zingen         Psalm 99:3,8

stil gebed

votum en groet

openingsteksten 

‘God ben ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig.’ (Hosea 11:9b)

‘Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.’ (Johannes 17:19)

zingen (met combo)        Evangelische Liedbundel 297 ‘Hier in uw heiligdom’

lezing van het gebod       uit Leviticus 19

zingen         Gezang 473:1,5,10

gebed om verlichting met de Heilige Geest

zingen (samen met combo)                 Opwekking 638 ‘Prijs Adonai’

kindermoment

Kijk wat ik vanmorgen heb meegenomen: een spaarkaart. Kennen jullie deze? Wat kun je ermee sparen? De raceauto van Max Verstappen! Niet de echte natuurlijk, maar wel eentje die er precies op lijkt, maar dan een stukje kleiner. Hier zie je ‘m staan. Mooi. En wie weet doet deze raceauto het ook wel beter dan die van Max zelf, want die staat meer stil of in de grintbak dan dat hij op de baan rijdt.
Maar goed, hoeveel zegeltjes moeten er op geplakt worden? 20. En krijg je die zegeltjes zomaar in de winkel? Nee, je moet eerst boodschappen kopen. Voor iedere 15 euro boodschappen krijg je dan 1 zegeltje.
De zegeltjes plak je dan op de kaart. Je begint hier bij start en als de kaart helemaal vol is, ben je hier bij de finish. Je ziet het: hij is nog lang niet vol. Op 10 oktober stopt de actie. Dan kun je geen zegeltjes meer krijgen. Mmm…

Werkt het bij God nu ook zo: als je heel goed je best doet, kun je sparen bij hem, punten scoren en dan aan het eind een prijs? Waarbij het maar de vraag is of je het haalt?
Nee, bij de Here God hoef je het niet te verdienen. Het is al verdiend. Door Hem zelf. Door de Here Jezus. Bij Hem krijg je het. Weet je, eigenlijk hoor je dat gelijk al aan het begin van de kerkdienst. Bij de groet. Dan steekt de dominee zijn hand op en dan mag hij de groet doorgeven, eigenlijk de groeten van de Here God doen. Dan zegt hij: ‘Genade zij u en vrede.’ Dat is eigenlijk alles al wat je nodig hebt. Genade, vergeving, zijn liefde en zijn vrede. Dan zegt God: het is goed tussen ons. Ik wil dat het goed is en goed blijft. Ach, daar kunnen geen zegeltjes tegenop. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing                    1 Petrus 1:13-25 (uit de Naardense Bijbel)

zingen (met combo)         ELB 331 ‘Bless the Lord, my Soul’

tekstlezing    ‘Zoals Hij die u roept, heilig is, wordt zo ook zelf heiligen in heel uw wandel, omdat geschreven staat: ‘Heiligen zult ge zijn, omdat Ík heilig ben!” (1 Petrus 1:15,16)

verkondiging      ‘Heilig’

Gemeente van Jezus Christus,

Nog 72 dagen en dan is het zover….
Heeft u enig idee wat ik bedoel?
Nog 72 dagen en dan is het Sinterklaas. Sinterklaas oftewel Sint Nicolaas. Het is genoegzaam bekend dat dit feest z’n naam dankt aan Nicolaas, de bisschop van Myra. En dat er Sint voor z’n naam staat, betekent dat hij een officiële heilige is in de Rooms-katholieke kerk. Zo’n officiële heilige ben je niet zomaar in de Rooms-katholieke kerk. Daarvoor moet je wel een bijzondere staat van dienst hebben, voordat je officieel heilig verklaard wordt, zoals dat heet. Heiligen zijn in dat opzicht dus bijzondere mensen, die boven het gewone uitstijgen, er vér bovenuit stijgen.

In de Bijbel is dat toch anders. Daar worden gelovigen – ongeacht hun staat van dienst – heiligen genoemd. Paulus begint z’n brieven aan de gemeente in Rome, Korinthe, Efeze, enz. telkens met: ‘aan de heiligen’ of ‘geroepen heiligen.’ En Petrus zelf schrijft in het volgende hoofdstuk over de gemeente: ‘u bent een heilige natie…’ Ook de ‘gewone gelovigen’ worden heiligen genoemd. Het gaat dus niet om uitzonderlijke personen. Het gaat ook over gewone mensen. Mensen zoals u, jij en ik: geroepen heiligen…
Heiligheid kan in de Bijbel zelfs het meest eenvoudige betreffen. We lazen vanmorgen uit de zgn. ‘Heiligheidswet’ uit Leviticus 19. Het citaat in onze tekst komt ook daar vandaan. Sterker nog: daar begint die ‘Heiligheidswet’ mee: ‘Wees heilig, want ik, de HEER, jullie God, ben heilig.’ En wat is dan het eerste wat genoemd wordt, m.a.w.: waar blijkt dat heilig zijn, die heiligheid? Toon ontzag voor je moeder en je vader. Dus de respectvolle omgang met je ouders – hoe gewoon, hoe alledaags wil je het hebben?! – het is een uiting van die heiligheid.
En wat verderop blijkt daar dat niet alles oprapen van de graanoogst, maar ook wat laten liggen voor de behoeftigen, ook een uiting te zijn van ‘wees heilig’. Wat blijft liggen, is geheiligd, d.w.z. afgezonderd voor de dienst aan God, die ook de dienst aan de armen is.
Dingen die je zo laat liggen, zijn je heilig. Zo waren er vroeger genoeg arme mensen die een paar centen afzonderden om die ’s zondags in de collecte te doen. Ze spaarden het uit hun mond om het ter beschikking te stellen aan God en de naaste. Dat was een heilige zaak.

Gemeente, zo zijn we eigenlijk bij de grondbetekenis van heilig: afgezonderd, apart gelegd, apart gezet om zo ten dienste te zijn van de ander. Het Hebreeuwse woord voor ‘heilig’ betekent dat ook letterlijk: ‘afgezonderd, apart gezet’.
Dat geldt allereerst voor de Here God zelf. Zo stelt Hij zich voor: ‘Ik de HEER, uw God, ben heilig.’ Hij is dé Heilige: volstrekt afgezonderd van het kwade, volmaakt goed, zo rein. Maar het bijzondere is dat God dat niet voor zichzelf houdt – om het maar zo te zeggen – maar dit wil delen, ons daarin wil laten delen: ‘wees heilig, want Ik ben heilig.’ Zijn heiligheid wil z’n weerglans hebben op ons: ‘wees heilig.’
‘Maar dominee, hoe kan ik nou heilig zijn? Zo’n tekst klinkt als een onhaalbaar ideaal. Zeker als ik hoor hoe God heilig is: zo volstrekt anders, zo volmaakt, zo puur. Dat ben ik niet. En ik zal het ook niet worden. Ik voel me hier alleen maar heel klein bij.’
En toch staat het er. Maar vergeet niet hóe het er staat. Onze tekst begint en eindigt letterlijk met Gods heiligheid. Helaas is dat niet goed meer te zien in de NBV en daarom hebben we vanmorgen ook de letterlijker Naardense Bijbel gelezen. Daar kun je goed zien dat het in vers 15 begint met God: ‘Zoals Hij die u roept, heilig is’ en dat het ook weer in vers 16 eindigt met Hem: ‘omdat Ik heilig ben.’ Daartussen geklemd wordt dan twee keer gezegd dat wij heilig moeten zijn: ‘wordt zo ook zelf heilig in heel uw wandel’ en ‘heiligen zult gij zijn.’
Dus in de opbouw van onze tekst is dus al te zien dat onze heiligheid omkranst wordt door Gods heiligheid. Die is de dragende grond, de oorsprong, het doel. Anders gezegd: de heiliging begint van bovenaf en wordt daar helemaal door gedragen. Dat hadden we trouwens al gehoord helemaal aan het begin van de brief, waar van het adres, de lezers dus, wij dus ook, gezegd wordt: geheiligd door de Geest. Je wórdt geheiligd. Het is dus een geschenk.
Je zou kunnen denken: dat ik vergeven word, dat ik gerechtvaardigd word, dat is natuurlijk 100 % genade, maar vervolgens moet ik wel zelf aan de slag: in de heiliging, in het doen van heilige daden, in het echt anders zijn. Maar daar word je doodmoe van, gemeente. Dan schiet je zo in de kramp. Dan val je jezelf alleen maar tegen. Kohlbrügge zei het al heel beeldend: ‘Je komt met je heiligheidskrukken de berg Sinaï niet op.’ Nee, je rolt telkens onherroepelijk naar beneden, als je het zelf moet gaan doen. Maar weet je wat nu het bevrijdende is: ook de heiliging is genade, gemeente! We wórden geheiligd. Door de Heilige Geest. Vanuit God dus. Het begint en het eindigt bij Hem. Hij is de Heilige en Hij wil met ons delen. Wij mogen het ontvangen. Met lege, open handen.

Daarom gaat het ook in het direct volgende vers, vers 17 over het gebed: ‘Wanneer u Hem als de Vader aanroept…’ Heiliging heeft alles met het gebed te maken. Over afgezonderd worden gesproken. Bidden is je afzonderen, is je helemaal richten op God, Hem aanroepen, om juist zo Hem ten dienste te kunnen zijn, en de ander. Als je bidt, stel je je beschikbaar, voor dé Ander met een hoofdletter en voor de ander als naaste. Maar dat begint door eerst je af te zonderen in het gebed, door Hem zo onder ogen te komen, de Heilige, en zo je handen op te houden, opdat Hij door jou heenwerkt, zijn heiligheid van je afstraalt.
Niemand anders dan Jezus zelf heeft ons dat voorgedaan. Je leest zo vaak in het Evangelie dat Jezus de eenzaamheid opzocht om te bidden, om te spreken met zijn hemelse Vader. Die heiliging, die afzondering, had Hij nodig om er zo voor de mensen te kunnen zijn. Prachtig zie je dat ook in dat Hogepriesterlijke Gebed, waar we de dienst mee begonnen, waar Jezus bidt: ‘Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.’
Jezus legde niet iets apart. Nee, Hij gaf daarin alles. Hij gaf zichzelf. Om ons daardoor te heiligen, te reinigen, tot ons doel te laten komen. Bij de heiliging hoort ook dat we dat elke keer weer beseffen, vers 18: ‘wetend dat je niet door vergankelijke dingen van zilver of goud bent losgekocht (…), maar door kostbaar bloed.’ ‘Losgekocht’, dat klinkt naar een slaaf die vrijgekocht wordt. Zo kun je slaaf geworden zijn, helemaal vastzitten aan oude patronen, aan dat wat je bindt, waar je zelf niet meer van loskomt. Maar er is er Eén gekomen die je losgekocht heeft. Niet met zilver of goud. Nee, die losprijs is niet in geld uit te drukken. Geld is aan inflatie onderhevig. Geld hoort bij de harde koude business. Nee, de losprijs is persoonlijk, is levend, is warm. Je bent betaald met kostbaar bloed, oftewel het mooiste, meest kostbare leven dat hier ooit op aarde geweest is: dat van Jezus Christus zelf. Die prijs heeft Hij voor jou en mij betaald. Zoveel is je vrijheid waard.
Als je dat beseft, als je daarvan doordrongen bent, dan wil je toch ook heilig zijn, dan wil je toch voor deze Heer leven en er voor een ander zijn?! En weet je waar je dat extra mag beseffen, waar je daar op een bijzondere wijze van doordrongen wordt? Bij het avondmaal. Volgende week mag hier de tafel weer gereed staan. Daar klinken ook die geweldige woorden, voordat de beker met wijn rondgaat: ‘De beker der dankzegging is de gemeenschap met het bloed van Christus. Neem, drinkt allen daaruit, gedenkt en gelooft dat het kostbaar bloed van onze Here Jezus Christus is vergoten tot een volkomen verzoening van al onze zonden.’ Weer dat ‘kostbare bloed’. Daar raak ik nooit aan gewend. Elke keer als ik die woorden uitspreek, gaat er een soort siddering door mij heen: zo hoog is de prijs die Hij voor ons wilde betalen. Zo duur zijn wij gekocht. Zo kostbaar is de verzoening en heiliging.
Ja, niet voor niets heet het ook Heilig Avondmaal. Je wordt apart genomen. Je komt uit je bank en je loopt naar voren. Naar die tafel hier. Samen met anderen. Zo dicht bij Hem. Je mag proeven wat zijn liefde kost. Je mag ontvangen wat zijn genade vermag: volkomen verzoening. En je mag ontdekken wie je in Hem bent: geheiligd. En dat zal ook niet zonder consequenties blijven, om ook te worden wie je in Hem bent: heilig. Om in dat geheiligde leven verder te gaan. In ‘vreze’ schrijft Petrus. Dat is geen angst, maar een diep ontzag, een heilige eerbied, een stil vertrouwen.

Of zoals Petrus schrijft: met geloof en hoop gericht op God. Daar zijn ze weer. Ook in het vorige gedeelte kwamen ze al aan de orde, samen met de liefde. Ik gebruikte toen het voorbeeld van professor Versteeg m.b.t. deze onlosmakelijke drie-eenheid: geloof, hoop en liefde als een plant. Daarbij is het geloof de wortels, de hoop de stengel en de liefde de bloem. Geloof en hoop richten zich op God. Het geloof is geworteld in Hem, haalt al z’n voedingsstoffen uit wie God is en wat Hij ons schenkt, ook z’n heiligheid dus. De hoop is daaraan verbonden en die ziet uit naar die geweldige erfenis, of zoals het in vers 13 staat: ‘de genade die u wordt gebracht in de openbaring van Jezus Christus.’ Als Hij Heer over alles en iedereen zal zijn, die nieuwe wereld, waarop gerechtigheid en vrede zullen heersen, zonder dat iets of iemand dat zal verstoren. Daarop ‘volkomen hopen’, houdt Petrus ons voor. Letterlijk schrijft hij ‘ten einde toe.’ Dus niet opgeven. Volhouden. Het daarvan blijven verwachten. Iedere dag. Die genade is er namelijk, voorproefjes van dat Koninkrijk. Sterker nog: die genade wordt je gebracht, komt dus naar je toe. Het is dus je armen openen en het ontvangen. Ook volgende week aan zijn tafel…
Heilig leven is dus leven in hoop. Ik las ergens: ‘Christelijke hoop is de omlijsting van een heilig leven. Door alle hoop te vestigen op de genade wordt een nieuwe manier van leven mogelijk.’
Waar blijkt dat dan vooral uit? Uit de bloem die daaruit voortkomt. De bloem uit de wortels van het geloof en de stengel van de hoop: de liefde is dat, vers 22: ‘Nu ge in de gehoorzaamheid aan de waarheid uw zielen hebt geheiligd tot ongeveinsde (dat is eerlijke) broeder- en zusterliefde, zult ge elkaar ook van harte en innig liefhebben.’
Dat is iets anders dan elkaar een beetje lief vinden of lief doen. Nee, liefhébben. Dat is een werkwoord. Dat is geven. Dat kan het karakter van een offer krijgen, van zelfverloochening. ‘Elkaar liefhebben’. Daar wordt verder geen restrictie gemaakt. Dus niet alleen degenen die je mag, die je toch al aardig vindt. Nee, ook degenen die je absoluut niet liggen. Waar je moeite mee hebt. Ook hier blijkt dat de heiliging alleen kan, als we ons ook daarin richten op God, op zijn heilige liefde, hoe Christus ons onvoorwaardelijk liefheeft. Dat mag ons de weg wijzen, daarin mogen we gaan.
In het prachtige boek Woestijnvaders, inspiratie voor nu vond ik een aantal regels – beter: wegwijzers – van ene Vader Jozef uit Thmuis:

  • Geef de onderlinge liefde de hoogste prioriteit
  • Geef niet teveel aandacht aan wat je zelf wilt en denk niet dat je iets beter weet dan de ander.
  • Wees ervan overtuigd dat niets waardevoller is dan liefde en vrede.
  • Sta niet toe dat boosheid de overhand krijgt.
  • Doe je best om irritatie, die je bij de ander hebt opgewekt, weg te nemen.
  • Leef alsof het de laatste dag is, want dat plaatst alle ergernissen en kribbigheid in een ander perspectief.

Zulke regels of wegwijzers zijn een prachtige concretisering van het liefhebben van de ander. Het bijzondere is dat die woestijnvaders uit de eerste eeuwen na Christus nog steeds zovelen aanspreken. Waarom? Omdat het volgens mij te maken heeft met het geheim van de heiligheid: afgezonderd worden, in de woestijn, buiten de bewoonde en beschermde wereld, en tegelijk zochten zoveel mensen hen op en vonden zo weer openingen in hun vastgelopen levens en inspiratie om God te dienen. Tot op de dag van vandaag. Juist in onze hectische en overvolle levens kan hun wijsheid ons diep raken en verder helpen.
Er is blijkbaar een wonderlijk verband tussen afzondering en dienstbaar zijn. Je hebt afstand nodig om iemand in nood nabij te kunnen zijn. Gunning zei het al: om deze wereld te kunnen dienen is het nodig eerst niet meer tot haar te behoren.
Begrijp me goed, gemeente. We hoeven de woestijn niet in, of in het klooster te gaan. Maar we hebben wel die afzondering nodig. Dat is heiliging. De afzondering van het gebed, van het lezen van de Bijbel, die aparte dag van de zondag, de afzondering van de kerkdienst, van het Heilig Avondmaal, om daar te ontdekken wat God met ons voorheeft. Of zoals iemand zei: ‘Je dient een ander het meest door wat je in stilte hebt gehoord en ontvangen. De dienst van het offer gebeurt in een heiligdom en niet voor de camera’s.

Nogmaals: daarover hoeven we ook niet te verheven te denken. Ds. Andries Zoutendijk vertelt in dit verband over een ouder echtpaar. Ze waren uit hun ruime woning verhuisd naar een aanleunflat. Toen de predikant op bezoek kwam, zag hij tot zijn verbazing de witte linnenkast in de huiskamer staan. Dat kon niet anders, zei het echtpaar. Hij had wel in het kleine bijkamertje kunnen staan, maar dan had daar geen bed meer kunnen staan. En dat bed moest daar zijn; dan konden ze i.i.g. een logé ontvangen. Vandaar de linnenkast in de woonkamer.
Het bleef even stil. ‘Misschien wilt u ook nog de echte reden horen.’ Het bed bleek er te staan voor hun kleinzoon, een begaafde maar onaangepaste jongen, die geen raad weet met structuren. ‘Hij gebruikt, maar we willen niet dat hij gaat stelen.’ Dus werd het kamertje vrijgehouden, daar komt niemand tussen. De kleinzoon weet, dat hij hier terecht kan.
En dan schrijft Zoutendijk zo mooi: ‘Die plek, ze wisten het zelf niet, is heilig.’ Ik hoop dat u en jij ook zulke heilige plekken heeft, middenin het leven. Vanuit die plek in het hart van de Heilige zelf. Zulke heiligheid is er alleen, omdat Hij heilig is. Daarom: lof zij U, Heilige Vader, Zoon en Geest! Amen

zingen   Gezang 481

lezen gedeelte uit avondmaalsformulier van Calvijn

zingen  Psalm 32:3

gedenken van overleden gemeentelid

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

zingen   Gezang 457:3,4

zegen