welkom en mededelingen door ouderling van dienst

stil gebed 

votum en groet

openingstekst

Het is om U dat ik word afgeweerd,
om U draag ik het brandmerk van de schande,
verbroken zijn de broederlijke banden,
de ijver voor uw huis heeft mij verteerd.
De smaad van wie U smaadt kwam op mij neer
en met de vinger word ik nagewezen.
Mijn rouw en tranen keren tot mij weer.
In aller oog moet ik verachting lezen. (Psalm 69:3 ber.)

zingen           Psalm 69:5,8

gebed om verlichting met de Heilige Geest

schriftlezingen        Markus 15:22-32 en Hebreeën 13:7-14 

tekstlezing   ‘Laten wij dan naar Hem uitgaan buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen.’ (Hebreeën 13:13 Herzien Statenvertaling)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Het kan je gebeuren. Je zit ergens aan de waterkant. Je ziet visjes door het water schieten. Je sluit je ogen. De lentezon verwarmt je kruin en doortrekt je hele lichaam. Je hoort de vogels fluiten. Je ruikt de bloemen. Echt genieten.
Opeens een grote plons en een seconde later zit je gezicht onder het slootwater en het kroos. Je kijkt om en daar rent iemand hard weg, die een grote steen vlak bij je in het water had gegooid. Van je soezen, van je goede humeur is weinig meer over.

Is onze tekst ‘Laten we dan naar Hem uitgaan buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen’ eigenlijk ook niet zo’n steen?!  Een grote steen in de vijver van je leven. Weg is het rimpelloze bestaan. Weg het soezen en achteroverleunen. Juist ook als kerkmensen. Ik bedoel: die tekst heeft het nou net niet over lekker knus in je kerk zitten – als dat weer helemaal kan natuurlijk – zorgen dat het daar lekker loopt, natuurlijk volgens onze ideeën, en dat we het een beetje kunnen rooien met elkaar. Nee, het is juist naar buiten gaan. Maar als we nou eerlijk zijn: is dat toch eigenlijk toch niet de voornaamste reden om naar de kerk te komen of thuis de stream te kijken: om een fijn en warm gevoel te krijgen, een geestelijke aai over onze bol zeg maar, maar zijn smaad dragen. Plons!!! Voel je de spetters al???

Waarom gooit die schrijver van de Hebreeënbrief zo’n steen in de vijver van zijn lezers? Het is trouwens niet de eerste keer, dat hij dat doet. Eigenlijk is hij z’n lezers voortdurend door elkaar aan het schudden. Wat is er namelijk aan de hand met die christenen waar hij aan schrijft? Het betreft de tweede generatie christenen. De eerste generatie, ook van apostelen en andere belangrijke voorgangers, is gestorven. Nu komt het op hen aan, ook om het weer door te geven aan een volgende generatie. Maar ze staan zelf op het punt om uit te doven. En het ergste is dat ze het zelf niet door hebben. Want ze houden zich toch nog steeds met religie bezig? Juist heel serieus. Met wat je wel mag eten en niet, met allerlei andere voorschriften. Maar wat ze niet beseffen, is dat ze zo wegraken bij de kern, bij waar het op aankomt: de genade van God. Dat dreigen ze op te geven. Maar ze hebben het niet in de gaten. Er moest een indringende brief geschreven worden om het hun te vertellen.
Die brief vertelt het in een kader dat ze goed kennen  –  het zijn immers Joden –  het kader van het Oude Testament, met name de dienst in de tabernakel, en daarbij specifiek het gebeuren van Grote Verzoendag. De dag dat de hogepriester met het bloed van een stier en met het bloed van een bok het Heilige der heiligen is ingegaan. Het stierenbloed plengt hij er voor de ark, als verzoening voor zijn eigen zonden en die van z’n huis. Het bokkenbloed sprenkelt hij op het deksel van de ark als verzoening voor het hele volk. Wat gebeurt er vervolgens met de lichamen van deze dode dieren? Ze mogen niet, zoals normaliter gebeurde, door de priesters gegeten worden. Nee, deze dieren, vanwege dit allerheiligst moment op die jaarlijkse Grote Verzoendag, en omdat ze als zondoffer gebracht waren voor iedereen, deze dieren mogen niet gegeten worden, maar moeten buiten het kamp, buiten de legerplaats, buiten de gevestigde orde zeg maar, verbrand worden.
En dan maakt de schrijver de christologische toepassing, want ook dit verwijst naar de Here Jezus Christus. Zie wat er met Hem gebeurt… Buiten de stadspoort wordt Hij gebracht. Weggewerkt. Verworpen. Letterlijk een outcast. De ultieme outcast, want zijn lijden, zijn bloed, zijn offer is de verzoening van al onze zonden, voor eens en voor goed. Maar de wijze waarop dat gebeurt, gaat nog verder dan die waardeloze dierenkadavers op Grote Verzoendag. Hun bloed werd nog in het heiligdom geofferd, Jezus’ offer vindt plaats buiten de poort, buiten de stad. Jeruzalem, zijn vaderstad, moet Hem niet en spuugt Hem uit.

Daar hangt Hij. Op die heuvel. Golgotha, oftewel Schedelplaats. De heuvel had niet alleen de vorm van een schedel; het was een plek des doods, een executieplaats. Dit keer betreft het een kruisiging, de gruwelijkste en schandelijkste dood, voor Jood en heiden. Daar hangt Jezus, terwijl z’n lichaam kronkelt van de pijn, z’n borst wanhopig perst om adem te halen, z’n stem schor van de dorst tot z’n God roept. En wat Hij niet naar z’n hoofd krijgt: ‘Ha, Hij zou toch de tempel afbreken en in drie dagen opbouwen… Nou, laat maar zien dan!’ ‘Als je nou de Messias bent, red dan jezelf! Kom van dat kruis af!’ Voorbijgangers schudden hun hoofd: ‘Wat een farce! Wat een vertoning!’ Spot en smaad zijn z’n deel, van Jan en alleman, van Schriftgeleerde en soldaat, van Jood en heiden. Zo hangt Hij daar, te lijden, te sterven, voor ons.
Ja, ook vóór ons, opdat wij niet achterblijven, niet binnenblijven.  ‘Laten wij tot Hem uitgaan’, roept onze tekst op. Iemand verwoordde dit zo: ‘Als Christus buiten lijdt, kan en mag de christen niet binnen blijven.’ Is dit zo’n steen in onze vijver, of niet gemeente? Want het liefst blijven we waar we zijn, waar niet gestoord willen worden door lijden en pijn van anderen. Waar we ons dompelen in onze luxe, waar het geloof ons vooral moet bevestigen.
Maar daar valt die steen: Opstaan! En uitgaan! Naar Hem: Jezus Christus. Hij kreeg toch ook geen comfortabel leven?! Hij koos toch ook niet voor de makkelijkste weg, de weg van de minste weerstand?! Integendeel. Hij hangt daar, buiten de poort. En wie Hem volgen wil, moet ook naar buiten, naar Hem toe. En naar de mensen waarin Hij zich laat zien, de minste van zijn broeders, zoals Hij ze zelf noemt: vreemdelingen, gevangenen, allen die in de hoek zitten waar de klappen vallen, de outcasts van nu, die voor velen uit beeld zijn. Hen zien en er naar omzien, is ook uitgaan naar Hem. Is hen ook meenemen het stemhokje in a.s. woensdag, als u begrijpt wat ik bedoel…

Uitgaan naar Jezus betekende voor die eerste lezers van de Hebreeënbrief ook bijvoorbeeld, dat ze niet moesten terugvallen in een wettisch geloof. Dat lijkt wel heel veilig: zo ben je goed, en zo juist niet, zo val je bij God in de smaak, als je al die voorschriften maar houdt. Maar in feite rechtvaardig je zo jezelf en heb je Jezus en Zijn genade niet nodig. Maar daarmee red je het niet. Dus kom uit die bunker van dat wetticisme.
Het betekende voor hen ook uitkomen voor je christelijke geloof en je niet verschuilen in het Joodse geloof, dat toen nu eenmaal een beschermde status kende in het Romeinse rijk. Nee, kom daaruit en kies voor Jezus, voor die Verworpene, ook al betekent dat onveiligheid, tegenstand, vervolging.

Wij leven niet in die eerste eeuw na Christus. Hier is godsdienstvrijheid voor iedereen. Ook voor christenen. Gelukkig wel. Maar tegelijk is er veel in onze tijd dat op die tijd van de eerste lezers van de Hebreeënbrief lijkt: de eerste eeuw na Christus. Ook wij kennen een veelvoud aan religies. Een cultuur die hedonistisch is, gericht op genot en vermaak, op eruit halen wat er in zit, want het kan zomaar voorbij zijn. En de gedachte dat heel veel maakbaar is. Dat wij autonome mensen zijn die zelf beslissen. Als je christen bent, dus van Christus bent, die daar buiten de poort gehangen is, kun je daar niet in meegaan, dan ben je anders. En dat betekent dan ook dat je zijn smaad draagt.
‘Smaad? Smaad? Dat kan ik mij bij die Hebreeën wel voorstellen. Smaad van hun volksgenoten die het niet konden uitstaan dat ze voor die Jezus van Nazareth kozen. Smaad van heidenen, die er niets van begrepen dat ze maar één God kenden en die Zoon van Hem, die aan een verachtelijk kruis z’n einde vond en zou zijn opgestaan uit de dood, lichamelijk! En die zich ook verre hielden van hun keizerscultus en al hun pleziertjes. Smaad voor hen, tuurlijk, maar wij???’
Ja, hoe zou het komen, als wij die smaad niet ervaren, of zo weinig ervaren? Zou het ermee te maken kunnen hebben, dat we ons zo aangepast hebben, dat we zo weinig anders durven zijn dan de schema’s van de wereld. Dat we wel in ons privédomein gelovig kunnen zijn, maar daarbuiten… Stel je voor, voor je het weet lig je eruit. Of zou het ermee te maken kunnen hebben, dat we ons niet werkelijk op Jezus concentreren?
Want dat is wel precies het doel van die Hebreeënbrief. En daarom wordt de schrijver ervan ook niet moe om uit de doeken te doen wie Jezus Christus is. En daarbij komen eigenlijk twee lijnen naar voren. Twee Jezusbeelden zeg maar. De ene is die van de Hogepriester. De andere is die van de leidsman en voleinder van ons geloof, het voorbeeld zeg maar. Die Hogepriester hebben we nodig voor onze schuld, die we zelf niet meer ongedaan kunnen maken, maar Hij wel: zijn sterven is een volkomen verzoening voor al onze zonden. Maar dat van de leidsman en ons voorbeeld hebben we ook hard nodig , maar dan tegen onze traagheid, ons gedommel en gesoes, onze halfbakkenheid, om ons daaruit weg te krijgen, om ons aan te sporen de weg van Jezus te gaan.
Kijk nou eens naar Jezus. Hoe Hij z’n lijdensweg ging. Dat was voor Hem – met eerbied gezegd – geen eitje, als Gods Zoon. Nee, er was vrees, pijn, verzoeking, spot en smaad. Daar moest Jezus dwars doorheen. En Hij had niets anders dan ook voor ons geldt: de belofte van God, de vreugde die voor Hem lag. Daar klampte Hij zich aan vast. Daar richtte Hij zich op. En daarom stierf Hij wel aan het kruis, maar bezweek niet.

Laat dit je voorbeeld zijn. Zie Hem strijden, geloven, doorgaan tot het einde. Laat je daardoor bezielen. Of zoals ik ergens las: ‘Het kruis is de plek waar we een nieuwe afspraak kunnen maken, met Christus en met onszelf.’
Die afspraak betekent dat ook dat je je niet laat regeren door de waan van de dag, dat je je niet laat bedwelmen door het hier-en-nu: alsof alles daar te halen is, het leven uitgeknepen moet wordt als een citroen, maar dat je je richt op het einddoel. Dat je je weer bewust wordt waarheen die geloofstocht met Jezus gaat en dat je daarom hier niet thuis bent. Dat je hier geen blijvende stad hebt. Dat al die impulsen, al die kicks geen vervulling geven. Alles waar ik ook zoveel mensen nu diep naar verlangen: naar de terrassen, de festivals, de stadions, de vakanties – en begrijp me goed: daar is op zich niets verkeerd aan, maar wel als dat dé vervulling moet geven. Nee, al die korte kicks bieden geen fundament, maar leiden uiteindelijk tot een diepe verveling, tot leegheid, waar de Boze wel raad mee weet. Al dat gejaag en gegraai, dat ons zo weer in de greep kan krijgen, is van voorbijgaande aard. Ten diepste waardeloos is en dat wat werkelijk waarde heeft, ligt nog voor je: d  e toekomstige stad, de moederstad van het nieuwe Jeruzalem. Zo hield Jezus het vol. Zo alleen kunnen wij het, in navolging van Hem, volhouden.
Dan is het nu nog smaad, maar dan eer. Nu nog een kruis, op je schouders, maar dan een kroon. Nu nog verdriet, om alles wat zo haaks staat op dat koninkrijk van God, maar dan een vreugde die nooit meer overgaat. Nu nog volharden, strijden, op je hoede zijn, maar dan rust, overwinnen, genieten, in veilige haven. Die toekomst is er alleen door Hem en achter Hem aan.
En goddank kan er ook nu al iets van die toekomst oplichten: als we de bevrijding ervaren die er door Christus is en daar anderen in laten delen, als we aandacht hebben en goed doen aan mensen aan de rand, de outcasts, als we zorg hebben voor Gods kostbare schepping, het milieu en het klimaat. En ons dat ook echt iets mag kosten.

En zo plonsde vanavond die steen uit de Hebreeënbrief in onze vijver. Misschien was het schrikken. Maar laat het dan een heilzame schrik zijn, want het gaat om zijn weg, waarop Hij voorgaat  en waarvan het einddoel zeker is.
Jezus wacht op je buiten. Je laat Hem toch niet staan?! Dat was toch niet de afspraak?

Amen

meditatief orgelspel over Mijn God, waar zal ik henengaan? (Gezang 405)

collectemoment

lied     Gezang 189:1,2

geloofsbelijdenis

dankgebed en voorbeden

slotlied         Gezang 192:1,5,6

zegen

orgelspel