aanvangstekst       ‘Scheurde U maar de hemel open om af te dalen!’ (Jesaja 64:1a)


Gemeente van Jezus Christus,

O God, geef me toch eindelijk een teken,

ach een klein teken maar dat je me kent

en dat je van eeuwig mijn vader bent

en dat ik in jouw huis niet mag ontbreken.

 

Kom in mijn nacht een klein lichtje ontsteken

dat een groet van je aandacht overzendt

of laat de wind aan mijn raam één moment

helder onze namen samen uitspreken.

 

Als het waar is dat je eeuwen geleden

met Adam hebt gewandeld, bij de boom

van Abraham gezeten, wil dan heden

nog eens afdalen, in de storm, de stroom,

de sterren – of ik ken je hier beneden

alleen maar als een hopeloze droom.

Aldus Michel van der Plas in het gedicht ‘Donkere metten’. De metten is het eerste gebed dat dagelijks in het klooster gebeden wordt, de eerste van de zeven. Het is dan nog heel vroeg. Eigenlijk nog nacht. Vandaar ‘donkere metten.’ Donker is ook de gemoedstoestand van de dichter: ‘kom in mijn nacht een klein lichtje ontsteken.’ Het is de nacht van aanvechting en twijfel: Is het wel waar? Is God wel mijn Vader? Is er voor mij een plekje in zijn Vaderhuis? ‘God, bent U echt zo duidelijk aanwezig, net als bij Adam en Abraham? Laat het dan alsjeblieft ook aan mij merken! Anders wordt de gedachte steeds sterker dat het geloof in U één grote hopeloze droom is, een wens en niet meer.

Ja, zulke gedachten kunnen je bespringen. Misschien juist ook wel ’s nachts. Als je wakker ligt en je piekert. Als alles zwaarder lijkt te wegen. Of overdag als er zulke verschrikkelijke dingen gebeuren die je niet plaatsen kunt. Niet plaatsen kunt in relatie tot God, de Liefdevolle, de Almachtige. Waarom gebeurt dit allemaal? Waarom voorkomt Hij het niet? Waarom merk ik dan zo weinig van Hem? Al die gedachten die over elkaar heen buitelen, totdat het één grote onontwarbare kluwen is. In zulke twijfels kun je verstrikt raken. En wat zou je graag een signaal willen van de Andere kant, van God zelf. Een teken dat het onomstotelijk bewijst: Hij is er. Hij is er voor mij. En voor anderen. Het is waar. Hij is waar.

Ook Zacharias vraagt om een teken, als de engel Gabriël hem, namens God, de wonderlijke toezegging heeft gedaan dat hij en zijn vrouw Elizabeth een kindje zullen krijgen, en niet zomaar een kindje, maar de wegbereider voor de Messias. ‘Waaraan zal ik dat weten?’ vraagt Zacharias. Met andere woorden: ‘Geef me een teken, want de werkelijkheid is anders, staat hier haaks op. Ik ben oud. Mijn vrouw is oud. Is al voorbij de overgang. Dus wat nou een kind? Hoe dan?’ En je hoort de schampere lach van Zacharias er doorheen klinken.

Donkere metten. Donker is de tijd van Zacharias en Elizabeth zeker ook. De laatste profeet Maleachi leefde alweer 400 jaar geleden. Hij had gesproken over de Dag des Heren, over de omkering van alles, over het ingrijpen van God. Maar that was it. Dat is 400 jaar geleden. Sindsdien is er bar weinig gebeurd. Is er geen profeet meer opgestaan. God lijkt te zwijgen. De machthebbers hebben het voor het zeggen. Vreemde machthebbers. Israël is bezet gebied. Door de Romeinen. Ze hebben er een zetbaas neergezet: koning Herodes. Hij is een Edomiet, een nazaat van Ezau. Nietsontziend is zijn beleid. Een ware tiran. En Zacharias’ en Elizabeths eigen omstandigheden zijn ook donker. Ze zijn kinderloos. Toen niet alleen een grote schande, maar ook een groot gemis, want zo had je geen toekomst, mocht en kon jij niet bijdragen aan de komst van de Messias. Tegelijk zegt die onvruchtbaarheid niet alleen iets over de persoonlijke omstandigheden van dit echtpaar, maar ook over Israël en over ons. Onvruchtbaarheid is hier meer dan alleen een medische aangelegenheid. Het vertelt ons ook hoe ons uitgangspunt is: dat wij mensen onvruchtbaar zijn om zelf het heil voor te brengen en de toekomst te garanderen. Dat was toen zo, in het Israël rond de jaartelling; dat is nu zo, anno 2015, waar zoveel ons bij de handen afbreekt. In het groot. In het klein.

Onvruchtbaar. Ja, wanneer God begint verlossing te zenden, doet Hij dat altijd door de onmogelijkheden heen. Dat zie je niet alleen hier bij Zacharias en Elizabeth, maar ook bij Sara en Abraham, op wiens situatie die van Zacharias en Elisabeth rijmt. En Rachel, en Hanna, en Manoah, de vader van Simson. Allemaal onvruchtbaarheid. Telkens nul-situaties. Het tekent ons én vooral hoe God werkt. Zoals ik ergens las: ‘Gods werk in deze wereld is niet een soort bovenbouw, nadat wij mensen zelf al het fundament gelegd hebben. Gods werk in deze wereld is scheppingswerk, vangt steeds weer aan bij het niets.’

Dat zie je hier ook. Vanuit menselijk oogpunt is het onmogelijk: Zacharias en Elizabeth zijn oud, té oud voor het krijgen van een kind. Maar vanuit Gods oogpunt liggen de zaken anders, is niets onmogelijk. Zoals Hij ooit uit het niets schiep, gaat Hij dat nu ook doen. Die belofte krijgt Zacharias. Die belofte krijgen ook wij. Kregen we al heel vroeg bij onze doop. Een belofte van de Drie-enige die blijft staan: hoe donker ook jouw leven, hoe groot ook je missers, je zonden; Ik maak iets nieuws. Ik reken af met al dat oude, dat verkeerde, die missers. Een geweldige belofte krijgen we ook elke kerkdienst. Direct aan het begin al: De HERE laat niet los wat zijn handen begonnen zijn. En Hij belooft je genade en vrede. Wie je ook bent. Hoe je je ook voelt. Wat je ook hebt uitgespookt.

Maar Zacharias krijgt er geen grip op, op de belofte die hem gegeven wordt: een zoon, een zoon met een roeping, met dé roeping om het volk klaar te maken voor de komst van de Messias. Hij krijgt er geen grip op. Hij kan het niet geloven, wil een extra zekerheid, een teken: ‘waaraan zal ik dit weten?’

Is het eigenlijk niet schokkend dat juist Zacharias deze vraag stelt, deze twijfels uit? Hij die in vers 6 getekend wordt als een vroom en gelovig mens, die zich strikt houdt aan alle geboden en wetten van de Heer. Of zoals de Naardense Bijbel vertaalt: ‘een rechtvaardige tegenover God.’ Bovendien is hij priester. Hij draagt een bijzonder ambt. Hij is een bemiddelaar tussen God en mensen. Hij brengt als het ware God bij de mensen en de mensen bij God. En vandaag is de gelukkigste dag in zijn priesterschap. Het komt hoogstens ook maar één keer in een priesterleven voor: het Heilige van de tempel binnengaan om daar het reukoffer te brengen, een vorm van intens gebed, namens en voor Israël. Misschien wel dit gebed ook: ‘O God, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij uit de hoge neerdaalde.’ Maar is dat nu niet gebeurd, nu de engel Gabriël voor hem staat?! Deze zegt ook expliciet dat zijn gebed verhoord is. Niet zozeer zijn gebed om een kind, want daar was Zacharias mee gestopt om voor te bidden. Maar wel het gebed namens en voor Israël, het gebed om het ingrijpen van God, om de komst van de Messias… En zijn toekomstige zoon zal daar een belangrijke rol in spelen, als de wegbereider van die Messias, om het volk er zo voor klaar te maken door ze de spiegel van Gods wil voor te houden en ze op te roepen tot bekering, tot een radicale verandering. Die hele belofte van God is dus een gebedsverhoring. Maar met deze gebedsverhoring rekent Zacharias blijkbaar niet, getuige zijn twijfels, zijn vraag om een teken, zijn ongeloof.

En zo staat hier een priester, die trouw zijn priesterdienst verricht, de gebeden doet, maar het is gestold. Er zit geen verwachting in dat er weleens echt iets zou kunnen gebeuren, iets nieuws, een ingrijpen van Hogerhand.

Over gestold zijn gesproken. Lopen wij dat risico ook niet, gemeente? Ook in de kerk. We hebben zo ook onze vaste regelmaat. Ook in de dienst. Onze vaste orde van dienst. Met stuk voor stuk prachtige elementen. Elke week schrijf ik daar ook iets over hoe veelzeggend die elementen zijn, en veelbetekenend. Maar het kan routine worden, een sleur, gestolde godsdienstigheid. Dat geldt ook voor advent. De hoeveelste is dat voor u, en voor jou? Hoe ga je zo’n nieuwe adventsperiode in? Met verwachting? Openstaand voor wat de Here je te zeggen heeft? Of is toch vooral routine: vier zondagen en dan kerst. Het gaat zo hard. En al die decemberdrukte belemmert je ook om echt tijd te nemen, om echt ontvankelijk te worden.

Daarom is het goed om vanmorgen pas op de plaats te maken. Het gaat om werkelijk grote dingen gemeente. Zoals zo prachtig verbeeld in de liturgische schikking: dat de hemel de aarde raakt. Dat God zelf in deze wereld komt. In uw leven. In het jouwe en het mijne. Dat Hij ons roept. En wat is dan onze respons, ons antwoord? Zacharias wordt geroepen, en met hem zijn vrouw Elisabeth. God wil hen inschakelen in zijn plan, in de komst van zijn koninkrijk.

En dat Koninkrijk is er nog altijd. En het komt. Daarvoor roept Hij ook ons. Dat doet Hij door zijn Woord. Door de Heilige Geest. Ook, net als Zacharias, in het ambt. Maar hoe komt het dan dat er bij ons nog geen diaken is gevonden? Een diaken die juist iets mag laten zien wat de stijl van het Koninkrijk is: dienstbaar zijn, oog hebben voor hen die hulp nodig hebben, die op drift zijn geraakt. En over dat laatste gesproken. Hier in Gouda komen ook vluchtelingen. Ze zijn er al: asielzoekers met een status, en straks komt er een AZC. Als kerken hebben we gezegd: daar lopen we niet voor weg. Juist daar willen we ook iets van die stijl van Gods koninkrijk laten zien: dienstbaar zijn en gastvrij. Onze Goudse diaconie heeft daarom ook een nieuw cluster gevormd: ‘Kerk en Vluchteling.’ Daar is ook vanuit onze gemeente een nieuwe diaken voor nodig. Zou u dat kunnen zijn? Stel dat God u daarvoor roept? Wat is dan uw respons?

Terug naar Zacharias. Beter gezegd: Gabriël. Deze reageert anders op Zacharias’ tegenwerping dan deze gehoopt en misschien verwacht had. Gabriël betekent letterlijk ‘gabber van God, man van God.’ Kohlbrügge vertaalt het een beetje vrijer, maar wel heel mooi: ‘mijn God is een man die wat kan.’ Met andere woorden: waarom twijfel je aan Hem? Maar Gabriël gaat niet in discussie met Zacharias over de mogelijkheid of onmogelijkheid. Hij bevestigt alleen dat zijn woord goddelijk gezag heeft, dat het Gods eigen woord is. Daar moet Zacharias het mee doen. Dat Woord vraagt om geloof en vertrouwen.

Ja gemeente, dit is de Bijbelse weg. Ook in een tijd als de onze die zo gefocust is op ervaring. We leven tenslotte in een belevingscultuur. En die beïnvloedt ons allemaal. We willen God ervaren. Zolang we niks voelen, is het niet echt, telt het niet. Het is voor velen een soort teken geworden waarmee geverifieerd kan worden dat het waar is. Begrijp me goed: God ervaren is heerlijk, maar het is niet de kern van Bijbels geloven. Dat is de woorden van God horen en Hem vertrouwen op Zijn Woord, ook als je niks voelt. Je hand op zijn beloften leggen. Geloven dat God daar zelf in spreekt, jou roept, uitnodigt. Daarop vertrouwen. Hem vertrouwen en zo achter Hem aangaan. Jezus volgen. Op de weg die Hij je wijst. Twijfels overwin je niet door te blijven wachten, te zoeken naar extra bewijs, naar een bijzondere ervaring, maar door te gehoorzamen, door de stap te zetten, net als eens Petrus uit die boot stapte, zijn voet op het water zette, omdat Jezus hem riep.

Zacharias kan, wil die weg zo niet gaan. Hij vraagt om een teken. En hoe begrijpelijk en herkenbaar ook, zijn scepsis. Net zo begrijpelijk als in dat gedicht uit het begin van de preek. Maar de straf die hij vervolgens krijgt, kunnen we minder goed hebben, toch? Moet iemand met zo’n begrijpelijke twijfel nu zo gestraft worden? Dat hij letterlijk met stomheid geslagen wordt?

Toch meer dan een straf is het een teken. En daar vroeg Zacharias toch om? En nu krijgt hij het: een teken. Eigenlijk is het ook wel humor, goddelijke humor, als ik het zo zeggen mag. Zacharias zal niet kunnen spreken totdat de belofte in vervulling is gegaan, totdat Johannes is geboren. Want die belofte gaat wel in vervulling! Een teken dus: als God bij machte is de mond van Zacharias te sluiten, dan zal Hij ook de baarmoeder van Elizabeth kunnen openen. En Zacharias ontdekt zo ook: om echt te kunnen spreken, moet je eerst ook goed luisteren. Zonder werkelijk te horen, kun je ook niet spreken. Of zoals iemand zei: ‘Twijfels en ongeloof zijn menselijk, maar ik moet ze niet rondbazuinen. Dan neem ik ze teveel serieus.’ Een uitspraak om over na te denken…

Zacharias krijgt de tijd om over alles na te denken. Een time-out. Hij had misschien teveel gezegd. Wij kunnen teveel zeggen over God. Te makkelijk. Te plat. Te goedkoop. Er is ook een tijd om te zwijgen.

Dat hoort ook bij advent. De stilte. De verstilling. De stille concentratie op wie God is. Wie Jezus Christus is. Op zijn heil. Op zijn goedheid. Op zijn toekomst. Daar is juist ook deze week voor bedoeld. Een week van voorbereiding op de viering van het Heilig Avondmaal. Aan die tafel zeggen we ook niet veel. We zijn er stil. We zitten. We kijken naar het gebroken brood en de wijn die in de beker gegoten wordt. We pakken het aan. En nemen het tot ons. Stil en eerbiedig. Omdat we geloven dat daarin Christus zelf tot ons komt. En we aanbidden het wonder van de verzoening. Van opnieuw beginnen. Van Christus in ons en wij in Hem. Eenwording dus. En in Hem ook met elkaar verbonden.

Zoals ook Elizabeth met Zacharias verbonden is. Juist ook in de stilte. Want zij trekt zich vijf maanden terug, als zij ontdekt dat ze in verwachting is geraakt. Het wonder is gebeurd. God heeft inderdaad iets nieuws geschapen. Ondanks menselijke onmogelijkheden, ongeloof en scepsis. Elizabeth looft God: ‘De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken.’ Bij haar geen ongeloof, maar geloof. Geen scepsis, maar verwachting. Het verwachten van God zelf. In stille verwondering.

Samen met Zacharias.

Een beeld voor de gemeente, met z’n twijfelaars en z’n vastere gelovigen. Die allebei hun plek hebben en mogen hebben. En daar komt God ons opzoeken. Ook vanmorgen. Hij roept ons. Hij nodigt ons. Dat is toch om stil van te worden? Stil, mijn ziel, wees stil.

Amen