welkom en mededelingen 

aanvangslied                      Psalm 65:1 

stil gebed

votum en groet 

aanvangstekst        ‘Wees over niets bezorgd, maar vraag in alle omstandigheden aan God wat u nodig hebt en dank Hem in uw gebeden.’ (Filippenzen 4:6)

zingen           Hemelhoog 275 ‘Heer, ik kom tot U’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

schriftlezing             Spreuken 30:1-9

zingen           Psalm 62:5,6

tekstlezing    ‘Twee dingen vraag ik U, gun ze me zolang ik leef: Houd me ver van leugen en bedrog. Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb. Want als ik rijk zou zijn, zou ik U wellicht verloochenen, zou ik kunnen zeggen: ‘Wie is de HEER?’ En als ik arm zou zijn, zou ik stelen en de naam van mijn God te schande maken.’ (Spreuken 30:7-9)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

De Deense filosoof Kierkegaard was een meester in het aforisme. Een aforisme is een korte, puntige uitspraak die aan het denken zet. Zo’n uitspraak deed Kierkegaard eens over het gebed: ‘Het gebed is een dochter van het geloof; maar het is de dochter die de moeder moet onderhouden.’
Wat een wijs woord: ‘Het gebed is een dochter van het geloof; maar het is de dochter die de moeder moet onderhouden”. Als je gelooft, zul je bidden, dat is onvermijdelijk. Het gebed is een dochter van het geloof. Tegelijk is dat gebed ook weer nodig voor het geloof, wil het althans een levend geloof blijven.  Het is de dochter die de moeder moet onderhouden. Het gebed onderhoudt het geloof. Zo noodzakelijk is het gebed.
Daarom ook veelzeggend dat we op een doordeweekse avond als gemeenten bij elkaar komen om te bidden. Te bidden voor alles wat groeit en bloeit. Voor het werk dat we mogen doen. Voor ons hele hebben en houwen. Een dag, een kerkdienst, die we zelfs helemaal wijden aan het gebed. Dat is mooi. Jazeker, maar wat zullen we bidden en hoe?

Met deze vraag wil Agur ons helpen. Agur? Nee, niet de allerbekendste persoon uit de Bijbel. Misschien had u nog nooit van hem gehoord. En eigenlijk weten we ook heel weinig van hem. Volgens een oude, Joodse overlevering gaat het hier om een aanduiding van Salomo. ‘Agur’ zou namelijk ‘ik vrees’ betekenen en dat past heel goed bij Salomo die het vaak had over de ‘vreze des Heren.’ Anderen zeggen dat het om een wijze gaat ten tijde van Salomo. Volgens weer anderen betreft het hier een Arabische wijze die in de tijd van koning Hiskia leefde. Een wijze die de God van Israël kende en vereerde. Ach, het is allemaal gissen. Eerlijk gezegd weten we niet meer dan zijn naam en de naam van zijn vader en dat het dertigste hoofdstuk van het boek Spreuken van zijn hand is.
Blijkbaar is het niet het belangrijkste wie die Agur nu precies was, maar wat hij schreef, de inhoud van dat hoofdstuk. Een inhoud die dus ook met het gebed te maken heeft. Sterker nog: onze tekst is zelf een gebed! Een gebed waar wij vandaag de dag, juist op deze biddag, veel van kunnen leren. Dat ons kan helpen bij de inhoud van ons gebed: wat en hoe zullen wij bidden?

Ja, waar bidt Agur om in zijn gebed? Opvallend is dat hij geen hele waslijst heeft van 1001 wensen en verlangens. Nee, hij beperkt zich. Dat kan bidden ook zijn: je weten te beperken. Afwegen wat nu echt belangrijk is, nodig is. Agur beperkt zich zelfs tot twee dingen. Twee dingen die voor hem in het leven het zwaarst wegen, vers 7: ‘Twee dingen vraag ik U, gun me ze zolang ik leef.’ Met andere woorden: deze twee dingen heb ik in het leven nodig, daar gaat het om: ‘(1) Houd me ver van leugen en bedrog. (2) Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed met slechts met wat ik nodig heb.’

Eerst dat tweede dat Agur in zijn gebed aan de Here God vraagt. Let op: Agur bidt daar namelijk allereerst niet om iets te ontvangen, maar juist om iets niet te ontvangen. Letterlijk bidt hij namelijk: ‘Geef mij geen armoede en geen rijkdom.
Wat zeg je nou, Agur: geen rijkdom?! Hoe kun je dat nu vragen? Wie wil er nu niet rijk zijn?! Ik hoorde eens een kind praten, zoals kinderen dat kunnen: ‘Later als ik groot ben… dan wil ik drie auto’s voor de deur, een heel groot huis en heel veel geld.’ Kortom: rijk zijn. En kinderen zijn eerlijk, die zeggen gewoon wat wij grote mensen denken, maar intussen ook wel graag willen: rijk zijn.
‘Inderdaad, is daar dan iets mis mee? Mag ik je er even op wijzen, dominee, dat iemand als Abraham toch ook behoorlijk rijk was. En wat dacht je van, – z’n naam viel al even -, Salomo? Steenrijk zelfs.’

Zeker, maar laten we Agur eerst even uit laten spreken. Hij licht het namelijk wel toe, waarom hij dit bidt. In vers 9 noemt hij namelijk een gevaar, een groot gevaar van rijkdom: dat je God verloochent en zegt: ‘Wie is de HEER?’ Zo van: Wie is Hij nou eigenlijk? Wat heb ik aan Hem? Ik heb Hem toch eigenlijk helemaal niet nodig. Ik dop mijn eigen boontjes wel. Kijk maar, hoeveel boontjes ik heb, bij wijze van spreken. Hoe rijk ik ben!’
Dat is dus het gevaar: dat als je rijk bent, dat God naar de achtergrond verdwijnt, of zelfs helemaal van het toneel van je leven, dat je Hem verloochent’, in de woorden van Agur.

Zie je dat ook niet regelmatig in de Bijbel met het volk Israël gebeuren? Dat in tijden van voorspoed, dat ze de HERE dan loslaten, zich om Hem en Zijn dienst niet meer bekommeren.
Maar dat is niet alleen maar iets uit vroeger tijden. Het is hoogst actueel. Nederland heeft nog nooit zo veel miljonairs gehad, multimiljonairs zelfs. De rijkdom kan toch niet op?! En tegelijk is de onkerkelijkheid ook nog nooit zo groot geweest. Spelen God en het geloof voor velen geen enkele of hoogstens nog een hele marginale rol in het leven.

Maar laten we het maar dichtbij houden vanavond. Fijn dat u, dat jij, gekomen bent naar deze biddagdienst. Maar tegelijk denk je toch ook: juist op biddag belijden we toch onze afhankelijkheid van de Here God, zeggen we tegen Hem hoe we toch leven van Zijn hand. Nou, dan zou de Oostpoort vanavond toch barstensvol moeten zitten?! Beneden én boven, elke plaats bezet… Maar waarom is dat niet zo? Heeft dat ook te maken met datzelfde gevaar van rijkdom, van het zo goed hebben, dat die afhankelijkheid van God niet altijd meer zo telt. Dat is echt een gevaar van rijkdom: dat God als de Gever van alles steeds meer uit je leven verdwijnt. Maar dat wil Agur niet. En daarom bidt hij dus: ‘Maak me niet rijk.’

Maar tegelijk bidt hij ook: ‘Maak me niet arm.’ Kijk, dat begrijpen we beter. Want wie wil er nu arm zijn? Niemand toch?! Armoede brengt zoveel ellende met zich mee. Dan moet je je zoveel ontzeggen. En wie wil dat nou? Nee, wat dit betreft kunnen we Agur goed volgen. Maar wacht even, ook hier is het wel heel belangrijk om naar de toelichting te kijken, die Agur erbij geeft. Want Agur is niet zozeer bang voor de ellende, die armoede met zich meebrengt. Hij is bang, zegt hij in vers 9, dat hij, als hij arm zou zijn, zou gaan stelen en de naam van God te schande zou maken.
Als je weinig tot niets hebt, is het een reële verleiding om je aan het bezit van een ander te vergrijpen. Maar Agur weet, dat je je dan ten diepste ook aan God zelf vergrijpt, zijn naam te schande maakt, want het is Gods eigen gebod dat zegt: ‘Gij zult niet stelen.’ En uiteindelijk is God de Eigenaar van alles wat is. Wij zijn maar rentmeesters, beheerders. Dus als je onrechtmatig aan het bezit van een ander komt, kom je aan God zelf! Ja, dat gevaar heeft armoede.

Bovendien, laten we eerlijk zijn: erbarmelijke omstandigheden brengen iemand niet altijd dichter bij God. Nee, nood leert niet altijd bidden, maar mensen kunnen er ook van gaan vloeken: ‘Als God zo is, mij in zulke omstandigheden laat verkommeren, dan hoeft het voor mij niet, dan wil ik met zo’n God niets te maken hebben.’ Nood kan je ook van God verwijderen. En dat wil Agur niet en daarom bidt hij: ‘Maak mij niet arm.’

Snap je: de relatie met de Here God, zijn geloof dus, doet Agur zo bidden. Ja, ook voor hem is het gebed de dochter van het geloof. En juist door dit gebed onderhoudt hij dat geloof. Het gebed: ‘Maak me niet arm, maar ook niet rijk.’ De diepste reden om het zo te bidden is om zijn geloof in de Here niet te verliezen. Of misschien nog beter gezegd: om Hem levenslang te dienen. En rijkdom en armoede vormen daar allebei een reëel gevaar voor. Daarom bidt hij: ‘Maak me arm noch rijk.’

Ik hoop dat dat ook onze wijze van bidden is, ook rond deze biddag, als we bidden voor de vruchten van het land, voor ons werk, ons bedrijf, ons hele zijn, voor deze schepping. Dat dan onze diepste vraag aan God is, of we in dat alles Hem mogen dienen, het geloof in Hem mogen behouden en Zijn naam mogen eren in dat alles. Want laten we eerlijk zijn: in ons bidden gaat het maar al te snel of het ons goed mag gaan. Maar Agur, de hele Bijbel trouwens, leert ons dat het in ons gebed vooral zal moeten gaan of Gods naam geëerd wordt en blijft, en dat we dicht bij Hem mogen leven en afhankelijk van Hem mogen blijven.

Vandaar dat Agur ook bidt: ‘Voed me slechts met wat ik nodig heb.’ Ja, dat rijmt op wat Jezus ons leerde bidden in het Onze Vader: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Oftewel, dat wat we nodig hebben. Je zou kunnen zeggen: dat is de positieve zijde van zijn gebed. Eerst vraagt hij wat hij niet wil ontvangen van God: geen armoede en geen rijkdom, nu wat hij wel wil ontvangen: dat wat ik nodig heb. Dan heb ik niet te veel, want dat is niet goed voor mij. Dan heb ik niet te weinig, dat is ook niet goed voor mij. Dan heb ik precies genoeg, en dat is goed voor mij.’

Zou u dit zo kunnen nabidden? En jij? Laat ik heel eerlijk zijn. Ik vind het moeilijk. Want eerlijk gezegd heb ik veel liever meer. Meer, groter, mooier, enz. Zo zit ook onze hele samenleving, onze economie, in elkaar. Het moet altijd meer en hoger. Maar intussen zijn we er wel achter gekomen dat dit schadelijk is. Schadelijk voor de schepping, die hierdoor uitgeput raakt, vernietigd wordt. Het is ook schadelijk voor onze ziel, want omdat we nooit genoeg hebben, maakt het ons ontevreden en eigenlijk alleen maar steeds leger.
Nee, dit gebed van Agur, dit bijbelse gebed, wijst ons een andere richting. Om genoeg te kunnen hebben. Genoeg aan wat nodig is. Genoeg zodat anderen ook genoeg hebben. Genoeg zodat het niet ten koste gaat van Gods goede schepping. Genoeg zodat niet ons leven beheerst wordt door gejacht en gestress. Je voelt wel: als je dit gebed zo bidt, is dat tegelijk ook kritisch naar je levenshouding en je levensstijl. Ook voor economie en politiek. Dus ook wat u volgende week gaat doen in het stemhokje…

Tot nu toe ging het nog steeds om het tweede waar Agur om bidt. Nu het eerste, vers 8: ‘Houd me ver van leugen en bedrog.’ Dit gebed licht Agur trouwens niet toe.  Blijkbaar is het zo wel duidelijk dat dit niet goed is: de waarheid verdraaien of geweld aandoen. Dat snap je zo ook wel. Aan de andere kant is het ook weer niet zo dat dit ons vanzelfsprekend niet gebeurt. Nee, er moet om gebeden worden, om gevraagd worden: of God ons ervoor bewaart, dat Hij leugen en bedrog verre van ons houdt.
Een belangrijk gebedspunt. Zeker ook nu. Want wat kan er geen gedraai zijn bij mensen. Wat een oneerlijkheid. In de politiek. In de rechtzaal. Op de werkvloer. In de kerk. Op de sociale media, het fake news dat daar verspreid wordt. Maar ook in de thuissituatie. En wat is er daarom juist ook anno 2023 behoefte aan eerlijkheid, aan echtheid, aan kwetsbaarheid. Laten we daar om bidden. Dat de komende tijd op school, op ons werk, in de kerk, in onze omgang met de ander we mens mogen zijn uit één stuk: integer, niet dubbel, met twee gezichten, draaiend in allerlei bochten. Nee: oprecht, betrouwbaar. Oftewel: in het spoor van Jezus Christus, dé persoon uit één stuk, dé betrouwbare, de vleesgeworden integriteit en kwetsbaarheid. Als we zo zijn trekken mogen vertonen, door dicht bij Hem te blijven, uit Hem te leven, dan is dat is toch een getuigenis voor Hem die de Betrouwbare is en recht in al zijn wegen.

Tot slot: zo bidden als Agur, zal ook consequenties hebben. Dat voel je wel aan. Zo is bidden ook bedoeld. Ergens om bidden houdt onherroepelijk ook in dat je je daarvoor wilt inzetten.
Als je bidt om bewaard te blijven voor leugen en bedrog, geef je daarmee ook aan daadwerkelijk te willen strijden tegen alle oneerlijkheid, binnen en buiten jezelf.
Als je bidt: Geef ons heden ons dagelijks brood, zul je doen wat je kunt om er zorg voor te dragen dat ook anderen genoeg krijgen.
Als je bidt om vergeving zul je zelf ook vergevingsgezind zijn.
Als je bidt om vrede zul je zelf ook een vredestichter zijn.
Als je bidt voor de zieken zul je ook concrete aandacht voor ze hebben.
Als je bidt voor de overheid, kan het niet anders dat je je ook wilt inzetten voor een rechtvaardige samenleving en je verantwoordelijkheid daarin verstaat. Enzovoort, enzovoort.

Ik begon de preek met dat het gebed een dochter is van het geloof dat ze op haar beurt onderhoudt. Maar je zou kunnen zeggen dat die dochter van het gebed op haar beurt zelf ook een kind heeft: dat van de gehoorzaamheid. Een gebed zonder die vrucht is namelijk eigenlijk geen gebed. Of zoals de theoloog Miskotte zei: ‘Geen gebed is echt dat niet bezig is over te gaan in de daad.’
Dat maakt bidden wel heel verantwoordelijk, vindt u ook niet?! Een te zware verantwoordelijkheid? Kan ik dat wel, doen waar ik om bid?
Laten we het laatste woord maar aan de Bijbel geven, aan Christus zelf, die ons een geweldige belofte gaf, juist met het oog op het gebed, ook het gebed dat over hoort te gaan in de daad: ‘Bidt, en u zal gegéven worden.’
‘Bidt, en u zál gegeven worden,’ ja: ook dit. Amen.

zingen           Hemelhoog 510:1,2,3 ‘Van U zijn alle dingen’

geloofsbelijdenis   met de woorden van zondag 45 uit de Heidelbergse Catechismus

zingen           Hemelhoog 510:4,5

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven 

slotlied          Lied 422:1,3 ‘Laat de woorden die we hoorden klinken in het hart. Laat ze vruchten dragen…’

zegen