orgelspel

welkom en mededelingen 

stil gebed 

votum en groet

openingstekst

‘U die ons bidden hoort –
tot U komt de sterveling.’ (Psalm 65:3)

lied     Psalm 65:1,5

gebed om verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing                        Matteüs 6:5-13

verkondiging         

Gemeente van Jezus Christus,

Vaak valt Biddag in de Veertigdagentijd. Veelzeggend misschien. Want van oudsher is deze tijd voor Pasen ook een tijd van inkeer. Een tijd om tot jezelf te komen. Bij jezelf naar binnen te gaan, tot jezelf in te keren: ‘Wie ben ik? Wie is God voor mij? Wat betekent Jezus voor mij? Wat heb ik van Hem nodig? Wat vraagt Hij van mij? Hoe kan ik goed doen?’

Inkeer. Daar heeft bidden alles mee te maken volgens Jezus in ons tekstgedeelte: ‘Maar als jullie bidden, trek je dan in je huis terug, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is.’
Oudere bijbelvertalingen spreken hier over ‘ga in je binnenkamer.’ Nu doet dat woord denken aan een huis met veel kamers en privévertrekken. Maar de meeste hoorders van Jezus toen beschikten niet over zo’n woning. Die waren veel en veel kleiner behuisd. Maar het woord dat hier in het Grieks gebruikt wordt, duidt eigenlijk een voorraadkast aan. Een afgesloten ruimte dus, zonder doorgaand verkeer van mensen of huisgenoten. En als je dan ook nog eens daar de deur achter je dichttrekt, dan ben je daar echt alleen. Alleen met de Vader in de hemel als je daar bidt, je tot Hem richt. Zonder anderen erbij. Heel persoonlijk. Je inkeren dus tot God. Jezus beveelt het van harte aan. Niet alleen in de Veertigdagentijd trouwens. Nee, ‘wanneer jullie bidden.’ Ongeacht welke dag van het jaar het is. Dit is de basis: het persoonlijke gebed, één op één met God.

Jezus zet het ook af tegen de huichelaars, die juist de publieke ruimte zoeken, die publiek nodig hebben als ze bidden. Of dat nu in de synagoge is of op de hoek van de straat. Ze hebben publiek nodig om door hen gezien te worden, om door de mensen geprezen te worden.
Jezus noemt hen ‘huichelaars’. ‘Hypocrieten’ staat er in het Grieks. Dat was toen ook een term die voor toneelspelers werd gebruikt. Die toneelspelers droegen daarbij een masker, om zo letterlijk aan te geven dat ze een rol speelden. Nou, zo spelen deze bidders ook een rol. Bidden als eenakter zeg maar voor de mensen, als show, als hunkeren naar aandacht, waardering, applaus.

Bedoelt Jezus nou dat je niet mag bidden met mensen erbij? Rekent Hij hier af met het kringgebed bijvoorbeeld? Is eigenlijk alleen het stille gebed, voor jezelf, geëigend? Nee, zo letterlijk moeten we deze woorden niet nemen. Jezus bidt zelf ook met anderen erbij. Ook al in ons tekstgedeelte zelf, als Hij het Onze Vader voor het eerst bidt, en dat zijn leerlingen meegeeft. En Jezus heeft vaker in het openbaar gebeden, tot aan het kruis toe. Zijn kruiswoorden, hoorbaar voor de omstanders, zijn deels gebeden, inclusief het allerlaatste: ‘Vader, in Uw handen beveel ik mijn geest.’
Nee, Jezus is niet tegen het bidden in het openbaar, en samen met anderen. Anders kunnen we ook wel stoppen met onze kerkdiensten, met deze biddagdienst, waarin het gebed een grote plaats inneemt. Het gaat Jezus om het motief: ‘Waarom bid je?’ Wat is je intentie? Is dat om bij mensen in een goed blaadje te komen? Om door hen gewaardeerd te worden? Om indruk te maken op anderen? ‘Nou’, zegt Jezus, ‘dan heb je je loon al ontvangen,’ namelijk in de waardering van anderen: ‘Zo, die kan mooi bidden!’ ‘Wow, ik zou willen dat ik zo kan bidden! Wat een indringend gebed zeg! Wat een prachtige volzinnen! Indrukwekkend.’

Maar zulk bidden is toneelspel. Jezus wijst de tegenovergestelde weg. Niet om te showen voor anderen, maar om je te richten op God, je in te keren tot Hem. In je binnenkamer, in je eigen hart. Daarom sluiten we toch ook onze ogen als we bidden, net als die deur van die voorraadkamer, om ons af te sluiten van alles dat afleidt van God en ons te richten op onze hemelse Vader, een soort vrijwillige lockdown zeg maar, daar in de binnenkamer van je hart. Juist daar is God in het verborgene. Het is de verborgen omgang met God. Daar ziet Hij in het verborgene, zegt Jezus expliciet. Jezus zegt niet dat Hij luístert, maar dat Hij zíet. Bidden wordt in Bijbelse taal niet voor niets ook ‘Gods aangezicht zoeken’ genoemd. Zo diep is dat. Bidden is Gods aangezicht zoeken, Hem onder ogen komen.
Ik volg in deze Veertigdagentijd een dagelijkse gebedsretraite. Dat doe ik eigenlijk ieder jaar. Elke dag krijg ik via de mail een handreiking daarvoor. Het thema dit jaar is ‘Het licht van uw gelaat.’ Bidden is Gods gelaat over je laten lichten. In Gods nabijheid verkeren. In de verborgenheid van je hart. Waar jij alleen bent met God. Dan hoef je eigenlijk ook niet gelijk zoveel te zeggen. Zoals ik ergens las over een oude man, die de gewoonte had om uren in de kerk door te brengen. Op een gegeven moment vroegen zijn vrienden hem wat hij daar al die tijd aan het doen was. ‘Ik ben aan het bidden,’ antwoordde hij. ‘O,’ zeiden zijn vrienden, ‘dan heb je vast heel veel aan God te vragen!’ Enigszins verbaasd zei de oude man, ‘Ik vraag God helemaal niets.’ ‘Maar, wat doe je dan al die tijd?’, vroegen zij. Hij antwoordde: ‘Ik zit en kijk naar God en God zit en kijkt naar mij.’ En toen waren die vrienden stil. Net als ikzelf trouwens. Zo diep dit. Zo vertrouwd. Bidden als Gods aangezicht zoeken. En vinden. Bidden als verkeren in Gods nabijheid. Dan kan zwijgen genoeg zijn.

Het staat zo haaks op die andere gebedswijze die Jezus afwijst. Namelijk, die de heidenen vaak gebruiken: om juist wel heel veel te zeggen. Om eindeloos door te prevelen, in een ‘overvloed aan woorden’.
Het is bekend van de heidenen toen dat ze in hun gebeden alle goden die ze maar kenden, noemden, en dan ook nog eens met allerlei namen en loftuitingen. Om er maar niet één te vergeten, en vooral om hen te vermurwen hun gebeden te verhoren. Bidden als manipulatie zeg maar. Je ziet dat ook bij die priesters van Baäl op de Karmel, die hun god om vuur uit de hemel bidden. Ze sloven zich daarbij enorm uit. Ze gaan uren en uren door. Bidden als een vorm van magie.
Nu klinkt dat ons misschien als iets buitenissigs in de oren, maar ‘babbelbidden’ is ook christenen niet vreemd. De gedachte dat we de Here God vooral van heel veel informatie moeten voorzien, een gebed waarmee we indruk op God willen maken, om Hem te bewegen te doen wat wij willen, om Hem in feite te manipuleren. Vandaar die stroom aan woorden…
Ten diepste getuigt dat van weinig eerbied. Jezus zegt het helder: ‘Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het Hem vragen.’ God is God! Hij is geen mens die eerst op de hoogte gebracht moet worden, die eerst een uitgebreide briefing nodig heeft, die overtuigd moet worden, die met eerbied gezegd stroop om de mond gesmeerd moet worden, die meer onder de indruk raakt als we maar heel ernstig bidden. Nee, Hij kent ons helemaal. Hij weet wat we nodig hebben en heeft daarom aan een half woord genoeg.
Voor de helderheid: het gaat Jezus hier niet om de lengte van onze gebeden an sich. Ook Jezus kon lang bidden. Zelfs een hele nacht op de berg zijn om daar met zijn Vader te spreken, waarschijnlijk dezelfde berg waar Hij deze Bergrede houdt. Ook Jezus had immers die verborgen omgang met zijn Vader nodig. Maar dit terzijde.
Het gaat ook hier Jezus om het motief, om de intentie. Zoals bij die huichelaars, die toneelspelers het motief was om indruk te willen maken op mensen, is hier het motief om indruk te willen maken op God. En dat motief slaat Jezus hier uit handen. Je hoeft geen indruk op God te maken. Je kunt het trouwens ook niet. Want jij bent mens, en Hij is God, de Allerhoogste, de Vader in de hemel! En Hij weet al wat je nodig hebt, voordat je begint te bidden.

‘Maar als God toch al weet wat we nodig hebben, vóór we het Hem vragen, waarom zou ik dan überhaupt nog bidden?!’ Misschien komt die vraag nu wel in je op, of worstel je daar al langer mee. Waarom eigenlijk bidden als God alles al weet, ook wat wij nodig hebben en wat wij gaan bidden? Waarom dan nog bidden?!
Eigenlijk heel eenvoudig: omdat God dat van ons verlangt. Omdat Hij onze Vader is. En een vader wil met zijn kinderen verkeren, toch? Een vader geniet ervan als zijn kinderen bij hem komen en hun hart bij Hem luchten. Tuurlijk, ook een gewone, aardse vader kan vaak genoeg ook al zien wat z’n kind op het hart heeft. Of hij heeft dat al ontdekt: of dat nu iets heel blijs is of juist iets verdrietigs. Iets waar het kind dankbaar voor is, of iets waar het spijt van heeft. Maar toch wil een vader niets liever dan dat z’n kind dat ook vertelt, het niet achterhoudt.
Nou, zo wil onze hemelse Vader ook dat we bij Hem komen. Dat we met Hem blijven communiceren. Want dat is bidden toch?! Een goede relatie kan niet zonder een open communicatie. En dat geldt zeker voor onze relatie met God.
Daarom bidden dus. En niemand minder dan Jezus zelf draagt het ons ook op. Sterker nog: Hij gaat ervanuit dat we bidden, dat een discipel van Jezus bidt. Zo begint Hij immers dat gedeelte in de Bergrede over bidden ook (vers 5): ‘Wanneer jullie bidden…’ En in vers 9 is het zelfs een gebod: ‘Bid daarom als volgt.’ Bidden is dus ook een kwestie van gehoorzaamheid aan onze Heer.

Maar hoe dan te bidden? Niet dus om indruk te maken op mensen, op God. Dat is intussen helder. Maar hoe dan wél? Jezus reikt het Onze Vader aan, als manier waarop we hebben te bidden: ‘Bid daarom als volgt.’ Op deze manier dus. Het is het bekendste gebed geworden. Waarbij het risico bestaat dat het zo bekend is, dat het niet meer echt tot ons doordringt.
Als wij in de eerste plaats maar nooit vergeten dat we dat Onze Vader met Jezus zelf meebidden. Hij heeft het ons niet alleen geleerd en voorgehouden, maar dat gebed ook helemaal in de praktijk gebracht. Zijn hele leven, zijn hele zijn, vinden we in dat gebed terug. En ook in de hemel nu, aan Gods rechterhand, is Hij onze grote voorbidder, Degene die voor ons pleit, die met ons meebidt. ‘Onze Vader’ is niet voor niets de aanhef bij dat gebed. Vaak denken we daarbij aan al die andere gelovigen met wie we verbonden zijn als we bidden. Zeker: het is echt ‘onze’ Vader. Maar allereerst wijst het naar de Vader van Jezus en ons. Alleen door Jezus kunnen wij, mogen wij, kinderen van de Vader zijn. Jezus wil niet in zijn eentje Zoon zijn, zonder ons. Daarom: ‘onze Vader’. Je bidt dat dus met Jezus mee. Hoe kostbaar is dat!

In de tweede plaats begint dat gebed niet bij onze wensen en behoeften, maar bij God: ‘Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede.’ Het is eigenlijk een drievoudig gebed om de komst van Gods nieuwe wereld, in ons leven, in deze werkelijkheid. En vervolgens komen wijzelf aan bod, is er een drievoudig gebed voor onszelf: om het dagelijks brood, oftewel dat wat we nodig hebben, om vergeving en om verlossing van het kwaad, van de boze. Maar die behoeften van ons hangen dus wel aan het gebed om Gods nieuwe wereld. Dat dat Gods naam daarin geheiligd wordt, dan Gods wil zo wordt gedaan, dat zijn koninkrijk daarin merkbaar wordt.

In die zin is het ook opvallend dat Jezus in dit gedeelte in de Bergrede, waarin Hij spreekt over respectievelijk het geven van giften, het bidden en het vasten, begint met (vers 1): ‘het beoefenen van gerechtigheid.’ Dus ook bidden is het beoefenen van gerechtigheid. Waaruit blijkt dat het nooit alleen maar in de binnenkamer kan blijven zeg maar.
Zeker, bidden is inkeer, het is in de binnenkamer van je hart, je handen uitstrekken naar God: lege handen. Bidden is leeg worden van jezelf en vol van Hem. Om vervolgens die handen ook uit de mouwen te kunnen steken: om recht te doen, om dienstbaar te zijn aan Gods koninkrijk.
Vanuit de inkeer dus weer naar buiten. Of zoals ds. André Troost het verwoordde:

Geef mij handen, God,
open naar U,
voeten die gaan
op rechte wegen,
ogen die zien
waar mijn naaste is
en oren die horen
wat de aarde zegt.

Maak mijn hart
een huis
waarin de hemel
wonen kan.

In Jezus’ naam. Amen

meditatief orgelspel over Gezang 48 O onze Vader, trouwe Heer

collectemoment

lied    Gezang 48:1,5,10

dankgebed en voorbede

lied     Evangelische Liedbundel 312 Jezus vol liefde, U wilt ons leiden

zegen

orgelspel