orgelspel 

welkom en mededelingen  

zingen           Lied 440:1 ‘Ga, stillen in den lande’

stil gebed 

openingstekst      Er is weer nieuwe hoop
                                  Hij noemt u zijn beminden,
                                    in ’t woord laat Hij zich vinden,
                                    in avondmaal en doop. (Lied 440:2)

zingen                       Lied 440:2,3

voortzetting Heilig Avondmaal  

lezen aan tafel        Jesaja 25:6-9

zingen aan tafel           Lied 440:4

dankgebed en gebed om de verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing               vanavond ook een vrouw uit het geslachtsregister van Jezus, en wel Batseba. We lezen daarvoor 2 Samuël 11. En ook Matteüs 2:1-7.

zingen                 Psalm 32:1,2

tekstlezing   ‘David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria’ (Matteüs 1:6b)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Er is iets merkwaardigs aan de hand bij de vierde vrouw in Jezus’ geslachtsregister, om niet te zeggen: onthutsend. In tegenstelling tot de drie anderen – te weten: Tamar, Rachab en Ruth – wordt zij namelijk niet bij haar eigen naam genoemd.
Nee, de naam Batseba klinkt niet, maar alleen ‘de vrouw van Uria’. Sterker nog: letterlijk staat er zelfs niet eens ‘vrouw’, maar alleen ‘die van Uria’.
‘Die van Uria’… Is dat niet ontzettend kleinerend, minachtend, vrouwonvriendelijk ook? Blijkbaar is ze niet meer dan het verlengstuk van haar man: ‘die van Uria’. Je zou zo genoemd worden!
Toch, hoe onthutsend dit misschien in onze moderne oren klinkt, Matteüs noemt haar niet voor niets zo. Hij heeft daar een bedoeling mee. Niet naar haar toe, maar naar David toe. Hij is namelijk degene die bij haar Salomo heeft verwekt. En David wordt juist in het vers ervoor koning genoemd: ‘Isaï verwekte David, de koning.’ Verder wordt eigenlijk nergens in dat hele geslachtsregister een typering bij een naam gegeven, behalve dus bij David: ‘de koning’. Maar deze koning verwekt wel zijn zoon bij ‘de vrouw van Uria’, met andere woorden: bij iemand die oorspronkelijk niet zijn eigen vrouw was. Achter die paar woorden ‘die van Uria’, zit dus het vergrijp, waarmee koning David van zijn voetstuk gevallen was. Zoals ik ergens las: ‘De koning van Israël staat er in deze stamboom als het ware met gebogen hoofd bij.’

Over het hoe en wat hebben we gelezen in 2 Samuël 11. Het begint met David die op het dak van zijn paleis rondwandelt. Letterlijk op de top van zijn macht. De stad, het land, het volk ligt aan zijn voeten. Kan hij die weelde dragen?
Dan valt zijn oog op een ander terras, beneden hem. Daar is een vrouw aan het baden. Beeldschoon is ze. David laat informeren wie zij is. ‘Batseba, de vrouw van Uria’, wordt hem medegedeeld. Een duidelijke grens: Batseba behoort Uria toe en hij haar. Maar David laat zich niet weerhouden. Hij gaat over de grens heen en laat haar bij zich brengen: ‘Kip, ik heb je!’

En Batseba? Het viel mij op bij de voorbereiding, dat in allerlei hervertellingen, preken en commentaren gesuggereerd wordt dat Batseba aanleiding heeft gegeven. Waarom gaat ze anders midden op de dag buiten een bad nemen? In haar Evakostuum. En ze zal vast vereerd zijn dat de koning zelf een oogje op haar heeft laten vallen, gezwicht is voor haar schoonheid. En een beetje filmmaker zou hier vandaag de dag ook wel raad mee weten: vrouw alleen, haar man is al zo lang aan het front en nu dient zich de koning zelf aan. Spannend. Zinderend. ‘Second love’, zoals op de billboards staat of in radiospotjes klinkt…
Maar weet je, over dit alles lees ik in 2 Samuël 11 zelf helemaal niets. Het zegt daarom veel meer over hoe wij er, vanuit onze tijd, vanuit ons perspectief, misschien wel vanuit onze diepste gedachten en gevoelens, hiernaar kijken.

Er is hier ook helemaal geen sprake van gelijkheid. David is koning. Op de toppen van zijn macht. Hij laat Batseba halen. Hij gaat niet eens zelf naar haar toe. Nee, ze wordt gehaald en bij de koning gebracht, en hij slaapt met haar. Allemaal heel eenzijdig en ongelijkwaardig dus.
Dit is niet zozeer overspel, vreemdgaan met beider goedkeuring, ‘second love’ dus avant la lettre zeg maar. Nee, dit is veel meer een geval Me Too, om het maar net zo modern te zeggen. Als de profeet Nathan namelijk later naar David toegaat en hem namens God de spiegel voorhoudt, met die gelijkenis over die rijke boer, die al tig schapen heeft, maar zijn oog laat vallen op dat ene lammetje van zijn arme buurman, dan staat er expliciet dat hij dat lammetje néémt en zijn gasten voorzet, met andere woorden: dat hij het slácht!
Dus David vrijt niet met Batseba uit verliefdheid en zij niet met hem uit liefde. Het is geen liefdesspel, maar grensoverschrijdend gedrag, Me Too, in feite verkrachting. 3000 jaar voor Harvard Epstein en de misstanden bij The Voice en helaas zoveel situaties meer rept de Bijbel over seksueel machtsmisbruik. Laat je dus door niemand wijsmaken dat de Bijbel een achterhaald sprookjesboek is. Het is zo actueel als wat! Ook als het over grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik gaat.
Batseba is, in de woorden van de profeet Nathan, dus in Gods ogen, als een lam dat geslacht wordt. In het hele verhaal speelt ze vrijwel geen actieve rol. Het enige actieve dat aanvankelijk van haar beschreven wordt is dat zij een bad neemt, waarschijnlijk een ‘mikweh’, oftewel een reinigingsbad, dat volgens de wet van Mozes, voorgeschreven was na de menstruatie. Én ze laat na verloop van tijd David weten dat ze zwanger is. Meer initiatieven vernemen we tot dan niet van haar. Er wórdt met haar gedaan.

Ai, die zwangerschap is een lelijke streep door Davids rekening. Zijn pleziertje blijkt zo nog een irritant staartje te krijgen. Maar David verzint een list. Hij laat haar man Uria terugkeren van het front, onder het mom om zich te laten informeren over de vorderingen daar, maar in feite om Uria bij zijn vrouw te laten slapen, zodat hij en verder iedereen zal denken dat hij de vader is van het verwachte kind.
Maar Uria wil dat helemaal niet. Ook hij houdt zich aan Gods geboden waarin staat dat een soldaat in de strijd niet met zijn vrouw mag slapen. Bovendien wil hij solidair zijn met de gewone soldaten die buiten bij de poort slapen. Merk je het: Uria mag dan een Hethiet zijn, een heiden dus, hij is rechtschapener en geloviger dan David hier. Hij rept zelfs over de ark, oftewel Gods heilige verbondskist, die ook in een tent verblijft aan het front, dan gaat hij toch niet naar huis om bij zijn vrouw te gaan liggen?!
Als David nog een tweede poging doet, nóg doortrapter, omdat hij Uria in zijn paleiszaal de beste wijnen voorschotelt, waardoor deze flink kachel is, en nu toch, los en hopelijk opgewonden, zin heeft in zijn vrouw, dan nog zoekt Uria gewoon z’n tentje op bij zijn manschappen. Wat een integere en solidaire man, die Uria! Het zou David zijn ogen kunnen openen, maar nee: hij bedenkt juist iets gruwelijks. Hij stuurt Uria terug naar het front, met een brief voor legeraanvoerder Joab bij zich. Zonder dat hij het weet is het Uria’s eigen doodsvonnis, want daarin staat het bevel van David aan Joab om Uria vooraan het front te zetten, daar waar de hevigste gevechten zijn, om hem zo te laten sneuvelen.
En dat gebeurt. En als Joab dit per omgaande post, via een boodschapper, aan David laat weten, met een hele omhaal van woorden erbij, maar met daarin dat ene zinnetje waar het David natuurlijk om gaat, namelijk dat Uria gesneuveld is, dan reageert David schijnbaar onbewogen en bijna filosofisch: ‘De oorlog eist nu eenmaal z’n tol. Er sneuvelen nu eenmaal mensen, bij hen en bij ons.’ Maar in zijn hart is hij blij dat Uria nu dood is en de weg voor hem naar Batseba open ligt, want hij zal en moet haar nu hebben, haar toevoegen aan zijn harem, zoals die rijke boer dat ene lammetje persé wilde…

Merk je het intussen, hoe het ene kwaad het andere oproept? Het begint met de begeerte, als David, eigentijds gezegd, met zijn ogen rondsurft, vanaf het dak van zijn paleis. Dat leidt vervolgens tot grensoverschrijdend gedrag, tot seksueel misbruik. En dat leidt vervolgens tot allerlei listige leugens en uiteindelijk tot moord. Het gaat van kwaad tot erger.
Ja, gemeente: als je het kwaad toelaat in je leven, kan dat een soort kettingreactie teweegbrengen, want dat kwaad wil verder. Dat is een soort verborgen drang die aan kwaad eigen is. Van het één komt het ander. Je raakt er steeds meer in verstrikt. Niemand is hier immuun voor. Toch?

Is het u trouwens opgevallen dat God in dat hele verhaal van David en Batseba niet genoemd wordt, behalve in het allerlaatste vers van 2 Samuël 11. Daarvoor  niet. En dat is veelzeggend. David handelt alsof God er niet is. Iemand noemde dat eens ‘praktisch atheïsme’: leven alsof God er niet is, er niet toe doet in het alledaagse bestaan. Ja, dat komt helaas genoeg voor, en we zijn er allemaal vatbaar voor, als we eerlijk zijn. David hier dus ook. Hij rekent niet met God. Hij handelt uit eigenbelang, uit eigen lust en macht. En dan gaat het dus van kwaad tot erger.
Ja, dat is ook het oordeel van God, vers 27, als Hij eindelijk genoemd wordt, en het finale oordeel geveld wordt over het hele gebeuren: ‘In de ogen van de HEER was het wel degelijk kwaad wat David had gedaan.’
Maar dat krijgen we niet alleen als lezers te horen, ook David zelf. En wel bij monde van de profeet Nathan, die als de spreekbuis van God, David de spiegel voorhoudt. Hij doet dat dus via een spiegelverhaal over een rijke man en een arme buurman, wiens enige lammetje door die rijke man afgenomen en geslacht wordt. David is woest: ‘Die man verdient de dood!’ Maar dat komt als een boemerang terug, als Nathan met een priemende vinger zegt: ‘Gij zijt die man!’

Soms hoor je zo direct de stem van God, in een preek, in een pastoraal gesprek, door wat je leest in de Bijbel, of hoort in een lied of podcast. De stem van God, van de Heilige Geest, die haarscherp de vinger legt, bij wat echt niet goed is in je leven, bij die verborgen zonde die je met je meedraagt, die je verdoezelt naar buiten, maar God weet ervan, en opeens ligt daar z’n vinger op. Au! Dat doet pijn!

Kijk, David had kunnen zeggen: ‘Doe jij eens even normaal, Nathan. Wat zeg ik? Ik vat dit op als majesteitsschennis. Laat de beul maar komen!’ Daar had David genoeg macht voor. Maar dat doet hij niet, want hij beseft dat de Allerhoogste, God zelf, hem door Nathan aanspreekt en aanpakt. En dat breekt hem. Daarom buigt hij zijn hoofd en komt hij er ook eerlijk voor uit. Hij belijdt z’n zonde: ‘Ik heb tegen de HEER gezondigd.’
En die ene regel vind je uitgebreider verwoord in Psalm 51, misschien wel de allerdiepste boetepsalm die er in de Bijbel te vinden is. Ontroerend hoe David daar zijn schuld erkent en belijdt en smeekt om Gods genade en om de herschepping door de Heilige Geest.

En David ontvangt vergeving. Nee, niet als iets goedkoops. Integendeel, er gaat wel een grote kras over Davids ziel. Het kindje, dat hij en Batseba krijgen, sterft. In zijn eigen gezin ontstaat grote en blijvende onenigheid. Een voorbode van hoe Israël uiteindelijk verscheurd en gespleten zal worden in twee rijken: noord en zuid.
Maar toch, uiteindelijk groeien David en Batseba naar elkaar toe. Zij wordt zijn vrouw. En dan staat er zo mooi in hoofdstuk 12 dat David Batseba troost. Nee, dit is geen seks uit machtswellust, maar uit liefde, teder en troostvol. En het kindje dat ze dan krijgen heet Salomo, afgeleid van shalom, oftewel vrede. Een nieuw begin. Toekomst. God noemt hem, bij monde van weer diezelfde Nathan: Jedidja, oftewel door de HEER geliefd.

En dit kindje, deze Salomo, mag een plek krijgen in de stamboom van de Messias, van Jezus Christus. Het staat er klip en klaar in onze tekst. Maar daar staat David altijd nog als degene die Salomo verwekte bij de vrouw eh ‘die van Uria’. Hij is vergeven, maar het is niet vergeten.
Zoals gezegd, David staat daar met gebogen hoofd.

Het doet me denken aan het Heilig Avondmaal. Daar zijn we toch niet aangegaan  met vooruitgestoken borst, parmantig, zo van: kijk mij eens! Nee, ik moet denken aan mijn moeder die ik als kind zag aangaan met gebogen hoofd. Ook als ze weer terugkwam van de tafel en de bank inschoof. Ik zat daar als kind en zag dan tranen in haar ogen. Ik vroeg haar dan thuis: ‘Mama, waarom keek je zo verdrietig? Het is toch juist om blij van te worden?’ ‘Zeker, Kees’, antwoordde ze, ‘maar ik besef daar aan de tafel ook heel sterk wat het Jezus gekost heeft, en dat Hij dat diepe lijden moest doorstaan ook vanwege mijn zonden, vanwege wat ik nagelaten heb.’
Dominee Troost vergelijkt in zijn belijdeniscatechisatieboekje avondmaal vieren dan ook met 4 en 5 mei die samenvallen. 4 mei is gedenken, is stil worden, is beseffen wat onze vrijheid heeft gekost: de doden die daarvoor zijn gevallen. 5 mei is feest, is vrolijk en blij zijn over de vrijheid. Nou, dat komt dus op een nog veel diepere wijze samen bij het avondmaal, want het gaat om onze Heer zelf. Zijn lijden en sterven, maar ook zijn verzoening en bevrijding voor ons! Dat allebei, dus een gebogen hoofd en een opgeruimd hart. Net zoals advent niet alleen de blijde verwachting bedoelt, maar ook inkeer en boete. De kleur is niet voor niets paars. Laten we dat aspect niet vergeten, gemeente. Persoonlijk niet en als gemeente niet. David herinnert ons er vanavond aan.

Tegelijk vertelt onze tekst ook, met dat ‘de vrouw van Uria’ dat Jezus zich niet schaamt voor mensen die een scheve schaats hebben gereden. Dat zijn voorgeslacht niet bestaat uit mensen van onbesproken gedrag en een blinkend blazoen. Nee, Hij is niet gekomen voor heiligen, maar voor zondaren. Voor u, voor jou, en voor mij. Hij staat in één lijn met mannen als Juda en David, met vrouwen als Rachab, Tamar en Batseba. Hij trekt niet alleen de zonden aan, maar ook de wonden, het beschadigd zijn, wat hen is aangedaan, en daaronder hun diepe verlangen. Net als dat van ons. Is dat geen bevrijdend Evangelie, gemeente? Juist voor mensen die erkennen dat ze het niet redden, dat ze zichzelf niet redden, is Hij gekomen.
Laten we daarom bij Hem komen, zoals we zijn, met onze zonden, met onze wonden. Zullen we bidden?

gebed   Dat wij meten met twee maten van ds. André Troost

zingen (als geloofsbelijdenis)    Hemelhoog 523 ‘Ik geloof in God de Vader’

inzameling van de gaven

slotlied         Lied 422 ‘Laat de woorden’ 

zegen

orgelspel