orgelspel
welkom en mededelingen
zingen Lied 441:1 ‘Hoe zal ik U ontvangen’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst Zijn goedheid is als morgendauw:
elk nieuw geslacht ervaart zijn trouw. (Psalm 100:4 ber.)
zingen Psalm 100:1,4
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Morgen is het 5 december hè… Het feest van Sinterklaas. Weet je, hij gaat al heel lang mee. Eigenlijk heet hij Sint-Nicolaas. Wij denken dat hij uit Spanje komt. Maar de Sint-Nicolaas met wie het allemaal begonnen is, woonde in Myra. En dat ligt in wat nu Turkije heet. Hij was daar bisschop. Zeg maar een soort dominee. Een hele bijzondere bisschop. Die op God vertrouwde, die mensen hielp, waaronder zeker ook arme mensen en kinderen.
Gelukkig zijn die verhalen ook opgeschreven. O.a. in dit boek. En één zo’n verhaal wil ik nu voor jullie voorlezen… Luister maar… Het heet ‘De drie dochters van de buurman’. Het is zelfs uit de tijd dat Nicolaas nog jong was, nog geen bisschop was, maar wat hij deed, was al heel bijzonder.
(verteld uit het boek ‘Sint Nikolaas van Myra’ van Mattias Rouw en het Woestijnvader-team)
Wat vonden jullie van dit verhaal? Mooi hè!
Nu snap je ook waar die chocolademunten vandaan komen, die er altijd bij Sinterklaas zijn. Die komen hier vandaan. Goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezingen Ruth 4:13-22 en Matteüs 1:1-6a
zingen Lied 466:3,7 ‘Ja kom, Gij wortel Isaï’
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Het is kraamfeest in Bethlehem. In Huize Boas. Hij en Ruth hebben een kindje gekregen. Een zoon. En dat wordt gevierd. Hun huis is volgestroomd.
De buurvrouwen beginnen spontaan een praisesong: ‘Geprezen zij de HEER.’ En zoals bij elke goede praisesong worden er ook de redenen genoemd waarom God geprezen moet worden. Allereerst omdat Hij zo aan Naomi levensvreugde heeft teruggeven.
Ik denk dat dit herkenbaar is voor vele opa’s en oma’s hier. Als je dat wordt, als je een kleinkind krijgt, dan word je een ander mens. Ik heb al zoveel mensen daardoor zien opbloeien, intens zien genieten van hun kleinkinderen.
Zeker ook Naomi. Want toen zij ooit terugkeerde in Bethlehem, na 10 jaar Moab, arriveerde ze als een gebroken vrouw. Ze was haar man en haar twee zonen daar verloren. ‘Noem mij maar niet meer Naomi, maar Mara’, was haar cynische ondertiteling toen. Naomi betekent ‘lieflijkheid’ en Mara juist ‘bitterheid’. Maar nu is ze weer helemaal Naomi. De lieflijkheid straalt van haar af, als ze zich over de wieg buigt en zachtjes het hoofdje van haar kleinzoon streelt.
Een andere reden die de buurvrouwen in hun praiseong noemen is Ruth, Naomi’s schoondochter, de moeder van haar pasgeboren kleinzoon. ‘Je schoondochter die je liefheeft’, aldus de buurvrouwen.
Nee, hier geen klassiek schoondochter/schoonmoederprobleem, dat helaas nogal eens voorkomt, waar het kan wringen en schuren. Hier is sprake van liefde. Daar prijs je God toch om? Een schoondochter die haar schoonmoeder liefheeft. Met woord en daad.
In woorden had Ruth die liefde geuit, toen Naomi weer terugkeerde naar haar moederland en gezegd had tegen haar schoondochters Orpa en Ruth, die haar begeleidden tot de grens: ‘Gaan jullie alsjeblieft terug naar Moab, naar je eigen land, vind daar weer een man, bouw een leven op. Toekomst zul je bij mij niet hebben.’ Orpa was gegaan, diep bedroefd. Maar Ruth had gezegd: ‘Nee, ik ga met je mee. Waar jij gaat, zal ik gaan. Waar jij slaapt, zal ik slapen. Jouw volk is mijn volk. Jouw God is mijn God. Waar jij sterft zal ik sterven en daar zal ik begraven worden. Alleen de dood zal mij van jou scheiden.’ Dit klinkt toch als een huwelijksgelofte? Met zoveel liefde en trouw!
Maar Ruth had niet alleen in woorden haar liefde geuit, maar ook metterdaad. Kijk, in Bethlehem was het voor deze twee vrouwen, beiden weduwe, geen vetpot. Er waren nog geen sociale voorzieningen. Ruth was er daarom op uitgetrokken om aren te gaan rapen op de akkers. Om zo voor brood op de plank bij Naomi te zorgen. Zorgende liefde voor haar schoonmoeder, metterdaad.
‘Ze is voor jou meer waard dan zeven zonen!’, jubelen de buurvrouwen. Dat is nogal wat. Zo kostbaar is Ruth voor Naomi geworden. Haar liefde, haar trouw, haar toewijding, is groot. En ze zijn tot een zegen geworden. Het bewijs ligt in de wieg: een zoon, toekomst, ook voor Naomi’s oude dag. Want zoals gezegd: sociale voorzieningen waren er toen niet, en ook geen zorgcentra. Haar kleinzoon zal t.z.t. voor haar gaan zorgen.
En dat via haar schoondochter, die uit Moab kwam. Moab was geen bevriende natie van Israël toentertijd. Integendeel: Israël en Moab waren gezworen vijanden. Dat stamde al uit de woestijntijd toen Moab Israël brood en water geweigerd had, terwijl ze dat zo nodig hadden. Maar deze Moabitische, Ruth, was juist graan, brood in de dop dus, voor haar schoonmoeder gaan zoeken. Zij had in alle liefde zich aan haar verbonden en gekozen voor haar volk en God, de God van Israël.
Als iemand uit een andere cultuur komt, uit een ander milieu ook, zullen we waarschijnlijk, geheel politiek correct, zeggen dat iedereen welkom is, maar misschien moeten we toch slikken als onze zoon of dochter met zo iemand thuis komt. Als het echt dichtbij komt, zijn vooroordelen ons vaak niet vreemd, toch?
De eerste jaren van ons huwelijk woonden Mirjam en ik in een Waddinxveense flat. Daar werden gestolen fietsen verbouwd en doorverkocht. Daar was regelmatig overlast. Daar woonden mensen van allerlei nationaliteiten en achtergronden.
Zo stond ik op een dag in de lift met een overduidelijke moslim. Aan zijn kleding te zien was nog niet zo lang geleden in Mekka geweest, op pelgrimstocht. Hij had in zijn handen een grote doos vol druiven. Spontaan zei ik: ‘Zo, dat wordt genieten voor jullie!’ De man knikte en pakte een enorme tros en gaf die aan mij. Ik schudde mijn hoofd en legde de tros weer terug in de doos: ‘Daarom zei ik het niet! Eet u die lekker zelf met uw gezin – en hij had geen klein gezin – eet u die druiven lekker zelf!’ Maar nu was het zijn beurt om nee te schudden en hij legde die tros in mijn handen en hield zijn handen erop, met andere woorden: ‘Waag het niet ze terug te leggen.’ Die avond aten Mirjam en ik als toetje heerlijke sappige druiven, die smaakten naar verrassing, verwondering en aanvaarding.
Naomi had de verrassende en kostbare liefde weer teruggevonden in Ruth: ‘meer waard dan zeven zonen’, jubelen de buurvrouwen.
Naomi kan het alleen maar beamen. Ze zet het kindje op haar knieën. Toentertijd was dat ook een handeling waarmee je uitdrukte dat je een kind adopteerde. Zo laat Naomi zien dat ze het kind aanvaardt als haar wettige nakomeling. Ook al heeft het een Moabitische moeder. Nee, dit kind aanvaardt ze onvoorwaardelijk en helemaal. Ze doet nog meer: ze blijft voor hem zorgen. Letterlijk staat er zelfs dat ze hem gaat zogen. Michelangelo heeft dit op een fresco in de Sixtijnse Kapel ontroerend weergegeven, waarop Naomi haar kleinzoon de borst geeft. Hij zal later voor haar gaan zorgen, maar eerst doet Naomi dat voor hem. Wederzijdse liefde en zorg. Daar kan alleen maar zegen op rusten. Ook anno 2022, gemeente…
Het kindje heeft nog geen naam. Maar dat verandert. Niet zijn ouders, en ook niet zijn oma, geven hem die. Nee, de buurvrouwen doen dat. Dat lees je verder nergens in de Bijbel, dat buurvrouwen een pasgeboren kind z’n naam geven. Alleen hier. Maar ze hadden geen betere naam kunnen bedenken, want die naam past helemaal bij het boek Ruth. ‘Obed’ is die naam, oftewel: ‘dienaar’.
Dienen is toch wat alle drie de hoofdpersonen doen?! Ruth – het is al genoemd – hoe zij haar schoonmoeder diende, belangeloos en liefdevol. Maar ook Boas, hoe hij als voorname boer, zich over die buitenlandse vrouw Ruth bekommerde, die aren kwam rapen op zijn akker. Hij schonk haar extra, liet haar mee-eten aan zijn tafel en uiteindelijk nam hij het voor haar en voor Naomi’s familie op, door losser te worden, door met Ruth te trouwen.
En dienen past ook helemaal bij Naomi, die haar kleinzoon aanvaardde en voor hem ging zorgen.
En natuurlijk zegt die naam Obed ook alles over de naamdrager zelf. Door hem sterft het geslacht van Naomi niet uit.
Niet voor niets volgt er hierna ook een geslachtsregister. Dat is het slotgedeelte van het boek Ruth. Waarin blijkt dat Obed de vader is van Isaï en dus de voorvader van David. Koning David. En in Matteüs 1 blijkt dat hij dus zelfs een verre voorvader is van de Zoon van David, oftewel: de Messias, Jezus Christus. Daar mag Obed dienstbaar aan zijn.
Tja, geslachtsregisters, zoals het slot van Ruth en het begin van Matteüs: ‘Die verwekte die en die verwekte die en die verwekte die, enz. enz. Die eindeloze herhaling. Al die namen, waar je soms bijna je tong over breekt. Moet je die niet gewoon overslaan als je thuis aan tafel uit de Bijbel leest?
Nee, ze staan er niet voor niets. Ook hier in Ruth. Dat afsluitende geslachtsregister wil zeggen dat deze geschiedenis meer is dan een dorpsidylle of boerenstreekroman. Nee, het staat in een groter verband, veel groter, namelijk dat van Gods plan, van zijn geschiedenis, de heilsgeschiedenis.
In het geslachtsregister in Ruth wordt Ruth zelf niet genoemd, maar wel in Matteüs. Letterlijk heet het daar trouwens de ‘genesis van Jezus Christus’, zijn wording dus. Jezus werd niet, met eerbied gezegd, uit de hemel op aarde gedropt. Nee, Hij ging onze menselijke weg: werd geboren uit een vrouw. En die vrouw, Maria, en haar man, Jozef, hadden voorouders. Waaronder Boas én Ruth. Ja, Ruth wordt hier expliciet genoemd, naast drie andere vrouwen. Vrouwen die wij, als we het zeggen mochten, vast niet uitgekozen hadden als voorgeslacht: er zit een prostituee bij, en een vrouw die zich als prostituee vermomde en zo zwanger raakte van een tweeling, die ook in het geslachtsregister van Jezus terechtkwamen. En er is een vrouw bij met wie David overspel pleegde. Hun zoon werd voorvader van Jezus. Daarover trouwens vanavond in de preek meer. En zo is er dus ook Ruth, uit een vijandig volk van Israël.
Maar juist ook in deze voorouders, in deze vrouwen, deze moeders, laat Jezus zien dat Hij niet gekomen is voor mensen die zichzelf geweldig vinden, die er alles aan doen om hun status op te poetsen ten koste van anderen, maar juist voor mensen die anderen over het hoofd zien, voor mensen die wij niet meetellen, die wij liever uitrangeren.
Dus wie of wat u en jij ook zijn, denk nooit dat er bij Jezus Christus geen plek is. Nee, in zijn voorgeslacht zie je al dat de genade het voor het zeggen heeft, dat je mag komen zoals je bent. Net als straks aan de tafel. Waar Jezus Christus de Gastheer is. Hij die die naam ‘Obed’, oftewel ‘dienaar’ op het lijf geschreven is. Hij zei het zelf: ‘Ik ben niet gekomen om me te laten dienen, maar om te dienen en mijn leven te geven als losprijs voor velen.’
Hier aan zijn tafel mag je dat proeven en leren om in zijn spoor ook te gaan dienen. Immers:
Hij kwam bij ons, heel gewoon,
de Zoon van God, als mensenzoon.
Hij diende ons als een knecht
en heeft Zijn leven afgelegd.
Wij willen worden als Hij,
elkanders lasten dragen wij.
Wie is er need’rig en klein?
Die zal bij ons de grootste zijn.
Zie onze God, de Koning-knecht,
Hij heeft Zijn leven afgelegd.
Zijn voorbeeld roept,
om te dienen iedere dag,
gedragen door Zijn liefd’ en kracht.
Amen
zingen Hemelhoog 181:1,4 ‘Hij kwam bij ons heel gewoon’
lezing avondmaalformulier
zingen Lied 377:1,5,6 ‘Zoals ik ben, kom ik nabij’
viering Heilig Avondmaal
zingen Hemelhoog 548 ‘Breng dank aan de Eeuwige’
gedenken van overleden gemeentelid
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
adventsproject van de kindernevendienst
slotlied Psalm 103:9 ‘Laat heel het machtig koninkrijk des Heren’
zegen
orgelspel
0 Reacties