zingen           Hemelhoog 548 ‘Breng dank aan de Eeuwige’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Verblijd u altijd in de Here; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.’  (Filippenzen 4:4)

zingen           Psalm 95:1 ‘Steekt nu voor God de loftrompet’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing Nehemia 12:27-43

zingen           Psalm 48:1,4

tekstlezing    Nehemia 12:43 ‘Die dag brachten de Israëlieten talloze offers, en iedereen was vrolijk omdat God hun grote vreugde schonk. Ook de vrouwen en de kinderen waren blij; de feestvreugde in Jeruzalem was tot op grote afstand te horen.’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Wie wel eens in een vol stadion heeft gezeten waar de thuisploeg scoorde, weet hoe dat voelt. Als duizenden mensen tegelijk opspringen en juichen. Je voelt dan zo’n stadion zelfs bewegen. Nou, dat is nog peanuts vergeleken met waar onze tekst over verhaalt. Daar in Jeruzalem. Daar wordt ook gejuicht. En hoe… Dat is geen kortstondig gejuich, zoals na een goal. Nee, dat gaat maar door. Mannen, vrouwen en kinderen: heel het volk staat daar bij de tempel en juicht en jubelt. Reken maar dat de grond getrild heeft. Het was immers tot ver buiten Jeruzalem te horen. Wat een blijdschap! Wat een vreugde!

‘Ja prachtig…, alleen begrijp ik niet waarom dit gedeelte gekozen is voor deze dankdag, in deze tijd. Is dat niet overdone? Zoveel vreugde, zoveel gejuicht; dat staat toch haaks op het gevoel van onze tijd?! Er is nu toch weinig reden tot jubel? De onvrede, de angst, de zorgen; ze zijn niet van de lucht. Landelijk, Europees en mondiaal…
Maar ook persoonlijk kun je moeite hebben met die vreugde en feestelijkheid van onze tekst. Als je als agrariër vandaag de dag niet meer weet waar je aan toe bent. Of als je baan op de tocht staat. Of als je je werk eigenlijk niet meer aankunt. Dan juichen en jubelen?
Of als het in de gemeente spannend is, er zorgen zijn, dan met zo’n Bijbelgedeelte aankomen met die uitbundige vreugde; had je niet beter iets anders kunnen uitkiezen, beste dominee?’

Toch komen we niet naar de kerk om in onze eigen gevoelens bevestigd te worden. We komen naar de kerk om iets van de andere kant te vernemen. Daarom klonk al in het begin die tekst uit de Filippenzenbrief. Daar roept Paulus z’n lezers op: – ook ons! – ‘Verblijd u altijd in de Here!’ Hij herhaalt het zelfs nog een keer: ‘Ik zeg het opnieuw: Verblijd u!’ Zo belangrijk is het blijkbaar. Je verblijden, je verheugen is niet alleen gave, maar ook opgave.

Paulus zelf brengt dit trouwens ook in de praktijk, want ettelijke keren schrijft hij in die Filippenzenbrief dat hij zich verblijdt. Dat is niet, omdat het Paulus zo voor de wind gaat en het leven hem toelacht. Nee, hij schrijft deze brief als hij in de gevangenis zit! Iemand zei eens: ‘Deze brief staat vol met uitroeptekens. Het zijn evenwel uitroeptekens, gevormd door de schaduwen van de tralies van de gevangenis.’ Met andere woorden: die blijdschap die Paulus kent én waar hij toe oproept, is dus allesbehalve oppervlakkig en goedkoop. Het is blijdschap in een triest decor, dat van een gevangenis. Blijkbaar kan die blijdschap er zelfs in de moeilijkste omstandigheden zijn. Sterker nog: er wordt opgeroepen om je ‘altijd’ te verblijden.

Waarom? Wat is daarvan het geheim? Dat zegt Paulus ook: ‘Verblijd u in de Hére.’ Het is blij zijn in de Heer. Vanwege Hem. Om wie Hij is, en wat Hij doet en geeft. Het is niet blij zijn om alles. Paulus was echt niet blij met die tralies. Wij hoeven ook niet blij en dankbaar te zijn met bestaansonzekerheid, met een burn-out, met ziekte en verdriet, met spanningen en onvrede. Dat zou masochistisch zijn. Nee, maar is wel altijd reden om blij te zijn in de Here, toch?!

Datzelfde geheim vinden we ook bij Israël in ons tekstgedeelte: ‘Iedereen was vrolijk – en dan komt het – , omdat God hun grote vreugde schonk.’ Die vreugde is dus niet iets wat ze uit zichzelf hoeven te halen. Nee, ze krijgen het van de Here God. Hij is de bron van de ware vreugde.

Besef je dat? Ik weet niet hoe u zich nu voelt. Hoe jij hier vanavond zit. Dat kan best met gemengde gevoelens zijn. En misschien dat de donkere gevoelens daarbij zelfs de overhand hebben. Maar weet je: je mag putten uit een andere bron, die van Gods vreugde, zodat er blijdschap komt.

‘Oké, maar hoe dan?’
Laten we daarvoor eens goed kijken hoe dat in ons Bijbelgedeelte gebeurt, want daar kunnen we volgens mij ontdekken hoe die vreugde ontstaat, geschonken wordt. Het volk maakt een rondgang over de muren. Ze komen langs allerlei poorten. En uiteindelijk is er de collectieve vreugde-uiting bij de tempel. Dat heeft iets van een kleine pelgrimstocht – een soort geestelijke wandeling – waarbij die vreugde van God door een aantal poorten binnenkomt.

Dus, wil je delen in die vreugde van God? Hij zelf wil niets liever dan je die grote vreugde schenken. Welke ‘poorten’ zeg maar zijn daarvoor dan belangrijk?
Het eerste opvallende is dat het gaat om inwijding. Die muren worden ingewijd, dat wil zeggen aan God gewijd. Als het volk over die muren loopt, zal er toch veel door hen heen zijn gegaan. Nog niet zo heel lang geleden, was het er nog één grote ravage. Hele stukken muur waren weggeslagen, poorten waren verbrand, puin lag overal. Toen Nehemia bij zijn inspectie van Jeruzalem, toen hij net aangekomen was uit Babel, moest hij op een gegeven moment van zijn ezeltje af en kon hij alleen zelf lopend en klauterend verder. En nu staan die muren fier overeind. In 52 dagen zijn ze hersteld. Maar in plaats van zich op de borst te kloppen, wijden ze de muren in, trekken ze over die muren, zingend en spelend, en geven ze zo als het ware die muren terug aan God.
Is dat niet een poort voor vreugde, voor dankbaarheid? Dat je beseft: Wat ik heb: dat dak boven mijn hoofd, die muren van mijn huis, en wat er binnen is, het eten op tafel, mijn werk, de mensen die me lief zijn. En vul het zelf maar aan. Dat alles is niet van mijzelf. Ik heb het gekregen. Het is ten diepste eigendom van God.
Dat beseffen én dat uitspreken naar God, kan echt dankbaar en zo blij maken. Zoals Israël dat ook uitspreekt in die inwijding van die muren, ze wijden deze aan God.

Ze doen dat trouwens niet zomaar. Ze beginnen niet plompverloren met die optocht over de muren. Nee, vers 30, eerst reinigen de priesters en de Levieten zich, en ook het volk wordt gereinigd. De ontmoeting met God, je door Zijn vreugde laten verheugen, is niet vanzelfsprekend. Je moet wel gereinigd worden. Want er is genoeg wat tussen jou en God kan instaan: zoveel onreins, verkeerde gedachten, zondige woorden, schuldige daden. Dat zul je aan God moeten belijden. Bidden om zijn vergeving. Reiniging dus.
Het is niet de eerste keer dat in het Nehemia hierover gaat. In hoofdstuk 1 was Nehemia daar zelf al mee begonnen, voor zichzelf, zijn familie, maar ook voor de zonden van het hele volk. Hij had die schuld beleden en om genade gesmeekt. In hoofdstuk 9 na de lezing van de wet, bij de vernieuwing van het verbond, had het volk dat zelf ook gedaan. En nu opnieuw. Is dat dan niet een keer klaar? Waarom moet je altijd maar weer je zonden belijden en om vergeving vragen? Omdat er helaas elke dag weer zonden bijkomen. Niet dan? Je kunt misschien denken: nou deze week heb ik eigenlijk niemand echt kwaad gedaan? Tja, als het zo eenvoudig was. Maar dan heb je vast nagelaten om op een moment iets goeds te doen, waar het zo nodig was. En dat is ook zonde! En onbewust heb je misschien iemand wel gekwetst. Dat is ook zonde. En bovendien: denken dat je het zelf wel redt, in feite los van God en zijn genade, is je doel zeker missen.
Maar het is juist zo bevrijdend om er niet mee te blijven lopen, maar het eerlijk naar God uit te spreken, en naar die ander, als daar wat speelt. En om vergeving te vragen en die te ontvangen. Dat is reiniging en dat geeft blijdschap! Dat maakt zo dankbaar. Allermeest naar de Here Jezus Christus toe, die een verzoening is voor al onze zonden. Iemand vroeg eens: ‘heeft Jezus wel eens gelachen?’ Een ander zei: ‘Ik zou het niet weten. Ik weet alleen één ding: Dat Jezus het zo gemaakt heeft, dat ik weer kan lachen.’ En dat is de mooiste en diepste lach die er is! Een poort tot grote vreugde. Ga die poort maar door, keer voor keer, dag voor dag; hij is er voor!

Vervolgens gaan de Israëlieten in twee groepen over de muren. Vanuit een gezamenlijk vertrekpunt gaat de ene groep naar links en de andere naar rechts. En omdat de muren om de stad heen liggen wordt zo de stad als het ware omarmd. Waarmee? Met de lof op God. Want er wordt gezongen. Grote zangkoren zijn mee. De priesters en Levieten zorgen voor de muzikale begeleiding. Het mooie is dat daarbij de muziekinstrumenten van David worden gebruikt, zegt vers 36. Blijkbaar zijn die instrumenten niet verloren gegaan, maar bewaard. En nu mogen ze weer gebruikt worden waar ze voor bedoeld zijn: de lof op de HEER.
Ja gemeente, dat is ook een poort tot die vreugde: de lofprijzing. God loven, om wie Hij is: de Schepper, de Verlosser, de Vernieuwer, Vader, Zoon en Heilige Geest. Dat Hij ons omarmt met Zijn liefde en goedheid. En zoveel redenen meer om Hem te loven en te prijzen. Gelukkig hoef je die redenen zelf ook niet elke keer te bedenken, maar ze worden je aangereikt, zeker ook in al die liederen, die er zijn. Die liederen die je mag zingen, maar nog veel mooier: die ook kunnen gaan zingen in jou. Misschien eerst nog heel aarzelend. Dat zal bij een aantal van die Israëlieten op de muur zeker zo zijn geweest. Ze voelden het gemis van een vader, een moeder, andere familieleden of vrienden: ‘Hij had dit nog moeten zien en zij: die herstelde muren, het volk dat de stad omarmt, lovend en prijzend, God die ons welkom heet in Zijn huis.’ En ze moeten slikken, tranen branden in de ogen, een brok zit in de keel, maar om hen heen wordt gezongen, wordt gejubeld en langzaam begint het ook in hen te zingen en stemmen ze in.

Ja, zo kan het gaan met de lofprijzing. Ik zie nog die vader staan van Carlos. Carlos, die jonge tuinder bij wie ik vakantiewerk deed, een boom van een kerel, gek op snelle auto’s en keiharde gospelhardrock. Op een vroege morgen viel hij tussen de planten in de kas. Een hartstilstand. Dood. In de aangrijpende en bomvolle rouwdienst waren we intussen aangekomen bij het slotlied. In de Bondsgemeente in Waddinxveen bleven we in die tijd normaal daarbij zitten, maar de vader van Carlos stond op. Hij wilde God loven, staande, zodat het extra luid kon klinken, uit liefde voor zijn zoon – die immers ook zo van harde muziek hield – maar vooral uit liefde voor zijn God, die hij wilde blijven prijzen. En iedereen ging staan en zong mee: ‘Grote God, wij loven U.’

Ja, ‘wij’ loven U. Voor die lofprijzing heb je ook elkaar nodig. Dat is ook een poort tot die vreugde: de gemeenschap. Uiteindelijk gaat een heel volk over de muren en komen die twee stromen weer samen in het huis van God, de tempel: mannen, vrouwen, kinderen. Niemand wordt buitengesloten. Iedereen mag meedoen. Ja, je hebt elkaar ook nodig om die vreugde te vinden en te ontvangen. Ook in een dankdagdienst, bijzonder gesymboliseerd door twee zustergemeenten die samenkomen. Om samen God te danken en loven. Om elkaar zo ook op sleeptouw te nemen. Om meegenomen te worden in die beweging. Telkens weer. Het zou toch dom zijn, om die poort tot Gods vreugde, juist in de liturgie in de kerk,  links te laten liggen?!

Vreugde heeft niet alleen te maken met lofprijzing. Het heeft ook te maken met toewijding. Daar begint onze tekst in vers 43 zelfs mee: ‘Die dag brachten de Israëlieten talloze offers.’ In natura toen: een dier uit de veestapel, voedsel uit de voorraadschuur. Het wordt geofferd aan God op het altaar. Dat wat overblijft, wordt met elkaar gegeten rond de tempel. Een waar feest! En niet te vergeten krijgen de priesters en Levieten een deel, zodat ook zij in hun levensonderhoud voorzien worden.
In vers 44 gaat het zelfs specifiek om tienden en heffingen voor de priesters en Levieten, en staat er dan expliciet bij: ‘Juda schepte vreugde in de priesters en de Levieten die dienstdeden.’ Door te geven aan Gods huis, want daar gaat het hier om, mag de vreugde geuit worden. En tegelijk kan geven ook blijdschap geven.

In die zin is het veelzeggend dat elke kerkdienst er gecollecteerd wordt, ja ook ‘gewoon voor de kerk?’ Inderdaad. Maar is dat ‘gewoon’ voor de kerk? De kerk is allesbehalve gewoon. Het is een wonder dat er een kerk is, waar we God mogen dienen, waar Hij ons dient. Waar we mogen delen in die gemeenschap met Hem en met elkaar. Waar die vreugde gevonden en geuit mag worden. Daar zijn we dan toch enorm dankbaar voor en geven we dan toch voor?! Uit toewijding aan God! Maar die toewijding mag ook buiten de kerk gebeuren, aan medemensen, of dat nu financieel is of juist een offer is in tijd en energie. En ieder offer aan een medemens is ook offer aan God. Hoe dan ook, vanuit Gods toewijding aan ons, zal het bij ons dan toch niet karig zijn? ‘Ze brachten talrijke offers’ vermeldt onze tekst…Met vreugde.

Daarover gesproken: ik citeer onze tekst graag nog een keer vanuit de Naardense Bijbel, de vertaling die misschien wel het dichtst bij de grondtekst staat en ook consequent in de tegenwoordige tijd vertaalt, waardoor het nog dichterbij komt: ‘Ze offeren op die dag grote offeranden en bedrijven vreugde; want God heeft hen verheugd met grote vreugde, ook de vrouwen en de kinderen hebben zich verheugd; Jeruzalems vreugde is van verre te horen.‘ Hoor je het? Vijf keer komen we een vorm van vreugde tegen. Vijf keer! Wellicht correspondeert het met de vijf boeken van de Thora; die toch een bron van vreugde is. Of die poorten: 1) van het wijden van het leven aan God, 2) de verootmoediging en de schuldbelijdenis, 3) de lofprijzing, 4) de gemeenschap en 5) de daadwerkelijke toewijding. Ook vijf.
Vijf keer. Het is een volle hand. Het kan niet op. Maar hoe zit het dan met wat die vreugde nu nog verstoort: de gebrokenheid, de aanvechting, de crisis? O zeker, die ontkennen we niet. Die verdringen we niet. Maar we weten toch ook dat die het laatste woord niet hebben. Dat zal de vreugde zijn, ja dan werkelijk een volmaakte vreugde: als God alles in allen is. Woorden schieten tekort om die vreugde te beschrijven. Maar dat vooruitzicht, ’t blij vooruitzicht, mag ons nu al strelen.

Zoals dat blinde meisje dat ooit een uitleg van haar blindheid gaf aan Okke Jager. Ze zei: ‘Het gebeurt toch wel eens dat een vader z’n kind bij de arm grijpt, zijn hand op de ogen van dat kind legt om die dan later ineens weg te halen om de een of andere verrassing te laten zien? Nou, zó heeft God zijn hand op mijn ogen gelegd en als Hij die straks weghaalt, zal ik het mooiste zien wat een mens te zien kan krijgen. Dan zal ik zo maar recht in de ogen van God kijken.’
Wie de dingen zo weet te taxeren kan blij zijn te allen tijde, die zal zich verheugen in God, nu en voor immer. Amen

zingen           Lied 869:1,5,6,7 ‘Lof zij de Heer, ons hoogste goed’

dankgebed en voorbeden

zingen           Lied 1006 ‘Onze Vader in de hemel’

collectemoment         

zingen           Lied 704:1,3 ‘Dank, dank nu allen God’

zegen