aanvangstekst       ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft Zijn volk bezocht.’ (Lukas 7:16, Statenvertaling)


Gemeente van Jezus Christus,

Zacharias’ mond is geopend, na een periode van letterlijke sprakeloosheid. En het eerste wat hij dan doet (vers 64) is God loven. De mensen die erbij zijn, zijn diep onder de indruk van het hele gebeuren en ze vragen zich hardop af hoe het verder zal gaan met dit pasgeboren kind Johannes.

Vervolgens steekt Zacharias zijn lofzang af. Je zou dus kunnen zeggen dat het een antwoord is op die vraag van de mensen. Zacharias zingt zijn loflied, wereldberoemd geworden onder de naam ‘Benedictus’. Dat is de Latijnse vertaling van het beginwoord uit Zacharias’ loflied.

Tegelijk is het niet zomaar een loflied. Ook veel meer dan alleen een danklied voor de geboorte van Johannes, dat nooit meer verwachte kind dat de oude Elizabeth en Zacharias gekregen hadden. Nee, het reikt veel verder en hoger en dieper. Dit loflied is namelijk eigenlijk een profetie. De aanloop in vers 67 zegt het zelfs expliciet: ‘Zacharias werd vervuld met de Heilige Geest en sprak deze profetie.’ Zacharias’ lofzang is een profetie!

Profeten moeten, zoals ik ergens las, namens God een situatie of een gebeurtenis duiden in het licht van het getuigenis dat al eerder geklonken heeft. Met andere woorden: de profeet verbindt de actualiteit met de oude woorden van Gods openbaring en spreekt zo namens God. Hij actualiseert om zo te zeggen het woord van God en laat zien hoe dat woord in zijn tijd of de nabije toekomst vervuld wordt. En dat is precies wat Zacharias doet: voor zijn tijdgenoten, maar ook voor ons, de lezers van het Lukasevangelie.

Ja, Zacharias neemt in feite de oude woorden van Gods openbaring, die uit het Oude Testament bij de hand en duidt daarmee de nieuwe situatie, die begonnen is met de geboorte van zijn zoon Johannes, wegbereider van de komende Messias.

Dat is al heel helder met het begin van zijn loflied: ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël.’ Dit kom je letterlijk zo tegen in een aantal Psalmen. Het zijn woorden uit de tempelliturgie. Zacharias als priester kende die natuurlijk. Als de priesters of Levieten dat zongen: ‘Geprezen zij de God van Israël’, dan antwoordde het samengestroomde volk, de gemeente dus, met drie keer ‘amen.’
God prijzen, daar is toch alle reden toe?!  Zacharias noemt die reden ook direct in de tweede zin van onze tekst: ‘(want) Hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost.’ Dat is toch een reden om onze God te prijzen?! De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt dat God zich om zijn volk heeft bekommerd. Een betere vertaling is dat God naar zijn volk heeft omgezien of zoals de oude Statenvertaling het vertaalt: ‘dat God zijn volk heeft bezocht.’
‘Bezoeken’ is namelijk ook weer zo’n typisch oudtestamentisch woord – en wat was profetie ook al weer? ‘De huidige tijd en situatie duiden aan de hand van de oude woorden van Gods openbaring’; nou dat gebeurt met dit woord dus ook! ‘Bezoeken’ slaat op Gods manier van omgaan met zijn volk. Juist in spannende tijden kon God zijn volk bezoeken. Dat kon op twee manieren: oordelend of juist reddend. Als zijn volk Hem weer in de steek had gelaten, zich met de afgoden had ingelaten, het recht met de voeten had getreden, armen en andere minderbedeelden had uitgebuit, dan kwam God zijn volk bezoeken: oordelend, straffend om zo de scheve situatie weer recht te zetten. Maar als het volk in de ellende zat, door eigen schuld of door andere oorzaken en ze riepen tot God, vanuit de diepte, ze smeekten om Zijn hulp, dan kon God zijn volk bezoeken in gunst: verlossend.
En dat laatste bedoelt Zacharias in zijn profetische loflied ook. God heeft omgezien naar zijn volk. Hij gaat verlossen.
Waarvan? In vers 70 staat: van de vijanden. Zeker, maar later in het loflied, in vers 77 gaat het om vergeving van de zonden. Beiden dus! We moeten die ook niet uit elkaar trekken. Of alleen maar de nadruk op het één leggen. Nee, dat God zijn volk komt bezoeken, betekent ook concrete verlossing van de vijanden.

Maar wat moeten wij met zo’n belofte: bevrijding van vijanden? We leven toch in een vrij land? Zeker, maar dat wil niet zeggen dat er geen vijandschap is. Vijandschap tussen bevolkingsgroepen in onze samenleving. Maar ook tussen collega’s, in families en zelfs in het eigen gezin.

De profetie van Zacharias verkondigt dat er verlossing is van die vijandschap. Niet dat die vijandschap je bespaard blijft, als je in Jezus gelooft. Dat gebeurde met Hem zelf immers ook niet… Maar je bent wel hoe dan ook veilig in zijn handen. En de allergrootste vijanden van dood, duivel en zonde zijn door Hem verslagen en zullen ook eens verzwolgen worden. Daar mogen we op aan!

Ja, het tweede waarvan de Here God verlost, naast die vijanden, dat zijn de zonden. Dat komt in het tweede deel van de lofzang naar voren, specifiek in vers 77: ‘de redding door de vergeving van hun zonden.’ Ja, wat kan er niet veel scheef zitten in ons leven, tussen ons en God, tussen ons en de ander. Zoveel wat we niet kunnen oplossen, niet recht kunnen breien. Dat is die schuld waar we mee zitten. Misschien heeft u er extra bij stil gestaan in de voorbereiding voor het avondmaal. En anders ziet u het straks aan dat brood en die wijn, want ze wijzen op de prijs die Jezus betaalde voor de verlossing, de verzoening: zijn gebroken lichaam, zijn vergoten bloed. Waar zouden we zijn zonder die vergeving, zonder die verzoening?! Zacharias mag het profeteren, mag het verkondigen, namens zijn Heer, ook vanmorgen aan u en jou: God heeft naar zijn volk, naar u en jou omgezien om het te verlossen, om al die zonden te vergeven. Waardoor het weg is. Wat een Evangelie! We mogen het straks ook proeven aan zijn tafel…

Zo stonden we stil bij Zacharias’ profetische lofzang, het Benedictus. Ja, in de advents- en kersttijd wordt er veel gezongen. Daar is alle reden toe! Zelfs als het heel donker is, zeg ik er dan bij. Zacharias steekt zijn profetische loflied immers ook af in een donkere tijd, in bezettingstijd. Ik moest zelf denken aan die ene decembermaand, 15 jaar geleden. Het was in Broek op Langedijk. Het verschrikkelijke gebeurde met Renate, de middelste dochter van goede vrienden van ons. Ze kreeg een hele zware epileptische aanval, waardoor ze in coma raakte en op de intensive care terechtkwam. Ik zie me nog zitten met haar ouders, met haar oudste zus, rond dat ziekenhuisbed, rond Renate met al die apparatuur, al die piepjes en andere signalen. Juist daar gingen we zingen: Renates lievelingsliederen, de liederen waar dat gezin zo van hield: ‘Heer, U doorgrondt en kent mij.’ ‘Heer, ik komt tot U’. Ja, lofliederen waren het. Lofliederen in de nacht. Ook toen prijsden we God, tegen de klippen op. Helaas haalde Renate het niet en overleed ze. Maar haar afscheidsdienst werd een zangdienst. Want zij hield zo van zingen. En nog dieper: we lieten onze mond niet snoeren door de dood, door zo’n ziekte, door de verschrikking. We zongen, omdat Hij leeft. Omdat Hij verlost, ook van de laatste vijand. Omdat Hij verlost van zonden en wonden. Omdat Hij ons in zijn handpalmen geschreven heeft en niets dat kan wissen.

Ik hoop dat u en jij ook de kracht blijven vinden om te blijven zingen, om God te blijven prijzen. Hij is niet veranderd. Hij heeft naar ons omgezien om ons te verlossen. Daarom: Lof zij U Christus! Halleluja!

Amen