Stil gebed

Votum en Groet

Openingsverzen   

Voorganger: Naar U sla ik mijn ogen op, naar U die in de hemel troont, zoals de ogen van een slaaf de hand van zijn heer volgen,
Allen: Zo volgen onze ogen de HEER, onze God, tot Hij ons genadig wil zijn.

Zingen Psalm 31:3,4

Gebed 

Schriftlezing            Matteüs 26:40-46

Overdenking          

Gemeente van Jezus Christus,

Volgens overlevering mag in de nacht voor de Grote Verzoendag de hogepriester niet slapen. Op de Grote Verzoendag, Jom Kippoer, zal hij namelijk het Heilige der heiligen binnengaan. Verder kwam daar nooit iemand – zo heilig was het – maar op die ene dag mag hij daar komen om het offer te brengen voor de verzoening van de zonden van het hele volk. Een groots en ook ernstig gebeuren. Daarom moet hij de nacht ervoor waken, mag hij niet slapen. Om dat vol te houden staat een aantal jonge priesters de hogepriester bij. Als hij in slaap dreigt te vallen, moeten ze hem aansporen: ‘Hogepriester, sta op! Jaag uw slaap op de vlucht!’

Vanavond zien we de grote Hogepriester Jezus Christus in zijn nacht voor dé Grote Verzoendag, Goede Vrijdag, waarop Hij verzoening zal doen voor de zonden van de hele wereld, van die van u en mij. Ja, ook Hij gaat wakend en biddend die nacht in. Hij is daarvoor naar Gethsémane gegaan, de olijfgaard, waar een grote oliepers staat. Dat krijgt nu een onverwachte en ongekende diepgang, want hoe zal Jezus niet uitgeperst worden! Het offer dat Hij zal brengen zal dat van zijn eigen bloed zijn, zijn eigen leven.

Drie discipelen heeft Hij meegenomen, Petrus, Johannes en Jakobus. Hij heeft hen nodig om deze nacht door te komen, om te waken, om wakker te blijven, om gericht op het doel te blijven: zijn missie, om met en voor Hem te bidden. Om Hem zo te steunen.

En daar gaat Jezus, die donkere tuin in. Angstzweet staat op zijn voorhoofd. Doodsangst staat in zijn ogen, gemengd met tranen van een onpeilbaar verdriet. Zijn lichaam is één en al spanning. Hij zucht. Hij loopt verder de tuin in en daar zakt Hij door z’n knieën. Hij huilt. Hij smeekt. Of zijn Vader deze beker, tot de rand gevuld met leed, met lijden, – fysiek én geestelijk – met de toorn van God over de zonde, of Zijn Vader die beker toch aan Hem voorbij wil laten gaan. Vol ontzag en verbijstering kijken we naar Jezus. Zo kennen we Hem niet.

En z’n vrienden, zijn leerlingen, die drie, die al zoveel met Hem meegemaakt hebben, die Hij op de man af gevraagd had met Hem wakker te blijven, Hem te steunen?
Jaap Zijlstra heeft een indrukwekkend gedicht gemaakt waarin hij dit gebeuren vertelt vanuit het perspectief van één van die drie discipelen:

JOHANNES

Ik liep met mijn vriend langs de weg met de vale bomen,
we zagen de duisternis uit grond en struiken komen.

Soms was daar de maan met driftige vlagen licht,
dan zag ik angst schitteren op je vermoeide gezicht.

Het schreeuwde in mij om je eenzaam gezicht te strelen,
een arm om je schouder te slaan, je vreemde droefheid te delen.

Maar durfde met geen woord, want ver bij me vandaan
liep je vlak naast me en leed, niet om bij te staan.

In een hof met grillige tronken kromp je ineen,
donker als bloed kwam zweet door je tunica heen.

Daar kwamen de anderen ook en lagen in het rond,
doodmoe en stil als schaduwen tegen de grond.

Je smeekte met de stem van een verloren schaap,
maar ik, aan de korstige stam van een boom, viel in slaap.

En droomde dat het licht en eeuwig lente is.
Jij moest het klaren in de duisternis. 

In slaap vallen… Hoe kan dat?! Als je Heer je zo expliciet vraagt met Hem te waken en bidden? Is het de vermoeidheid, zoals verderop in het verhaal staat? Iedereen die wel eens gewaakt heeft bij een stervende – zeker als het lang duurt – weet dat er dan het gevecht tegen de slaap kan komen. Juist emoties putten ook uit.
Of zit er nog een andere kant aan dat slapen? Slapen betekent ook dat je er niet bij bent. Dat je afwezig bent. Absent. De discipelen zijn niet maar een beetje ingeslapen. Ze zijn er niet op bedacht.
Of is het nog bewuster? Dat ze letterlijk en vooral figuurlijk hun ogen sluiten voor wat Jezus nu doormaakt? Dat ze zijn lijden niet kunnen aanzien? Dat ze zich afsluiten voor wat Hij nu gaat doen: zich overgeven aan zijn vijanden, die met Hem gaan doen, wat ze al zo lang willen, waardoor hun droom op een Koning op zijn troon, met hen op de ereplaatsen er vlak naast, dat die droom nu uit elkaar spat.
Hun slaap dus als een soort vlucht. Voor het loodzware lijden van Jezus dat ze niet aan kunnen.

Zo komt het opeens dichtbij, gemeente. Ook wij kunnen zo slapen. Er niet op bedacht zijn, welke weg onze Heer gaat, juist in de nood, in de crisis. Niet bij Hem  blijven. Te druk om te bidden. Te vol om te waken. Teveel gericht op onszelf om mee te leven met het lijden van broeders en zusters, van medemensen, dichtbij en ver weg. Daar onze ogen voor sluiten. Ons laten  bedwelmen door de roes van luxe en eigenwaan.

Maar Jezus kijkt ons vanavond doordringend aan: ‘Je bent toch mijn discipel? Waak met Mij, bid met Mij. Sluit je ogen niet. Voor het lijden niet. Voor hen die zoveel moeten ontberen niet. Want wat je aan de minste van mijn broeders of zusters hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan. Houd je ogen daarom open. Want ook al sluit je je ogen bij het gebed, juist daardoor mag je weer zicht krijgen: op Mij, op de wil van Mijn hemelse Vader, op zijn bedoeling. Net als Ik dat kreeg, daar in die hof. O ja, het kan worstelen zijn, dwars door de angst en aanvechtingen heen. Om zo je over te geven aan Hem: ‘Uw wil geschiede.’’

En Jezus zegt er nog iets bij: ‘Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen.’ ‘Verzoeking’ mag je ook vertalen. Het is de verzoeking om God kwijt te raken. Maar dan ben je alles kwijt. Dus wees attent. Blijf alert. Zoek Hem. Klop op zijn deur. Aanhoudend. En er zal opengedaan worden. Je zult vinden. Dat is zijn onwrikbare belofte.

En dan die opmerking van Jezus erna, die mij ook zo raakt, omdat die zo mild is: ‘De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.’ Ja, Hij weet welk maaksel we zijn: zwak en kwetsbaar, feilbaar en falend. Maar Hij ziet ook dat we wel anders willen. Dat we Hem willen volgen, met Hem willen waken, bij Hem willen blijven.
En als de discipelen dan voor de tweede keer in slaap zijn gevallen, dan staat er zo’n klein zinnetje: ‘Hij liet hen achter.’ Hij laat hen slapen. Dat is toch diezelfde mildheid. Het is de taal van de vergeving. Hij laat hun schuld los. Hij laat hen slapen. Alleen gaat Hij voor de derde keer bidden. Alleen zal Hij gaan, ‘om het te klaren in de duisternis’, zoals Jaap Zijlstra dichtte. Alleen z’n vijanden tegemoet, zijn marteling, zijn bespotting, zijn veroordeling, zijn executie, zijn sterven. Alleen, in onze plaats. Om het te klaren. Om het te volbrengen. Voor ons.

En dan zet Hij ons weer op onze voeten. En blijft zijn oproep staan: ‘Waak en bid met Mij.’ Want Pascal zei niet voor niets: ‘Jezus Christus zal in doodsnood zijn tot aan het eind der tijden.’ Zolang zijn Koninkrijk nog niet ten volle aangebroken is, het kwaad nog niet definitief verslonden is en er nog zoveel gebrokenheid en lijden is, lijdt Hij mee. En vraagt Hij ons daarin betrokken te zijn, mee te waken en mee te bidden. Attent te zijn en alert te blijven. Of zoals dat ene Taizélied zingt:

Stay with me,
remain here with me,
watch and pray!

Blijf bij Me,
Blijf hier bij Me,
Waak en bid!

Wat is jouw antwoord?

Amen

Meditatief moment  Stay with me van Taizé

Zingen  Gezang 180:3,5 Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen

Gebed          

Slotlied         Hemelhoog 181:1,2 Hij kwam bij ons heel gewoon

Zegen