blijft bestaan,
het Licht, het ongeschapen Licht,
toont ons zijn aangezicht.

Amen

zingen (met combo)         Hemelhoog 723 Hef je hoofd omhoog

gedenken overleden gemeentelid

collectemoment 

slotlied          Gezang 423:1,4

zegen

orgelspel