orgelspel 

mededelingen 

zingen (met combo)         Psalmen voor Nu 84

stil gebed 

votum en groet

aanvangstekst        Heer van uw kerk./Gij hebt het woord genomen/en zegt ons: laat de kindren tot Mij komen,/want hunner is het koninkrijk. (Gezang 335:1)

zingen                       Evangelische Liedbundel 278 Laat de kinderen tot Mij komen 

de dopelingen worden binnengebracht

lezen doopformulier

doopgebed

doopgeloften

zingen kinderlied (met combo)             Hemelhoog 426 Ik ben veilig

kindermoment


Vanmorgen heb ik mijn doopjurk ook meegenomen. Tenminste, hij is niet van mij, maar van mijn vader en moeder. Die hebben mij er in laten dopen, meer dan 53 jaar geleden, maar ook mijn broers en mijn zus en onze kinderen: Job, Lotte en Myrthe, en de neefjes en de nichtjes. En Febe en Lucas hebben er ook één aan.
Waar lijkt zo’n doopjurk eigenlijk op? Op een trouwjurkje vind je ook niet? Je zou kunnen zeggen dat er vandaag ook een soort getrouwd wordt. Niet letterlijk, maar toch: God zegt heel duidelijk tegen de kleine Febe en Lucas: Ik hou van jou, Ik kies voor jou, wij gaan samen verder: jij en Ik. Wij sluiten een verbond; we zijn aan elkaar verbonden, net als een man en een vrouw als die trouwen. En dat heeft Hij ook tegen jou gezegd, toen je gedoopt werd. En als je niet gedoopt bent, houdt Hij ook van je, en wil Hij niets liever dat jij en ik ook van Hem houden en blijven houden. En daarom is zo’n doopjurk zo mooi, zo feestelijk. Omdat God zo mooi is, en Hij ons leven mooi wil maken, met Hem.

bediening van de Heilige Doop aan Febe Naomi de Groot (Psalm 100:2a) en Lucas Berend Ebenezer van Tilburg (Psalm 54:6)

zingen (staande) Gezang 335:6,9 

vraag aan de gemeente

ouderling van dienst, Els de Leede, overhandigt de doopkaarten en steekt de doopkaarsen aan

felicitatie       

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

tijdens orgelspel worden de dopelingen weggebracht

schriftlezing            Openbaring 19:1-10

zingen           Gezang 303:1

tekstlezing  Toen hoorde ik iets als een stem van een grote menigte, van geweldige watermassa’s en van krachtige donderslagen zeggen: ‘Halleluja! De Heer, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap op zich genomen. Laten we blij zijn en jubelen, laten we Hem de eer geven! Want de bruiloft van het lam is gekomen en zijn bruid staat klaar. 8Zij mag zich kleden in zuiver, stralend linnen.’ Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen. Toen zei hij tegen mij: ‘Schrijf op: “Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd.”’ (Openbaring 19:6-9a)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus, Tom en Esther, Job en Annemieke,

Bij het kraambezoek en ook bij het afgelopen doopgesprek bij jullie thuis viel het me weer op: de trouwfoto in de woonkamer. Ja, in beide huizen.
Allebei ook geen kleine foto’s trouwens. Nee, posterformaat. Of moet ik zeggen: schilderijformaat? Want het zijn ook kunstige foto’s. Je kunt er ook niet omheen als je bij jullie op bezoek bent. En ook jullie zelf niet. Elke dag word je er zo weer aan herinnerd. Aan die ene, zo bijzondere dag, die feestelijke dag – voor jullie ruim zeven jaar geleden en voor jullie eergisteren precies zes jaar terug – die dag waarop jullie man en vrouw van elkaar werden en jullie huwelijksverbond gesloten werd. Jullie plechtig beloofden elkaar lief te hebben en trouw te blijven, tot de dood jullie scheidt. Een onvergetelijk moment met grote gevolgen. Ook die foto in de woonkamer bepaalt je daarbij, toch?

Vanmorgen krijgen we eigenlijk ook een soort trouwfoto voorgeschoteld in dat indrukwekkende visioen dat Johannes te zien kreeg en dat hij door mocht geven. Ja, daar gaat het over dé bruiloft. De bruiloft van het Lam. Die naam geeft het volstrekt unieke karakter van die bruiloft al aan. Het Lam is in Openbaring namelijk een vaak gebruikte benaming voor Jezus Christus.
Dat dit een unieke bruiloft is, hét allergrootste feest dat voor ons ligt, blijkt ook wel uit het vier keer schallende ‘Halleluja!’ in ons tekstgedeelte.

‘Nou, zo bijzonder is dat toch niet? ‘Halleluja’ klinkt toch heel vaak in de Bijbel, in de kerk en onder gelovige mensen? Er zijn er bij, die worden dan ook ‘Halleluja-christenen’ genoemd. Die gebruiken dat woord blijkbaar heel vaak.’

En toch ligt het wel anders. Hier in Openbaring 19 is het de eerste en verder ook de enige keer dat dat woord ‘Halleluja’ in het Nieuwe Testament staat. Wel vaker in het Oude Testament. Denk aan de Psalmen. Maar in het Nieuwe Testament komt ‘halleluja’ alleen hier voor. Dat zou je niet denken hè? Maar het is echt zo. Dus zo bijzonder, zo geweldig, zo prijzenswaardig is wat hier nu gaat gebeuren: de bruiloft van het Lam.

‘De Here God heeft het koningschap op zich genomen.’ Zo wordt het ingeleid in vers 6. Na de val van Babylon, na de definitieve uitschakeling dus van het kwaad, breekt Gods koninkrijk definitief door. Zonder vijandschap. Zonder tegenstander die de zaak weer in de war schopt. Nee, het kwaad is ten onder gegaan. De duisternis is verzwolgen. Het onrecht is voorbij. God is Koning. Alleen Hij!
Maar wat is een koning zonder volk, zonder onderdanen? Eenzaam toch?
Zo wil God ook helemaal geen Koning zijn. Hij heeft een volk. Maar dan niet als voetveeg, als naamloos gepeupel, als stemvee, zoals zoveel politieke leiders naar mensen kijken. O nee, bij de Here God is het juist heel persoonlijk, liefdevol en feestelijk. Kijk maar eens met Johannes mee bij dat visioen, bij die blik in de hemel: die troonzaal daar verandert in een bruiloftszaal.

Ja, de Here God als bruidegom en zijn volk als bruid. Dat ongekend mooie beeld komen we al in het Oude Testament tegen. Hoe God Israël voor zich gewonnen had in de woestijn. Haar het hof had gemaakt. Haar ‘versierd’ had, met eerbied gezegd. Of klassieker gezegd: ‘met koorden van liefde had getrokken.’ En Israël was gevallen voor haar God. En bij de berg Sinaï was uiteindelijk het huwelijk bezegeld. De twee stenen platen met daarop de Tien Woorden waren het trouwboekje zeg maar, de huwelijksacte.
Maar Israël was geen trouwe echtgenote geweest. Ze was vreemdgegaan met andere goden. Telkens weer. Het is een repeterende breuk. Het huwelijk leek over en uit. Maar God kon en wilde niet zonder zijn volk, zijn bruid. Uiteindelijk had Hij, om die relatie te redden, om ons te redden – want het gaat hier niet alleen over Israël, het gaat over de hele mensheid, over u, jou en mij – om ons te redden, had God alles over gehad: zijn eigen Zoon, zichzelf dus. En omdat die Zoon, Jezus Christus, uit pure liefde dus, zo ver, zo diep was gegaan, dwars door de dood heen, is Hij in het Nieuwe Testament de bruidegom. En ieder die bij Hem hoort, die niet zonder Hem kan, die zich door Hem heeft laten redden, is de bruid. Al die mensen bij elkaar: zijn bruid.
Laat dat eens tot je doordringen: Christus wil niets liever dan dat je zijn bruid bent. Hoe liefdevol is dat! Maar ook: hoe intiem en feestelijk tegelijk! Met dé bruiloft in  het verschiet…

Let op hoe die wordt aangekondigd (vers 7): ‘De bruiloft van het Lam ís gekomen.’ Alsof deze al gaande is, de huwelijksvoltrekking al plaatsgevonden heeft. Je noemt dat een perfectum propheticum. Het toekomende wordt zo benoemd alsof het er al is. In dit geval: dat die bruiloft van het Lam, de vereniging tussen Jezus en zijn geliefden, zich al voltrokken heeft. Dat is een hele krachtige manier van zeggen, dat perfectum propheticum, want daarmee komt die toekomst heel dichtbij. Sterker nog: dan leef je, dan geloof je, dan hoop je, dan heb je lief, alsof het er al is. Dan sta je ook echt anders in het leven.

Vandaar dat dit ook wordt ingeleid met: ‘Laten we blij zijn en jubelen.’ Want als die bruiloft, dat ultieme feest dat ons wacht, eigenlijk nu al begonnen is, dan gaan we toch niet zitten sikkeneuren?! Dan is die blijdschap toch aan ons te merken?
Juist in deze tijd waarin zoveel zurigheid is, zoveel bitterheid. Wat wordt er niet veel gejeremieerd, gescholden en geschimpt! En voor je het weet, doe je daaraan mee. Krijgen die zuurheid en bitterheid je in de greep. Ook in de kerk. En daarbuiten.
Hiertegen is toch dat visioen over die bruiloft van het Lam een antigif?! Dat haalt toch de zuurheid en bitterheid weg?! Je bent toch immers niet boos en bitter op je eigen bruiloft?! En hier hebben we het over dé bruiloft, die van het Lam. Groter feest is er niet. Een diepere liefde ken ik niet, en overvloediger vreugde ook niet. Dus…

Ik sprak deze week een gemeentelid. Dat had te kampen gehad met een hele pittige burn-out. Emotioneel. Slopend. En toch vertelde dat gemeentelid: ‘Ik was zo blij dat ik mijn geloof had. Zonder had ik het niet gered. Hierdoor werden al die moeilijke dingen toch gerelativeerd. Want die moeten het wel afleggen tegen God, tegen Christus. Die moeilijke dingen hebben het eeuwige leven niet. Het is een diepe troost te weten dat Hij alles in handen heeft en in de hand houdt.’ En ik zag haar ogen glanzen van een diepe blijdschap.

We zoomen in op die bruid in het visioen. De bruiloft is gekomen en de bruid staat klaar. Ook weer zo beeldend…
Weet je nog? Je belde als bruidegom aan bij het huis van je bruid. Met het bruidsboeket in je handen. Binnen stond zij te wachten. Gespannen, maar ook popelend. En toen zag je haar: in haar jurk. Stralend. Lachend. Ontroerd. Zo prachtig. Je kon alleen maar stamelen: ‘Wat ben je mooi!’
Zo wordt hier Jezus’ bruid, zijn geliefden, voorgesteld. In ‘zuiver stralend linnen’. Haar kleding is blinkend, rein en wit.
Tja, welke kleuren zouden in staat zijn om die glans van Christus, van Zijn bruid zijn, kunnen weergeven? Daarom: wit, oftewel alle kleuren van de regenboog, die in dat wit verscholen zijn. Kijk maar als het witte licht gebroken wordt in een prisma. Maar vooral ook wit in de zin van rein, smetteloos, feestelijk.

De engel in het visioen legt die kleding zelf ook uit (vers 8): ‘Dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen.’
‘Mmm… lijkt dit niet sterk op werkheiligheid, zoals ze dat vroeger noemden? Oftewel: je behoud zelf verdienen. Door je goede daden. Maar dat staat toch haaks op dat je je behoud niet kunt verdienen, maar dat het genade is?’
Zeker. Dat wordt ook hier bedoeld. Niet voor niets wordt er in datzelfde 8e vers gezegd: ‘Ze mag zich kleden in zuiver, stralend linnen.’ Met andere woorden: dat kleed is er al. Dat is al geweven. Met de draad van Gods liefde. Dat kleed is een geschenk. Genade dus.

We hadden het daar ook over tijdens het doopgesprek. Dat het draait om Gods genade. Dat dat de kern is. Wij hoeven zeg maar niet op te klimmen naar God toe.  Nee, dat redden we niet. Daarvoor gaat het te vaak mis. Vallen we onszelf tegen. Ook als ouders naar onze kinderen toe. En naar anderen, naar God toe.
Desondanks mogen we bij Hem komen. En schenkt Hij ons genade. Om Christus’ wil. Ja, dat zuivere, stralende linnen is dus allereerst met Christus bekleed worden. Hem nodig hebben als Redder. Als Plaatsbekleder. En dan ziet God niet meer onze missers, onze zonden, onze vuiligheid. Maar dan ziet Hij Jezus Christus, zijn eigen Zoon. En God ziet niets lievers. Hij kent niets mooiers.
Daarom is het ook zo veelbetekenend als een kind in een doopjurk wordt gedoopt. Dat wijst heen naar met Christus bekleed worden. Dat wijst heen naar reiniging, naar verzoening, naar vernieuwing. Die Febe, die Lucas, die wij allemaal zo nodig hebben.
Kijk, die doopjurk heeft je kind niet zelf aangetrokken. Net zoals het zichzelf niet doopte. Het wérd gedoopt. Zoals dat ook eens met ons gebeurde, of hopelijk eens gaat gebeuren. Dat gebeurt aan ons. Dat krijgen we. Dat was, dat is, een groot geschenk van God.
In de Statenvertaling is dat nog mooi terug te zien, waar het als volgt vertaald wordt: ‘Want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.’ Een beetje een ouderwets woord natuurlijk, dat ‘rechtvaardigmakingen’, maar wel diep en waar: je wordt rechtvaardig gemaakt. Door het geloof in Jezus Christus. Dat maakt je schoon, rein en rechtvaardig voor God. Gelukkig wel. Anders werd het ook niks.

Maar tegelijk werkt dat wel wat uit. Dat zullen anderen ook aan je merken. Door het goede dat je doet. Aan anderen, voor God. ‘Goede werken’, zoals dat vroeger heette. Dat is geen vies woord. Integendeel. Maar dan wel als vrucht van Gods werk in ons. Als gevolg van zijn genade. Ja, ook die goede werken zijn ten diepste genade. Paulus schrijft ergens in de Efezebrief: ‘In Christus Jezus zijn wij geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God mogelijk heeft gemaakt.’ Dus die weg van de goede werken ligt al klaar. We hoeven er alleen maar op te gaan wandelen. Met vallen en opstaan. Persoonlijk. Als partners. Als gezin. Als gemeente. Ja, daarin kunnen we ook niet zonder elkaar. Hebben we elkaar nodig. Jong en oud. Ervaren gelovigen en aanwaaiers. Met elkaar die bruid van Christus, in dat prachtige kleed, waarvan de doopjurk al een afspiegeling is.

Intussen verschuift het beeld in het laatste deel van onze tekst. Van de bruid naar de feestgasten: ‘Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het Lam zijn uitgenodigd.’ Ja, of je nu bruid wordt genoemd of feestganger: bij allebei gaat het erom dat je niet zonder Christus kunt, dat Hij je alles is.
Je zou kunnen zeggen dat bij het beeld van de bruid de nadruk meer ligt op het collectief, op de gelovigen samen, die de bruid van Christus zijn. Bij het beeld van de gasten ligt de nadruk op het persoonlijke. Het gaat erom dat u, jij en ik een bruiloftsgast zijn. Dat je naar die bruiloft van Christus wil. Dat ook jij zelf hoogstpersoonlijk niet zonder Hem kunt.
Maar gelukkig bén je ook uitgenodigd. Dat zegt je doop toch eigenlijk al? Dat God voor je kiest. Dat Hij zijn eigen naam met die van jou heeft verbonden. Dat Hij niets liever wil dan dat jij met Hem leeft, dat je Jezus Christus navolgt, dat je met Hem het leven doortrekt. Dat je met Hem bekleed bent en vandaaruit het goede doet. Dan ben je welkom op dat bruiloftsmaal.
Ja, ook in deze dienst klinkt de uitnodiging: ‘Laat Hem je Heer en Liefste wezen. Dan kom je echt nooit bedrogen uit.’

Ook niet als je je laatste adem uitblaast. Dan wordt je heengaan een opgaan naar je bruiloft. Naar dé bruiloft, die van het Lam.
Ik moet denken aan die vrouw uit mijn vorige gemeente. Zij was ernstig ziek. Ze had de diepe wens dat zij na haar overlijden haar trouwjurk zou aankrijgen, en zo begraven zou worden. Want ze zou gast zijn op het bruiloftsmaal, wat zeg ik: bruid van Christus. Samen met al diegenen die haar al voor waren gegaan. En zo gebeurde het. Ik ben het nooit meer vergeten.
Of zoals Muus Jacobse het eens dichtte. En ik hoop dat je het verlangen, de vreugde, het diepe geluk herkent:

DE BRUID

Nu gaan mijn dagen samentrekken tot
een lichte dag dat het geluk ontbot:
alles wat donker in mij was verzinkt,
tot niets dan licht mij uit de ogen blinkt.

Ik schik mijn sluier en ik tooi mijn haar,
en in de spiegel zie ik mijn gebaar
stil dansen om mijn hoofd: in mijn wit kleed
ben ik een kind dat maar van zingen weet.

O ene dag niets dan een bloem te zijn,
een bruid die uitrijdt in de zonneschijn,
niets dan een bloem, een zingend wit gedicht,
een witte bloem te zijn, een zingend licht…

Straks als het lied verdonkert en het bloed
rijpt tot een vrucht anders dan ik vermoed,
laat mij dan deze droom nog blijven van
herinnering waarop ik leven kan.

En zal het leven mij ontvallen, laat,
o laat mij liggen in mijn bruidsgewaad:
ik zal opstaande uit het groene gras
eeuwig de bloem zijn die ik eenmaal was.

Amen

zingen           (met combo)             Toekomst vol van hoop van Sela

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven 

zingen           Gezang 304:1,3

zegen

orgelspel