zingen Psalm 99:1,3 ‘God is koning, Hij sticht zijn heerschappij’
stil gebed
votum en groet
zingen Lied 756:1,2,4,5,6 ‘Laat komen, Heer, uw rijk’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Wat heb ik hier bij me?
Een papier. Zeker. Maar welke vorm heeft het?
De vorm van een cirkel.
Wie kan het begin van de cirkel aanwijzen? Of anders het einde?
Dat is er dus niet. Een cirkel heeft geen begin, en ook geen einde, want hij is rond, perfect rond. Een cirkel is daardoor oneindig, eindeloos… Houd dat even vast.
Een cirkel is rond. Wat is er nog meer rond?
De aarde. Ja, de aarde, de wereld, is ook rond.
Straks komen in het verhaal in de kindernevendienst die twee dingen bij elkaar. Jezus zegt daar namelijk tegen Nicodemus – weet je wat wij vroeger zeiden? Nico de Mus, maar dat is een grapje, want Nicodemus was helemaal geen mus, maar een mens. En tegen hem zegt Jezus iets heel moois, iets heel belangrijks: ‘Want alzo lief had God de wereld…’ Hoe lief? Nou, net zo lief, als de vorm van de wereld: die is rond. En als iets rond is, heeft het geen begin, en geen einde, maar is het eindeloos.
Gods liefde voor de wereld, voor ons, is dus eindeloos. Zo groot is zijn liefde, zo geweldig.
Wij mensen kunnen soms wel eens ophouden met van iemand te houden. Menselijke liefde kan stoppen. Maar Gods liefde is eindeloos. Net als een cirkel geen einde of begin heeft. Zo eindeloos is Gods liefde. Voor deze wereld. Voor ons dus, want wij horen ook bij deze wereld. Tenminste, je komt toch niet van Mars of van Pluto… Nee, daarom zei iemand eens: ‘Waar wereld staat mag je je eigen naam invullen: Dus alzo lief heeft God … en … en … en … Om nooit te vergeten. En daar gaan we nu ook van zingen, samen met het combo, met Hemelhoog 104 ‘Alzo lief had God de wereld.’ Het is eigenlijk wat Jezus zei tegen Nicodemus, maar dan in de vorm van een lied.
zingen (met combo) Hemelhoog 104 ‘Alzo lief had God de wereld’
schriftlezing Daniël 7
zingen Psalm 97:1,2,4 ‘Groot koning is de Heer’
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Heb je vannacht nog gedroomd?
Ongetwijfeld, want ieder mens droomt.
Maar herinner je je die droom nog?
Er kunnen dromen bij zijn, waarbij je hart in je keel klopt.
Neem de droom die Daniël heeft. Twee keer staat er dat hij erdoor verward is. Totaal verbijsterd en in verwarring gebracht.
Het is ook niet zomaar een droom, waarin gebeurtenissen verwerkt worden, zoals dat vaak gaat bij dromen. Nee, dit is een visioen van God.
Dat visioen begint bij de zee. Daar raast van alle zijden de wind. De zee is daardoor een kolkende watermassa geworden. Daaruit komen vervolgens vier dieren omhoog.
Dat ze juist uit de zee oprijzen is veelzeggend. Want de zee staat in de Bijbel voor de chaos, voor dat wat zich tegen God keert, het kwaad dus. Dus als in die droom die dieren uit de zee opkomen, dan zegt dat wat over hun hoedanigheid: dat ze tegen God en zijn koninkrijk ingaan, dat ze duister en kwaadaardig zijn.
Het zijn vier verschillende dieren. Geen dieren uit het biologieboek, maar wezens die op dieren lijken, en dan ook nog een soort hybriden zijn zeg maar. Dat eerste dier bijvoorbeeld lijkt op een leeuw, maar heeft ook adelaarsvleugels, die vervolgens weer worden afgerukt. En dan wordt-ie ook nog deels menselijk.
En dat derde dier lijkt op een panter, maar heeft wel vier vleugels en vier koppen. Het heeft iets van fantasy, zouden we nu zeggen.
Het vierde dier spant de kroon. Angstaanjagend is het, met ijzeren tanden, die alles vermalen wat het tegenkomt, of vertrappen. Nietsontziend, destructief is het. Tien horens heeft het, en daartussen komt een kleine hoorn op, die drie hoorns wegbreekt, en uiteindelijk de overmacht krijgt, met ogen daarin en een bek vol grootspraak en godslastering.
Waar staan die gruwelijke fantasydieren voor? Daniël weet het werkelijk niet. Maar wat doe je als je iets niet weet? Dan vraag je dat, toch? Daniël doet dat in vers 16, aan één van de hemelbewoners, waarschijnlijk een engel. Deze legt uit: die vier dieren staan voor vier koningen, voor vier opeenvolgende rijken. Die niet verder geconcretiseerd worden.
De meeste uitleggers leggen een link met Daniël 2, met die droom die Nebukadnezar kreeg, over dat enorme beeld, samengesteld uit verschillende metalen. Daar blijken het ook vier rijken te zijn. Het eerste rijk is van Nebukadnezar, oftewel Babylonië. Daarna zal een ander rijk komen. En dat is gekomen, het rijk van de Meden. En daarna dat van de Perzen. En vervolgens een vierde rijk. Wordt daarmee het rijk van de Grieken bedoeld? Of wordt hier aan het Romeinse Rijk gedacht? Daar zijn de uitleggers het niet over eens. Maar misschien is dat juist wel de bedoeling, gemeente. Dat dat vierde dier, dat de meeste aandacht krijgt, en het overduidelijkst tegen de Here God en zijn volk ingaat, dat dat vierde dier niet zozeer voor één specifiek rijk of machthebber staat, maar dat het telkens weer opduikt en z’n kwaadaardige intenties botviert…
We hebben het hier immers over een zgn. apocalyptisch gedeelte. Net als het bijbelboek Openbaring, en in sommige preken van Jezus. We zouden zeggen: daar gaat het over de eindtijd. Maar die eindtijd spreidt zich wel uit over een lange periode. En daarbij zijn die apocalyptische gedeelten niet alledaags in hoe het ter sprake komt. Ik noemde het al fantasy. Begrijp me goed: dat wil niet zeggen dat het fantasie is. Nee, het is juist ontzettend waar, het gaat over Gods plan, met deze wereld. Het gaat over zijn Koninkrijk, over zijn nieuwe wereld. Maar die komt er niet zomaar. Nee, er zijn namelijk tegenkrachten. En dat alles wordt getekend in een bizarre wereld, vol merkwaardige wezens en gebeurtenissen, vol van symboliek en betekenis. Meerlagig dus. Ook bij dat vierde dier.
Daarvan wordt immers gezegd in vers 25 dat het een grote mond opzet tegen God en z’n heiligen zal onderdrukken. Dat het zal proberen hun feestdagen en hun wet te veranderen. En dat dit in totaal drie en een halve tijd, oftewel 3,5 jaar zal duren.
Voor de eerste lezers van Daniël was het duidelijk waar het hier over gaat. In de tweede eeuw voor Christus was er namelijk een heidense, een hellenistische koning, Antiochus Epifanes geheten, die Israël veroverde, inclusief Jeruzalem. Hij wilde het geloof van Israël vernietigen. Iedereen in z’n rijk moest Zeus, de Griekse oppergod, aanbidden. Hij verbood de sabbat en de andere feesten van Israël. En hij plaatste in de tempel in Jeruzalem een beeld van Zeus. Verschrikkelijk! Israël, dat geen gesneden beeld mocht maken, dat geen andere goden mocht dienen, dat kreeg nu een beeld van de afgod Zeus in de tempel, in het huis van God! Dit afschuwelijke kwaad duurde ruim drie jaar. Het vierde dier uit het visioen in actie dus.
Maar toen de Joden eeuwen later Daniël 7 weer lazen, zagen ze dat vierde dier terug in het Romeinse Rijk, in z’n ongebreidelde veroveringsdrift, in keizer Titus, die in 70 na Christus, Jeruzalem verwoestte, inclusief de tempel, en deze leegroofde en de tempelschatten meevoerde naar Rome. Verschrikkelijk. Opnieuw ging Daniël 7 in vervulling.
Dat is dus die meerlagigheid van de apocalyptiek, gemeente. Allereerst hebben ze betrekking op de tijd, waarin ze tot stand komen, waarin die profetische woorden uitgesproken worden. Maar daarmee houdt het niet op. Nee, ze gaan telkens weer in vervulling.
Dan is het niet vreemd dat latere gelovigen op hun beurt dat vierde dier terugzagen in het Turkse Rijk, dat de halve wereld veroverde, en waarin christenen hun leven niet veilig waren. En weer later het Derde Rijk van Hitler, waarin zes miljoen Joden en nog vele anderen op beestachtige wijze werden vernietigd. Dat deed ook denken aan dat vierde monsterlijke wezen uit het visioen van Daniël. En wie weet welke monsters er nog meer hun opwachting maken…
Dat vierde dier doet trouwens heel sterk denken aan dat beest uit Openbaring 13. Ook dat komt uit de zee op. Is dus kwaadaardig en gaat tegen God in. En ook dat heeft het gemunt op Gods kinderen…
Ja, dat Beest daar in Openbaring 13, en dat vierde dier hier in Daniël 7, staan voor het kwaad, dat er is, dat er op uit is om Gods goede werk te vernietigen, om Gods koninkrijk te ontwrichten, om degenen die bij God horen te onderdrukken.
Misschien denk je nu: ik word toch helemaal niet onderdrukt?! Ik leid m’n comfortabele leventje. Zo’n heftig gedeelte als Daniël 7 staat behoorlijk ver van me af.
Dat kan. Dat is anders voor mensen die zich in een oorlogssituatie bevinden. Ook vandaag. In Oekraïne. In Soedan. Waar dan ook. Dan kan dit visioen juist herkenbaar zijn. Want dan zie je waartoe mensen in staat zijn. Hoe beestachtig ze kunnen worden. Hoe het kwaad verschrikkelijk kan huishouden.
En over verdrukking gesproken. De afgelopen week verscheen de nieuwe ranglijst van Open Doors: de ranglijst met landen waar christenen het het zwaarst te verduren hebben.
Het aantal vervolgde christenen is weer verder gestegen. 380 miljoen christenen wereldwijd hebben te maken met vervolging, met discriminatie, met geweld vanwege hun geloof. 380 miljoen, dat is 1 op de 7 christenen! Die weten maar al te goed wat dat vierde dier is, zeg maar. Zij ervaren het aan den lijve. Zij kijken dat kwaad in de ogen. Zij ondervinden die tegenstand.
Maar weet je wat nu opvallend is? Dat vervolgde christenen op hun beurt voor ons bidden. Omdat zij weten dat ook wij te maken hebben met strijd. Dat het kwaad hier echt niet werkeloos zit toe te kijken. Nee, dat het ook hier aan het werk is, maar dan vaak veel geniepiger, verleidelijker. Zoals bijvoorbeeld in relaties. Hoe daar het kwaad heel langzaam door kan sijpelen. Als er verwijdering ontstaat, vervreemding zelfs. En dat je op een gegeven moment denkt: ‘Wie zijn we voor elkaar geworden? Wat doen we elkaar intussen aan?’
Maar ook hoe God uit veel terreinen van het leven weggeduwd is, want ‘hé, daar gelden toch andere wetten: die van de economie, het recht van de sterkste, je eigen belangen!’ En God staat buitenspel. Het is het kwaad in kostuum, mantelpak of jurkje, bij wijze van spreken.
Of het zondebokmechanisme, waarmee ook christenen besmet kunnen raken. Het gaat minder – economisch, qua veiligheid, huisvesting, gezondheidszorg, enz. enz. – en de oorzaak ervan leggen het allemaal op het bordje van immigranten, van vluchtelingen. Zij zijn de schuld. En dan kun je zelfs democratisch zijn verkozen, maar hier geldt het recht van de sterkste, hier wordt geen recht gedaan aan minderheden. En dat staat haaks op Gods bedoelingen en zijn nieuwe wereld.
Kortom: het kwaad kan zich op velerlei manieren manifesteren. Openlijk, bot en grof, of juist heel sneaky. Maar zie je het? Of sluit je je ogen ervoor? Dit visioen van Daniël wil ons alert maken. Om je hoofd niet in het zand te steken. Ook anno 2025 niet. Daar is dat kwaad veel te bedreigend en ontwrichtend voor.
Als ik nu amen zou zeggen, zou je misschien net zo onthutst en net zo verward zijn, als Daniël na die droom, bij dat visioen. En dat is niet de bedoeling. In de kerk komen we niet bijeen om elkaar bang te maken. Maar tegelijk wel waakzaam. En alert. Daar zijn die kwade machten toch echt te realistisch voor. Maar tegelijk en daarboven valt er echt nog meer te zeggen. In dat visioen gebeurt ook meer. Iets beslissends.
Er worden tronen neergezet. Die duiden niet alleen op Iemand die het echt voor het zeggen heeft, maar die ook recht zal spreken: ‘de zetels van het gericht’, zoals dat plechtig heet. Daarop gaat een Oude Wijze zitten. Het blijkt de Here God zelf te zijn. Hier aangeduid als ‘oude wijze’. Komt hier dat hardnekkige beeld vandaan van God als een oude man, met baard? Maar is dat nou een aanlokkelijk beeld? De Statenvertaling heeft zelfs ‘Oude van Dagen’. Tja…
Maar wacht even: er is wel een wezenlijk verschil tussen nu en de tijd van Daniël. Toen was ouderdom inderdaad een teken van wijsheid. En de Here God is één en al wijsheid. Daarom vertaalt de NBV ook met ‘oude wijze’. Maar ik zou ook nog wel een lans willen breken voor dat ‘oude van dagen’ van de Statenvertaling, want daarmee wordt vooral gedoeld op Gods eeuwigheid. Met eerbied gezegd: God gaat al heel lang mee. Hij is niet vluchtig, geen tijdelijke trend, niet eindig, zoals wij mensen wel zijn. Nee, Hij is er altijd geweest én zal er altijd zijn. En al dat tijdelijk gedoe – ook van die vier opeenvolgende rijken, die dieren uit de zee – dat overstijgt en omspant Hij. Niet voor niets wordt Hij in dit visioen ook consequent de Allerhoogste genoemd.
Met Hem valt ook niet te spotten. Want zijn troon is één en al vuur. En de wielen eronder zijn een laaiend vuur en een rivier van vuur stroomt voor God uit. Dat met vuur niet te spotten valt, zagen we de laatste weken in Los Angeles. Hoe allesverzengend vuur kan zijn.
Ja, als je de woorden hier proeft, je er iets probeert bij voor te stellen, dan komt de HERE God hier immens op je af: eeuwig, verzengend, verblindend wit, kortom: z’n heiligheid.
Ik weet niet of dit een beetje past bij jouw beeld van God. Laten we eerlijk zijn: we zijn altijd weer geneigd om God te modelleren naar ons beeld, naar onze wensen: een soort knuffelgod bijvoorbeeld. Maar laten we dat ook corrigeren door de bijbelse godsbeelden? Zoals hier, waarin Hij naar voren komt als Degene waarvoor je kunt huiveren, die je met diep ontzag kan vervullen. En dat is ook nodig, gemeente. Die eerbied verdient God.
Die troon waarop Hij zit, heeft wielen. Ook weer van vuur. Heilig is de HEER. Maar die troon is dus verplaatsbaar. Dat is ook weer zo intrigerend. Okke Jager zegt hierbij: ‘God zit op een troon met wielen en dat is modern: Hij is niet de God van de eeuwige stilstand, maar de Vader van alle beweging, Hij is dynamisch, Hij zit niet op de onbeweeglijke troon van: wat Ik heb besloten, heb Ik besloten. Hij kan met troon en al uit de voeten, Hij wil meteen overal bij zijn.’
Tot zover Okke Jager. Het raakte mij, want juist die wielen onder die troon maken dit indrukwekkende en huiveringwekkende beeld tegelijk ook zo troostvol en hoopvol. God wil erbij zijn. Ook bij dat veelkoppige kwaad, dat zich breed maakt. De Allerhoogste wil er niet alleen bij zijn. Hij kan het ook aan.
Want kijk maar mee met Daniël in dat visioen. Er verschijnt nog een ander hemels figuur. Volgens vers 13 komt hij met de wolken des hemels. Hij ziet eruit als een mens. In de grondtekst wordt hij ‘ben adam’ genoemd, letterlijk ‘zoon des mensen.’
Hé, waar kennen we die uitdrukking van? Uit het Nieuwe Testament! Maar liefst 70 keer komt die daar voor. Voor Jezus. Hij noemt zichzelf ook zo: ‘De Zoon des mensen’. Die uitdrukking komt dus oorspronkelijk bij Daniël vandaan. Gebruikt voor die hemelse figuur, die hier alle heerschappij van God ontvangt, die gekroond wordt tot de Koning, voor Wie alle knie zich zal buigen.
Terwijl juist in veel van die Nieuwtestamentische teksten het over Jezus’ nederigheid, z’n dienstbaarheid gaat. Kijk, dat is de clou zeg maar, die Daniël nog niet zag, die pas later duidelijk zal worden, als Jezus hier op aarde verschijnt. Ja, dan dringen de machten van het kwaad zich aan Hem op. Hij is nog maar net gedoopt en vervolgens gaat het rechtstreeks naar de woestijn, waar Hij verzocht wordt door de duivel, waar de grote tegenstander uiterst geraffineerd Jezus van z’n messiaanse weg probeert af te brengen. Maar Jezus weerstaat die duivelse verzoekingen. En als Jezus dan rondtrekt door het land en Gods koninkrijk verkondigt, met woorden en daden, dan komen de duivels uit hun schuilhoeken. Niet voor niets bevrijdt Jezus velen van een duivelse bezetenheid.
Die strijd spitst zich uiteindelijk toe. Jezus lijkt het te verliezen. Hij wordt gevangengenomen. Door de Romeinse bezetter, door dat vierde dier in een nieuwe gedaante zeg maar. Die leeft zich op Jezus uit. Hij wordt gemarteld, bespot en uiteindelijk wreed geëxecuteerd aan een kruis. Het kwaad lijkt gewonnen te hebben. Maar het is anders: het loopt zich stuk op deze ultieme liefde van Jezus, op zijn offer. Gods licht in Christus is sterker dan de duisternis. Jezus geeft het kwaad hiermee de nekslag, verzoent onze schuld en overwint de dood. En daarom is Hij Heer en zal iedere knie zich voor Hem buigen.
En weet je wat nu zo mooi is? Dat het visioen vertelt dat er tronen worden neergezet: meervoud. Uiteindelijk laat God delen in die overwinning van zijn Zoon. Het koningschap wordt gegeven aan iedereen die bij deze Koning, bij deze Zoon des mensen hoort, die niet zonder Hem kan. ‘Zij zullen als koningen heersen’, zegt Openbaring.
Nu mag er al iets van dat koningschap merkbaar zijn in je leven. Zeker: de eindoverwinning wacht nog. De machten van het kwaad zijn nog niet vernietigd. De duivel gaat nog rond als een brullende leeuw, zoekend wie hij kan verslinden. Onderschat dat kwaad dus niet. Blijf alert. Houd vol in die strijd.
Maar overschat dat kwaad ook niet. De Here God is de Allerhoogste. En de Zoon des mensen, Jezus Christus, heeft dat kwaad al de nekslag gegeven. Bij Hem ben je veilig. Uiteindelijk zal het kwaad definitief vernietigd worden, zegt dat visioen uit Daniël 7, in lijn met heel Gods Woord, met zijn belofte.
Door Hem mag je een toekomst vol hoop verwachten, mag je het verwachten van Gods visioen, zijn droom, die geen bedrog is, maar werkelijkheid zal worden.
Michel van der Plas dichtte daar eens over:
TOEKOMSTDROMEN
Leven als Noach aandachtig,
wakker en welgemoed:
weten dat God almachtig
eenmaal zijn wonderen doet;
weten dat Hij zal verschijnen,
eindelijk onverhuld,
als het geluk van de zijnen
dat hen voor eeuwig vervult.
Waakzaam de hemel afspeuren
naar zijn getuigenis.
Elke dag kan het gebeuren
dat daar een teken is.
Muren niet langer verduren,
luisteren naar het heelal,
vogels van hoop uitsturen
of Hij nu komen zal.
Leven met toekomstdromen
boven de aarde en de tijd.
God zal ons overkomen
en zijn barmhartigheid.
Amen
zingen (met combo) Hemelhoog 717 ‘Eeuwige God’
geloofsbelijdenis met de woorden van de geloofsbelijdenis van Nicea (deze bestaat dit jaar precies 1700 jaar), de Week van Gebed staat hier ook bij stil
zingen Hemelhoog 399:1,3 ‘Samen in de naam van Jezus’
collectemoment
zingen Lied 755 ‘Toch overwint eens de genade’
zegen
0 Reacties