welkom en mededelingen 

zingen                       Gezang 44:1 uit het Liedboek voor de Kerken ‘Dankt, dankt nu allen God’

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst         ‘De levende, de levende, hij looft U, zoals ik heden doe.’ (Jesaja 38:19a, NBG-vertaling)

zingen           Gezang 21:1 en 3 ‘Alles wat adem heeft, love de Here’

lezing van gebod

zingen          Psalm 133:3 uit de Oude Berijming ‘Waar liefde woont, gebiedt de Heer de zegen’

gebed 

schriftlezingen                    Prediker 9:1-10 en Romeinen 14:7-9

zingen           Psalm 103:8,9 uit de Oude Berijming ‘Gelijk het gras is ons kortstondig leven’

tekstlezing   Prediker 9:4b ‘Beter een levende hond dan een dode leeuw’

verkondiging

Broeders en zusters, gemeente van Jezus Christus,

Houd u van honden?
Om maar direct met de deur in huis te vallen: ik ben geen hondenliefhebber. Maar ja, als u bedenkt dat vroegere bijbaantjes van mij krantenbezorger en postbode waren, dan kunt u wel raden hoe mijn verhouding met deze viervoeter was en is. Nee, het gaat nog verder terug, als peuter werd ik diverse malen gebeten door de witte poedel van mijn oma. Traumatisch, mag ik wel zeggen… Dus ik heb niet zo veel met honden…

Prediker is aanmerkelijk positiever: ‘Beter een levende hond dan een dode leeuw.’
En dan te bedenken dat het hier geen mooie rashond betreft. Of een hond als huisdier. Die kenden ze in Predikers tijd nog niet. Nee, het gaat hier over zo’n half verwilderde straathond, zo’n zwerfhond, zoals je die toen genoeg zag. Die honden vormden toen eigenlijk de reinigingsdienst: allerlei afvalresten en zelfs dode dieren werden door hen opgeruimd. Vandaar dat de hond als onrein en verachtelijk werd beschouwd. Het was ook een populair scheldwoord: hond!

Dan de leeuw… Dat is een heel ander verhaal. De leeuw, dat is de koning van het dierenrijk, majestueus, fier, krachtig en machtig.
Maar toch, Prediker zet de boel op scherp: een levende hond is beter dan een dode leeuw. Die dode leeuw doet namelijk helemaal niets meer. Daar zit geen beweging meer in en al snel zal hij in dat warme klimaat tot ontbinding overgaan en dan is er helemaal weinig majesteitelijks en fiers meer aan. Maar die hond leeft nog. Die kan alle kanten op. Zie hem snuffelen. Zie hem spelen. Hoor hem blaffen en janken. Dat is het verschil tussen die hond en die leeuw. Het is een levensgroot verschil, een verschil van leven of dood.

En, bedoelt Prediker, in het laatste geval maakt het toch ook helemaal niet uit wie of wat je bent. Als je dood bent, heb je niets meer aan je kracht en je macht, aan je  status, aan je geld en je spullen. Maar als je leeft, dan heb je alles. Ook als je bij wijze van spreken een hond voelt, zo’n zwerfhond dus. Als anderen op je neerkijken. Als je jezelf minderwaardig voelt. Maar wacht: u leeft. Dus zijn er nog kansen. Of zoals Prediker het zegt: ‘Er is nog hoop’! Beter een levende hond dan een dode leeuw…

Daarom – en zo luidt de titel van een boekje over Prediker, een treffende titel – mens durf te leven! Aanvaard het leven.
Het leven met al zijn goedheid en schoonheid, maar ook de donkere kanten ervan. Prediker is eerlijk genoeg. Hij ziet ook dat er raadsels in het leven zijn, waar je weinig van begrijpt. Dat er moeite en verdriet zijn. Maar juist te midden daarvan toch het leven zelf aanvaarden als een geschenk, als een geschenk van God, waar je van genieten mag.

Nee, heel vaak neemt die Prediker het woord God niet in de mond. Voor hem is God vooral ook de Verborgene, die je echt niet in je broekzak hebt. Maar juist als het over de goede kanten van het leven gaat, dan noemt hij God. Vers 6: ‘Eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan.’ ‘Met welbehagen’: God geniet er dus van als wij genieten, als wij de goede dingen van het leven uit Zijn hand ontvangen en daar dankbaar voor zijn.

En het mooie vind ik dat Prediker dat ook heel concreet maakt en dichtbij brengt: je brood bijvoorbeeld met vreugde eten. Tja, hoe heeft u vanmorgen uw brood gegeten? Gedachteloos, lusteloos? God wil dat we dat met vreugde doen. Dat we echt genieten van ons eten. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor dat brood, maar ook voor de warme maaltijd en dat heerlijke toetje, en het koekje bij de koffie, om maar eens wat te noemen. En dat glas wijn, niet te vergeten. Drink het met een vrolijk hart. God wil het. Dat we er van genieten.

Genieten is geen vies woord, iets dat in het christenleven geen plek mag hebben. Ja, zo is het vaak genoeg gegaan. Genot klinkt immers al zo laag, zo verwerpelijk. Maar het is juist volstrekt tegenovergesteld. God wil dat we genieten. En als we dat niet doen, is dat zonde. Ja, daarmee missen we ook echt ons doel, het doel dat God met ons heeft, Zijn wil: dat we genieten van de goede dingen van het leven. Van een heerlijke geur. Van feestelijke en mooie kleding. Van het leven met je vrouw of je man.

Daarover gesproken: de meesten hier moeten hun man of vrouw missen. Maar ik hoop dat u dan met dankbaarheid aan uw geliefde man of vrouw terugdenkt. Dus ook met terugwerkende kracht daar nog altijd van kunt genieten.
Maar er zijn ook echtparen hier die elkaar nog hebben. Dat is een zegen. Maar een risico als je oud wordt, is dat je dan verzuurt en verbittert. Juist naar elkaar toe. Dat je je vooral irriteert aan elkaar. Prediker, Gods Woord dus, zegt juist: ‘Geniet van het leven met de vrouw, met de man, die je bemint.’ En er wordt geen leeftijdsbeperking gegeven. Nee, dit gebod blijft staan, hoe oud we ook zijn.

Let op, er staat niet: ‘Geniet van je vrouw die je bemint.’ Natuurlijk, dat kan ook. Maar het staat er toch anders: ‘Geniet van het leven mét de vrouw die je bemint.’
En dat is niet beperkt tot echtparen. Nee, het geldt voor ieder mens. Samen genieten dus. Samen genieten van een lekker drankje, van een goede maaltijd, van een fijn gesprek, van vriendschap, van Gods mooie schepping. Van alles wat Hij geeft.

Genieten dus. Nee, niet als een kramp. Zo van: geniet of ik schiet. Dat kom je vandaag de dag natuurlijk genoeg tegen, om er uit te halen wat er in zit (zoals dat heet), om daarbij ook vooral uit te zijn op het eigen genot, op de kick, de roes, de vergetelheid, waarna de leegheid daarna des te groter is, de kater des te pijnlijker, het zwarte gat des te dieper. Nee, dat genieten moet geen kramp worden, geen egoïstisch gedoe. Het is juist een gave. Prediker zegt in vers 9: ‘Het is het loon dat God je heeft gegeven.’ Je mag het ontvangen. Eigenlijk staat er: ‘Het deel dat God je heeft gegeven.’ Het is een deel. Nee, het is niet het geheel. Er is zoveel anders. De raadsels, het leed, het verdriet, het gemis, de pijn, de teleurstellingen, het onvolmaakte. U weet daar misschien wel alles van, uit eigen ervaring. Maar midden in dat leven ligt dat deel, dat je van God krijgt, de goede kanten van het leven. Nee, die liggen niet onbereikbaar ver, dat is niet maar voor enkelen weggelegd. Nee, het is voorhanden: je deel. Dat brood ligt elke morgen op je bord. Die kleding hangt er. Die mensen zijn er om u heen. De zon is er. Het licht. De vriendschap. De liefde. Iemand zei eens: ‘Het zijn scherven, scherven van geluk.’ En die scherven mag u in uw leven oprapen. Ja, dat moet u wel doen. Anders kunt u ook niet genieten en dat is zoals gezegd zonde. Die scherven van geluk echt zien en er aandacht aan geven. Je er bewust van zijn. En ze als kansen zien om God te prijzen. Ook in die boterham die je eet. De zorg die u geniet. Juist ook het hele gewone, alledaagse leven, kan zo vol van heilige momenten worden, omdat ze horen bij dat deel dat God u geeft. Die scherven van geluk, die u mag oprapen. Natuurlijk, het zijn scherven. Het leven is niet volmaakt. Er is genoeg kapot. Zoveel barsten en breuken. Maar in plaats van u zich daardoor te laten verlammen, mag u middenin de modder van het bestaan juist ook die scherven zoeken en vinden. En ervan genieten. En zelfs die scherven zeggen ook nog iets over het geheel, dat goede leven, dat God bedoelt en ons gunt. Geniet er daarom van, met volle teugen.

Dat is wijs, om met Prediker te spreken. En dat is ook heel christelijk zeg ik er bij. Want ons leven is door Christus gekocht. Ons hele leven, ook het hele gewone leven van elke dag. Hoe we eten en drinken. Hoe we man of vrouw zijn, vader of moeder, opa of oma. Hoe we vriend zijn of vriendin. Hoe we omgaan met onze medebewoners, met de verzorgenden, enzovoort, enzovoort. Ons hele leven is gekocht, is eigendom van de Here Jezus en bedoeld om Hem te prijzen. Of zoals Paulus het schrijft in Romeinen 14: ‘Of we nu leven of sterven, wij zijn van de Heer.’

Ja, Paulus zegt dus ook meer dan Prediker. Die richt zich vooral op dit leven. ‘Beter een levende hond dan een dode leeuw.’ Maar het is Pasen geworden. Jezus Christus is opgestaan. En dat, alleen dat, geeft ons ook hoop en moed voor het moment dat we dit leven moeten verlaten. Dat het dan niet voorbij is. Nee, Jezus leeft, en wij met Hem! Ook dan!

Daarom tot slot een danklied, een ‘Klein Danklied’, zoals de titel luidt. Eigenlijk is het een geloofsbelijdenis:

Gij hebt, o God, dit broze
bestaan gewild,
hebt boven ’t nameloze
mij uitgetild, –

laat mij dan dankbaar leven
de volle tijd,
geborgen in de beven-
de zekerheid,

dat ik niet uit dit smal en
onvast bestand
van mijn bestaan zal vallen
dan in uw hand. Amen

zingen           Gezang 380:4,5,6,7 uit het Liedboek voor de Kerken ‘Wie van zich afziet naar God toe’

dankgebed en voorbede 

zingen           Lied 416 uit Nieuwe Liedboek ‘Ga met God en Hij zal met je zijn’

zegen