orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen                       Psalm 99:1

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        ‘Groot is de HEER op Sion, verheven is Hij boven alle volken. Uw naam moeten zij loven, zo groot en geducht. Heilig is Hij. Machtige koning, die het recht bemint.’ (Psalm 99:2-4a)

zingen                       Psalm 99:2,3

lezing van het gebod des Heren

zingen           Psalm 99:6,8

gebed om de verlichting met de Heilige Geest

zingen (kinderlied)   Hemelhoog 327 ‘Diep, diep, diep als de zee’

kindermoment 

‘Diep, diep, diep als de zee’ zongen we. Is iemand van jullie op vakantie geweest bij de zee? Of een dagje naar het strand geweest? In de zee zwemmen vissen hè. Zoals deze. Nou ja, dit is de knuffelversie, maar in het echt zwemmen ze in zee. Wat is dit? Een rog…

Hé, wij waren op vakantie ook in Monaco. Dat is een piepklein landje. Met hele dure auto’s en boten. Maar ook met een prachtig oceaneum. Een schitterend gebouw, gebouwd op de rotsen, direct aan zee. En daarin vind je heel veel aquariums. Met de prachtigste vissen. Dus ook een rog. Nou, die kreeg Myrthe vervolgens uit het winkeltje. En ik mocht deze van haar lenen voor vanmorgen.

Zo’n rog is behoorlijk plat. En die zagen we dus in dat aquarium ook. Die zwom over de bodem. Zo.


Maar toen ging-ie opeens recht omhoog. Langs het glas van het aquarium met ons aan de andere kant. En toen zag je zijn onderkant. Toen was de rog opeens andersom. Je zag z’n mond, en z’n kieuwen. Wat doet-ie daarmee? Daarmee haalt-ie adem. Wel zo handig voor een vis.

Andersom… Laat dat nou precies het thema zijn van de VakantieBijbelWeek die deze week hier gehouden wordt. ‘Alles Andersom’ zelfs. Ik vind dat een prachtig thema. Want inderdaad gaat bij God, bij Jezus heel veel op z’n kop. In die VakantieBijbelWeek, die is vanaf a.s. woensdag tot en met vrijdag, wordt daarover verteld, van gezongen, maar is er ook poppenkast, theater, knutselen. Voor de kids ’s morgens, en voor de tweens ’s middags. En er is ook een tiener event. Alle tijden en plaatsen vind je bij de zondagbrief. Anders vraag je het aan Yvonne Visser of Tom de Groot. Volgende week zondagmorgen sluiten we het dan af met een mooie kerkdienst voor jong en oud. Dan gaat het natuurlijk over Alles Andersom.
Ik hoop dat je naar de VakantieBijbelWeek komt. En dat je je er thuisvoelt, als een vis in het water.

schriftlezing                        Openbaring 19:11-21

zingen           Psalm 2, vers 1 en 4 gezongen, vers 2 en 3 gedeclameerd

Gemeente van Jezus Christus,

Het is één van de mooiste scènes uit The Lord of the Rings, de verfilming van de gelijknamige trilogie van Tolkien. De scène dat Aragorn, Gimli en Legolas, respectievelijk een mens, een dwerg en een elf – ja, we hebben het hier over fantasy – de scène waarbij het drietal als ratten in de val zit in de vesting Helmsdiepte, samen met koning Theoden.
De overmacht van Uruk-Hai – gruwelijke monsters, erop uitgestuurd door de tovenaar Saruman, een handlanger van Sauron, oftewel het ultieme kwaad – de overmacht is namelijk gewoonweg te groot. Die Uruk-Hai zijn intussen doorgedrongen tot diep in de vesting. Elk moment kunnen zij hen te pakken krijgen.
Aragorn en de zijnen besluiten om uit te breken, de aanval als de beste verdediging, maar je voelt aan alles dat het een wanhoopsoffensief is.
En terwijl ze zich op hun paarden een weg naar buiten banen, wacht je op het moment dat de ontelbare Uruk-Hai zich op hen zullen storten en hen zullen doden.

Het is nog vroeg in de morgen en net voordat de zon achter de bergtoppen vandaan komt, schittert daar opeens ander licht. Het is afkomstig van een witte ruiter op een wit paard. ‘Gandalf!’, stamelt Aragorn.
Inderdaad, Gandalf. De goede tovenaar, de leider van ‘the fellowship of the ring’, het gezelschap dat door hem erop uitgestuurd is om Midden-Aarde te redden uit de macht van Sauron, door uiteindelijk de ring te vernietigen.
Gandalf! Maar dat kan toch helemaal niet? Hij was toch dood? Hij had zich toch voor hen opgeofferd in de mijnen van Moria, toen daar dat gruwelijke monster Balrog hen met huid en haar wilde verslinden. Maar Gandalf had zich op Balrog gestort en samen waren ze de afgrond ingevallen en kon de rest ontkomen. Gandalf was zo inderdaad gestorven, had z’n leven voor hen gegeven. Maar nu was hij uit de dood teruggekeerd. Of moet ik zeggen: opgestaan? Ja, waar kennen we dit van?
En nu, precies op dit uiterst heikele moment, waarbij het voor Aragorn en de zijnen over en uit lijkt, is daar Gandalf. Hij is niet alleen. Achter hem komen nog vele ruiters. Onder aanvoering van Gandalf storten ze zich van de berghelling af, naar de Uruk-Hai toe, die duistere gedrochten. Dezen worden verblind door het licht dat met Gandalf meekomt, niet alleen het licht van de zon dat intussen over de bergtoppen schijnt, maar vooral van het goddelijke licht dat Gandalf omschijnt. Voorheen had hij een grijze mantel, maar nu is deze stralend wit. De Uruk-Hai worden verpletterend verslagen.

De bedenker hiervan, de schrijver Tolkien, was een gelovig man. Hij noemde The Lord of the Rings een katholiek werk. Dat laat zich zeker ook hier merken. Gandalf heeft veel weg van Christus: zijn opoffering tot in de dood, om zo anderen te redden en uiteindelijk dus heel Midden-Aarde, hoe hij door de dood heen terugkeerde, als overwinnaar, om zo het kwaad te verslaan, z’n dubbele identiteit: menselijk en goddelijk tegelijk. Het is allemaal typisch Christus.

Dat geldt dus ook voor dat witte paard waarop hij verschijnt. Dat komen we namelijk ook tegen in dat indrukwekkende, maar ook aangrijpende visioen uit Openbaring van vanmorgen. Oogverblindend wit zijn ruiter en paard, schitterend als de zon. Hemels.
Dat visioen begint met de woorden dat Johannes de hemel geopend ziet. Voor het eerst wordt het zó gezegd in het boek Openbaring. Eerder lazen we dat Johannes een open deur in de hemel ziet en later een geopende tempel daar. Maar nu is de hele hemel geopend. Grootser kan het niet. De hemel is niet gesloten, niet van koper, maar geopend. Helemaal. Er is geen houden meer aan. Je voelt: het beslissende gaat gebeuren.

Uit die open hemel komt vervolgens dat witte paard met z’n ruiter. Zoals zo vaak in Openbaring is dit beeldtaal. Duidelijk wordt om Wie het gaat. Z’n eerste namen al: ‘Trouw en betrouwbaar.’ Die namen corresponderen met hoe Christus zich in één van de brieven uit het begin van Openbaring bekendgemaakt had ‘de trouwe en betrouwbare getuige.’ Met andere woorden: Hij houdt z’n woord en vervult z’n beloften. En de ogen van vuur en het zwaard uit zijn mond komen we tegen in het eerste visioen uit Openbaring, als Christus aan Johannes verschijnt. En de andere naam die genoemd woord ‘Woord van God’, kennen we weer uit de proloog van het Johannesevangelie, waar Christus het ‘Woord dat bij God was’ wordt genoemd, het ‘Woord dat God is’. En die naam die op zijn kleding staat (vers 16) ‘Hoogste Heer en koning’ is een vrije vertaling van letterlijk ‘Koning der koningen en Heer der heren’: de titel die alleen Christus toekomt. Kortom: die ruiter op het witte paard uit ons visioen staat dus voor Christus. De verheerlijkte Christus om wel te zijn. Vandaar dat paard. Hij komt niet op een ezel de hemel uit. Zo ging Hij ooit Jeruzalem binnen, in die laatste week voor zijn sterven, voor zijn offer. Maar nu verschijnt Hij op een paard. Een wit paard. Als de allerhoogste Heer. Als de Rechter in het licht verheven.

Dat is ook de reden dat Hij komt (vers 11), om ‘een rechtvaardig vonnis te vellen en een rechtvaardige strijd te voeren.’ Alleen Hij kan dat ten diepste. Rechtvaardige vonnissen worden door en bij ons niet altijd geveld. Hoe vaak slaan we de plank niet mis? Peilen we niet werkelijk wat er aan de hand is? Veroordelen we iemand veel te makkelijk? En ook in de rechtspraak kan het misgaan. Iemand wordt onterecht veroordeeld. Daders blijven buiten schot. Onrecht woekert voort. Ja, er is nog zoveel krom. Er wordt zoveel onder het vloerkleed geschoven. Het gaat nog zo vaak mis.
Wat is het dan een diepe troost te weten dat er Iemand is, Iemand die komt, die een werkelijk rechtvaardig oordeel zal vellen. In het laatste en definitieve oordeel.
Hij zal ook een rechtvaardige strijd voeren. In de laatste strijd, het laatste gevecht.
Op vakantie in Frankrijk viel het me weer op: ieder dorp, ieder stadje, iedere kerk heeft er wel een monument voor: voor de gevallenen in de ‘Grande Guerre’, de Grote Oorlog. Nee, dat is niet de Tweede Wereldoorlog, maar de Eerste. Die krijgt nog altijd verreweg de meeste aandacht in Frankrijk. Die heeft zulke diepe sporen achtergelaten in dit land, bij dit volk. Weet u hoe zie die oorlog in Engeland en Amerika noemden toen deze begon? ‘The war to end war – de oorlog om een einde te maken aan oorlogen.’ Dat dacht men toen echt: als we hiermee dat vermaledijde Duitsland verslaan, dan zal niets een lange tijd van vrede in de weg staan. Maar niets werd minder waar. Allereerst werd het een gruwelijke loopgravenoorlog, inclusief chemische wapens, met ontelbare slachtoffers. En toen Duitsland zich in 1918 overgaf, en men zeer hoge herstelbetalingen moest doen, men daar diep vernederd werd, was dat de voedingsbodem voor een volgende oorlog, een nog verschrikkelijker en gruwelijker Wereldoorlog. Dus: ‘the war to end war?’ O nee. Oorlogen kwamen. Oorlogen komen. Ook vandaag de dag. Niet zo ver hiervandaan.
En een rechtvaardige strijd daarin? De vraag stellen is ‘m beantwoorden. Oorlog brengt juist het slechtste in de mens naar boven. Eigenlijk zijn er alleen maar verliezers. Ook nu met die oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Oorlog betekent geweld, verwoesting, dood en verderf, onschuldige burgerslachtoffers, stromen vluchtelingen, corruptie, verraad, diepe trauma’s. Alles behalve een rechtvaardige strijd toch?
Behalve hier in ons visioen dus, bij Hem die werkelijk de laatste strijd zal voeren, het laatste gevecht, waarin de Tegenstander verslagen zal worden, het kwaad verzwolgen. Ja, dat is een rechtvaardige strijd. Goddank!
Christus verschijnt niet voor niets als witte ruiter op een wit paard. Teken van reinheid, zuiverheid en hemelse heerlijkheid. Deze ‘Rechter in het Licht verheven’ is ultiem rechtvaardig. Deze Strijder weet wat Hij doet. En dat is goed. Dat maakt het goed. Dat is zuiver.

Voor de eerste lezers van Openbaring was die ruiter op dat witte paard een bekend beeld. Een veelzeggend beeld ook. Als een Romeinse keizer namelijk een overwinning had behaald dan trok hij op een wit paard in triomftocht de stad Rome binnen en liet zich daar toejuichen.
Maar let wel: zo’n keizer deed dat pas ná de overwinning. Het bijzondere aan Christus hier – en daarom zo veelzeggend – is dat Hij op een wit paard verschijnt vóór de strijd. Met andere woorden: de overwinning staat al vast. Hij is immers de Opgestane. De dood kon Hem niet houden. De duivel moest buigen. De macht van de zonde werd gebroken. Dat alles moest z’n meerdere erkennen in Christus, de Opgestane. En dat is de garantie, de voorbode, van de uiteindelijke en definitieve overwinning. Vandaar dat witte paard, waarop zoals er letterlijk staat Christus ‘gezeten is’. Nee, Hij niet zenuwachtig heen en weer te wippen in het zadel. Hij zit. Er is geen stress, geen chaos. Het loopt Hem niet uit de hand.
Is dit niet troostrijk, gemeente? Dat Christus als ruiter op een wit paard verschijnt? Bij voorbaat dus. De overwinning staat vast. Dus als wij wel eens moedeloos zijn: lamgeslagen zijn door het leven, teleurgesteld zijn geraakt in anderen, in onszelf, in God misschien wel. Als wij nederlagen leden, of opzien tegen de strijd die wij te voeren hebben. Als wij zelf maar zo weinig zien van zijn koningschap. Laten we ons dan optrekken aan dit visioen. Christus is Overwinnaar. En door Hem mogen wij dat ook zijn. Hij die in het zadel zit en blijft zitten…

‘Troostrijk? Nou, dat vind ik die gruwelijke maaltijd niet, waarvoor die engel de vogels van de hemel uitnodigt. De gieren, kraaien en anderen. Zij zullen namelijk getrakteerd worden op de lijken van velen, die gedood worden door Christus in die laatste strijd. Dat is toch afschuwelijk?! Regelrechte horror! Dat valt toch ook niet te rijmen met de witheid, de reinheid en zuiverheid van Christus?! Dat staat toch haaks op Gods liefde en genade?!’

Het zijn inderdaad gruwelijke beelden. Inderdaad, beelden. Dit is beeldtaal. Die eigenlijk ook wel wat wegheeft van die uit The Lord of the Rings. In de ultieme strijd tegen het kwaad van Sauron, en al z’n handlangers, gaat het er ook niet zachtzinnig aan toe.
Het gaat hier in dit visioen wel over het kwaad, gemeente. Specifieker: over het beest en z’n valse profeet. Over de Antichrist, toen en nu, over alles wat zich  bewust tegen Christus verzet. Vers 19 noemt het nog actiever, agressiever ook: ‘Ze voeren oorlog met de ruiter op het paard en zijn legermacht’, dus men bindt de strijd aan met Christus zelf. Bewust wil men het werk van Christus kapotmaken.

Zeker, God is genadig. Dat laat het boek Openbaring keer op keer zien. Zelfs die verschrikkelijke oordelen zijn een signaal om zich over te geven aan God, zich gewonnen te geven aan Christus, om zich te bekeren van de dienst aan de afgoden.
Maar als men niet wil, en daarin volhardt, dan zal God uiteindelijk die keus respecteren. C.S. Lewis zei het eens zo, confronterend, maar ook helemaal in lijn met de Bijbel, en ook met Openbaring 19: ‘Er zijn twee soorten mensen: die zeggen tegen God: “Uw wil geschiede“ en die tegen wie God uiteindelijk zegt: “jouw wil geschiede”.’ Het is aan ons bij welk soort mensen wij horen. Bij hen die tegen God zeggen: ‘Uw wil geschiede.’ En Gods wil is dat Hij niet wil dat iemand verloren gaat. Hij wil ons juist behouden. Dat is zijn liefde, zijn genade. Daarvoor heeft Hij zijn Zoon gezonden. Daarvoor heeft Christus zijn leven gegeven, en is Hij opgestaan. Ik hoop dat u, dat jij, die wil van God aan je leven laat geschieden, zelf niets liever wil dan bij Hem horen, in zijn liefde delen, Hem volgen.
Maar weet je, God dwingt niet. Als we echt niet willen. Als we ons verzetten tegen Christus. Als we zonder Hem denken te kunnen, Hem links laten liggen, ons laten inpalmen door zijn tegenstander, door alles en iedereen wat ons van Christus afhoudt, dan zal God uiteindelijk zeggen: ‘dan zal jouw wil daarin geschieden.’ Henri Nouwen zei eens: ‘Niet God kiest voor de hel. Dat doen wij.’ En zo is het. Die keuze zal God dan uiteindelijk respecteren. Want liefde laat zich niet dwingen. Tussen mensen niet. Maar ook niet tussen God en ons.

Die liefde van God kent z’n brandpunt, z’n uiterste spits, in z’n toorn, in het vuur waarin het Beest en de valse profeet geworpen worden. Net als die ring uit The Lord of the Rings. De ring die staat voor de verleiding om je over te geven aan het kwaad, aan alles wat ingaat tegen het goede, tegen een goede wereld. Die ring moet in het binnenste van Mount Doom, in het vuur geworpen worpen. Wil er weer werkelijk toekomst zijn, wil het kwaad, het kwade rijk Mordor van Sauron, ten onder gaan.

Ook dat is een ijzersterk beeld dat Tolkien bedacht, dat helemaal aansluit bij ons visioen. Het kwaad, de tegenstand tegen Christus, dat zich blijft verzetten, dat zich niet aan Hem overgeeft, dat moet uiteindelijk in het vuur verdwijnen, tot niets verschrompelen, wil Gods nieuwe wereld er werkelijk kunnen komen, wil er recht gedaan worden, wil het zuiver worden, zoals Hij het bedoelde en bedoelt.
En dat zien we gebeuren in dat aangrijpende visioen. Het Beest en z’n valse profeet, het onrecht en de leugen, kan de liefde blijkbaar niet uitstaan, maakt zich alleen maar breder. Maar ze houden het niet. Ze gaan er zelf aan ten onder.

Opvallend daarbij is dat er alleen maar staat dat het Beest en z’n handlanger gevangengenomen worden. Er staat niets over een strijd, een gevecht. Kijk, in The Lord of the Rings vind je juist eindeloze veldslagen, oorlogen op allerlei fronten, blijft het maar doorgaan, maar hier in ons visioen eigenlijk niets daarover. In no time lijkt het opeens ook zomaar voorbij.
Dat heeft te maken met het wapen dat Christus draagt. Ook een veelzeggend beeld: dat scherpe zwaard uit zijn mond. Dat is zijn Woord. Uiteindelijk zal Christus overwinnen door zijn Woord. Hij hoeft immers maar te spreken en het is er. Dat is in de schepping zo, maar ook in de herschepping. Hij overwint door Zijn Woord. Nu, en eens voorgoed.
Zo’n Koning hebben we, gemeente. Zou je je niet aan Hem overgeven? Je bij Hem voegen? Ook vandaag? Ja toch? Immers:

Een koning hebben wij!
Zijn hoge heerschappij
gaat over alle mensen;
zijn grootheid kent geen grenzen.
Hij triomfeert, Hij troont
daar waar zijn Vader troont;
daar in zijn hemelhof
is Hij met alle lof
in heerlijkheid gekroond.

Een koning hebben wij!
Als Hij komt dan maakt Hij vrij
wie nu nog is gebonden,
geboeid door zorg en zonde.
En als Hij ons bevrijdt,
zijn vijanden ten spijt,
voorgoed met recht regeert,
leeft wie zich tot Hem keert
met Hem in eeuwigheid!

Amen

zingen           Evangelische Liedbundel 119 ‘Liefde was het, onuitputt’lijk’

dankgebed en voorbeden         

inzameling van de gaven 

zingen           Gezang 281 ‘Jezus zal heersen waar de zon’

zegen

orgelspel