welkom en mededelingen 

zingen           Lied 967:1,4 ‘Zonne der gerechtigheid’ 

stil gebed

votum en groet 

aanvangstekst        ‘Draagt elkaars lasten, zo brengt u de wet van Christus tot vervulling.’ (Galaten 6:2)

zingen           Psalm 84a ‘Wat hou ik van uw huis’

lezing gebod           Romeinen 12:1-8 

zingen (met combo)                     Hemelhoog 402 ‘U maakt ons één’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment 

Dit keer heb ik een verhaal meegenomen uit het prachtige boek Dát bedoel ik, zei de zalm van Joke van Leeuwen.


Dat boek bestaat eigenlijk uit allemaal verhalen die in elkaar overlopen, als een ketting rijgen de verhalen zich aan elkaar. Dit keer gaat het over de vlieg en de diamant. Luister maar.

Jullie zullen straks in de kindernevendienst over een man horen, die veel mensen eigenlijk net zo irritant en vies vonden als een vlieg. Ze waren net zo hard over hem, als de diamant over de vlieg. Ik bedoel Zacheüs. Maar Jezus zag hem, en joeg hem niet weg, maar zocht hem op. En dan gaat er van alles gebeuren. Dat verhaal ga ik niet verder vertellen, maar we gaan er wel over zingen. Met het lied ‘Er is geen plaats’.

zingen (kinderlied, met combo)            Hemelhoog 102 ‘Er is geen plaats’

schriftlezing 1 Exodus 18:1-12

zingen          Psalm 111:5 ‘Zijn volk heeft Hij voorgoed bevrijd’

schriftlezing 2        Exodus 18:13-27

zingen          Psalm 111:6 ‘Van alle wijsheid het begin’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Graag begin ik met een oude afbeelding van Mozes en zijn schoonvader Jetro.

Mozes is rechts te zien. Hij staat met zijn onafscheidelijke staf, de staf die ook instrument was geweest bij menig wonder. En op zijn hoofd zien we de hoorns, zoals we die in de kunst vaak bij hem zien. Die hoorns berusten trouwens op een vertaalfout in de Vulgata, de Latijnse vertaling van de Bijbel. Als Mozes God gesproken heeft op de berg Sinaï, staat er dat zijn aangezicht straalde. Alleen heeft de Vulgata dat woord ‘straal’ vertaald met ‘hoorn’ (het is in het Hebreeuws ook dezelfde stam). Sindsdien zien we Mozes vaak in de beeldende kunst met hoorns op zijn hoofd. Hoewel ze hier toch ook wel wat op bliksemstralen lijken. Terwijl dit trouwens wel een episode betreft, voordat hij de berg op ging, want dat gebeurt pas na Exodus 18…
Maar goed, links zien we Jetro. Hij is eenvoudiger afgebeeld. Het opvallendst is zijn houding. Hij wijst. En dat past eigenlijk heel goed bij de aanwijzingen, de adviezen, die hij Mozes geeft.

Nadat Jetro is aangekomen bij zijn schoonzoon, ze een bijzonder gesprek hebben gehad – daarover straks meer – ze hebben geofferd en ook samen de offermaaltijd voor Gods aangezicht hebben gebruikt, daarna observeert Jetro eens goed de dagelijkse werkzaamheden van Mozes, de leider van het volk. En hij schrikt: Mozes heeft het gigantisch druk met het rechtspreken: het aanhoren van de geschillen die er zijn tussen mensen, en vervolgens daarin rechtspreken, en Gods richtlijnen geven. Hij is er de hele dag mee bezig, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Mozes dreigt er aan onderdoor te gaan. Nu zouden we zeggen: burn-out. Maar ook het volk dreigt eronder te bezwijken: ‘Er zijn nog vele wachtenden voor u…’
Vervolgens komt Jetro met een advies. Als een consultant avant la lettre heeft hij alles geobserveerd en geanalyseerd. Hij brengt dat trouwens naar Mozes toe heel fijnzinnig onder worden. Hij vermijdt de term ‘slecht’, maar legt uit wat dit allemaal doet met Mozes en het volk. Ze dreigen hieronder te bezwijken. Letterlijk staat er een woord dat ook gebruikt wordt voor het verwelken van bladeren. Mozes raakt op, leeg, bekaf.

Het advies van Jetro is dat Mozes zich gaat beperken tot zijn kerntaak, beter: tot zijn roeping: om het volk bij God te vertegenwoordigen, en God bij het volk. Als een echte middelaar tussen God en de mensen. Hij moet de Thora van God leren aan het volk, Gods richtlijnen doorgeven. Voor alles wat dan blijft liggen moeten onder het volk vervolgens vertegenwoordigers gezocht en aangesteld worden. En dan getrapt zeg maar: vertegenwoordigers voor respectievelijk 10 personen, 50,  100 en 1000. Heeft iemand een conflict of geschil dan gaat hij eerst naar de vertegenwoordiger voor 10. Deze zal rechtspreken. Maar is het te ingewikkeld dan schuif je door naar de vertegenwoordiger voor 50, enz. Alleen de ingewikkeldste zaken, waar ook de vertegenwoordigers voor 1000 mensen niet uitkomen, zijn dan voor Mozes. Dit alles scheelt enorm veel werkdruk voor Mozes en het volk is veel sneller aan de beurt. Bovendien kan Mozes zich weer richten op waar hij voor geroepen is.

Aldus de conclusies en aanbevelingen van het consult van Jetro, Mozes’ schoonvader. Het klinkt niet zo sensationeel misschien, eerder logisch. Maar vergis je niet: hier wordt een heel volk gereorganiseerd.
Ja, maar wat heeft dat met het geloof te maken dan? Nou, hier vinden we een voorbeeld van wijsheid. En dat heeft alles met het leven van een gelovige te maken. Geloof richt zich namelijk op het leven, het leven van alledag. Vandaar de richtlijnen in de Thora, de wijsheid van Spreuken en de vermaningen uit de brieven. Daar gaat het allemaal om dit leven, het omgaan met elkaar, met ons eigen leven, met de schepping, met onszelf, met onze mogelijkheden én onmogelijkheden. Zonder zulke praktische wijsheid blijft het geloof in de lucht zweven.

Bijzonder is wel dat deze wijsheid hier aangereikt wordt door iemand van buiten Israël. Jetro komt namelijk uit Midjan. Hij is daar zelfs priester. En dan niet van de God van Israël. Waarom moet nu uitgerekend iemand van buiten het volk, een heiden, Mozes en het volk adviseren? Is dat niet vreemd?
Ja, dat is vreemd, maar ook heel mooi. De Here God gebruikt blijkbaar ook buitenstaanders om zijn volk te leiden en te leren. Dat past toch eigenlijk ook helemaal bij onze God, gemeente? Hij is de God van alles en iedereen. Laten we nooit te gering van Hem denken. Hij is de Schepper van heel deze werkelijkheid. Dan zal de wijsheid die Hij daarin geschonken heeft toch niet beperkt zijn tot Israël, tot de kerk, tot ons?

Leert deze ontmoeting van Mozes met Jetro ons daarom niet om met open ogen en open oren in deze wereld te staan? Ook naar wat anderen buiten onze kerkelijke en christelijke bubble zeggen. Ook als daar juist de vinger wordt gelegd bij wat er bij ons niet goed gaat. Zoals de heiden Jetro zo fijnzinnig en wijs doet bij Mozes en het volk.
Ik zie u denken: zeker zijn er ook anti-goddelijke machten in deze wereld. En is er helaas genoeg wat ons van het geloof af wil leiden. Waakzaam en alert zijn blijft geboden. Maar we moeten ook uitkijken voor karikaturen en stigmatiseringen. Zo van: ‘De wetenschap is tegen het geloof’ of ‘De mensen zijn tegenwoordig egoïstisch.’ Ja, dat kan zeker wel eens zo zijn, maar laten we ook opmerkzaam blijven op wat wel goed is en goed doet: de bewogenheid van die niet-christelijke dokter, de drive van die ene politicus, de behulpzaamheid van die buren, de spiegel die literatuur, films en documentaires onze maatschappij, maar ook ons eigen leven, voorhouden. Enz., enz. Daarom las ik ook dat verhaal van Joke van Leeuwen voor bij het kindermoment: daar zit zoveel wijsheid in, en is tegelijk ook zo vol humor: echte gein, genadig en vol zelfspot. Wijsheid dus, die Mozes en Israël ook ontdekten bij Jetro.
Juist in een open houding, kan er vervolgens ook ruimte komen om iets te delen van ons geloof.

Dat gebeurt ook in het eerste deel van ons tekstgedeelte, als Jetro en Mozes samen in diens tent zitten. Mozes vertelt over Gods grote daden, hoe Hij Israël bevrijdde uit het verschrikkelijke slavenbestaan in Egypte. Hoe Hij, ondanks alle moeiten tijdens de uittocht en de woestijntocht, voor hen gezorgd had.
Als Jetro dat hoort, is hij oprecht blij. Meer dan dat. Hij prijst God. En in die zin vind ik die oude afbeelding ook zo treffend. Jetro wijst omhoog. Het past prachtig bij die lofprijzing uit vers 10: ‘Geprezen zij de HEER, dat Hij jullie uit de macht van de Egyptenaren heeft bevrijd (…) Nu zie ik in dat de HEER machtiger is dan alle andere goden.’
Jetro gebruikt daarbij Gods eigen naam, zijn roepnaam: HEER, met allemaal hoofdletters. Die wonderlijke naam die Gods heiligheid en uniciteit uitdrukt: ‘Ik ben die Ik ben’, maar ook zijn nabijheid: ‘Ik ben erbij.’

Hoe bijzonder: een heiden gebruikt deze Godsnaam, nadat hij Mozes over Hem heeft horen getuigen. Jetro prijst God niet alleen, maar erkent Hem ook: ‘Nu zie ik in dat Hij machtiger is dan alle andere goden.’ Dit is geloofstaal, die helemaal aansluit bij die van de Psalmen, bij Paulus, bij het geloof in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
En godzijdank gebeurt dat nog steeds: mensen van buiten, die onder de indruk raken van de Here God, die Hem erkennen en niet zonder Hem meer kunnen. Of dat nu gebeurt door God zelf, of door iemands getuigenis, of door iemands daden, van onvoorwaardelijke liefde en trouw.

Dat is toch ook het aansprekende van dit verhaal: de wederzijdsheid. Jetro die naar Mozes luistert, openstaat voor diens getuigenis, voor de God van Israël ten diepste, de HEER. En Mozes die op zijn beurt openstaat voor de wijsheid van Jetro, ook als deze kritisch is, maar tegelijk ook een uitweg, een remedie, wijst.
Het is de remedie van de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Tot nu toe kwam het eigenlijk op één persoon aan: Mozes. En die dreigt er op die manier aan onderdoor te gaan. Je kunt echt niet voor 100% beschikbaar zijn. Ook niet als je Mozes bent.. En zelfs Jezus nam ook de tijd om zich terug te trekken in de stilte, om het contact met zijn hemelse Vader te zoeken, om zich te laten vullen met Zijn Geest, om te ontvangen om vervolgens weer te kunnen geven. Zou het bij ons anders zijn? Nee toch!

Voor 100% altijd beschikbaar zijn, alleen maar geven, er continue voor anderen zijn, put je uit, brandt je op. Het hoeft ook helemaal niet. Je bent toch niet de enige. Alsof het alleen van jou afhangt. Jetro zegt het raak in vers 22, als het gaat over die vertegenwoordigers die gezocht en aangesteld moeten worden: ‘Zij zullen jouw last, Mozes, verlichten door die samen met jou te dragen.’

Gemeente, ik trek dit door naar vandaag de dag. Naar hier en nu. Naar onze situatie, die van onze gemeente. Nee, ik ben Mozes niet, hoewel hij wel ‘van de Berg’ kwam. (Grapje).
Maar serieus: ook in onze gemeente dreigen de lasten op steeds minder schouders terecht te komen. Ik doel dan met name op de kerkenraad: de ouderlingen die het pastoraat verzorgen, de diakenen die omzien naar de nood in de gemeente en daarbuiten. Die taken, die ambten, zijn heel belangrijk om gemeente te zijn. Ik vergeleek het ooit eens met het skelet in het lichaam, het houdt het lichaam bij elkaar. Zo zijn de ambten bedoeld, om de kerk body te geven, modern gezegd. Maar intussen hebben we heel veel vacatures in de kerkenraad. En ondanks vele gesprekken zijn die vacatures nog niet vervuld. Eigenlijk hebben we voornamelijk ‘nee’ gehoord op de vraag, op de roeping om ambtsdrager te worden. Hoe kan dat?

Gemeente zijn is toch samen verantwoordelijkheid dragen? Om het niet te laten aankomen op een steeds kleiner wordende groep? Je komt toch niet alleen naar de kerk om te ontvangen, maar ook om te geven? Ook te geven van je tijd, je talenten, je liefde voor God en de mensen? En als je dan geroepen wordt, door de gemeente, en door God (want zo geloven we dat toch!)?

‘Dat is mooi, dominee Kees. Dat zal waar zijn. Maar als ik dan kijk naar dat tekstgedeelte, dan zie ik dat er mannen – laten we voor nu zeggen: mensen – gezocht worden (vers 21) die doortastend zijn, vroom, betrouwbaar en zich niet laten omkopen. Nou, dat laatste zal bij mij niet gebeuren. Maar verder vind ik het nogal hoog gegrepen dit profiel zeg maar. Daar kan ik toch niet aan voldoen?’

Het betreft hier echt geen alleskunners. Dat hoefde Mozes ook niet te zijn. Daar was hij juist achter gekomen, door het wijze inzicht en advies van zijn schoonvader Jetro. Hij moest zich gaan richten op zijn kerntaak, op zijn eigenlijke roeping. En samen met anderen mocht hij het volk dienen en leiden.
Die spreiding zit toch ook in het ambt? Een ouderling doet wat anders dan een diaken en een kerkrentmeester. Niemand hoeft dus een alleskunner te zijn. We hebben elkaar nodig. We vullen elkaar aan. En daarbij gaat het om de gerichtheid. Wat is je intentie? Hoe wil je God dienen? Het ambt bekleden? En dan blijken die eigenschappen bij die gezochte en aangestelde mannen uit ons tekstgedeelte ook van toepassing te zijn op het ambt.
Ten eerste doortastend. Dat wil zeggen: je niet laten regeren door angst, maar ergens voor staan en dat ook uitstralen. Ten tweede ‘vroom’. Letterlijk staat er ‘Godvrezend’. Oftewel: God op de eerste plaats stellen. Het gaat immers om Hem, om zijn gemeente, om zijn bedoelingen. ‘Betrouwbaar’ wordt als derde genoemd. ‘Mensen van waarheid’ staat er letterlijk. Oftewel eerlijk zijn, transparant, integer. Ze moeten op je aankunnen. En tenslotte: je niet laten omkopen. Dat was natuurlijk bij mensen die moesten rechtspreken wel een ding: die moesten niet rijke mensen naar de mond gaan spreken of steekpenningen aannemen. Zulke financiële verleidingen zijn misschien in de kerk minder aanwezig – hoewel, daar gaat het toch ook nog wel eens mis – maar het is ook breder: het is niet je eigen belang voorop stellen, ook niet van een groep die je meent te moeten vertegenwoordigen. Nee, je bent er voor God, je bent er voor de hele gemeente, waar iedereen gehoord en gezien wordt. Als het goed is.

Deze eigenschappen zijn ten diepste nodig voor iedere christen, voor ieder gemeentelid. Ja, er is ook zoiets als het algemene ambt van de gelovigen. Een christen, zegt de Catechismus zo treffend, hoort bij Christus, en lijkt zodanig ook een beetje op Hem, heeft dus ook iets priesterlijks, profetisch en koninklijks. Oftewel is doortastend, vreest God, is betrouwbaar en stelt niet z’n eigen belang voorop. In die zin is dit een spiegel, voor ons allemaal. Lijken we hierop?

Ik hoop van ganser harte, gemeente, dat dit verhaal van vanmorgen, over die gedeelde verantwoordelijkheid, van samen de lasten dragen, dat dit oudtestamentische spiegelverhaal u niet afschrikt, maar juist uitnodigt om mee te doen, om met elkaar de lasten te dragen. Dan zullen we ook merken dat het godzijdank niet alleen maar lasten zijn, maar ook zegeningen. Dat het een vreugde is om de HEER te dienen. Ook als ambtsdrager. Dat je de roeping daartoe serieus neemt. En daarover in gesprek wilt gaan. Omdat het ten diepste om de HEER gaat, de God van Israël, de Vader van Jezus Christus, onze Heer, en zijn lichaam, de gemeente. Want:

Velen mogen dienen
als onze Heer,
Hij wast onze voeten,
velen mogen dienen
als onze Heer,
wij zijn één in Christus.

Leden zijn er vele,
één is zijn kerk,
wij zijn Christus’ lichaam,
leden zijn er vele,
één is zijn kerk,
wij zijn één in Christus.

Amen

zingen          Lied 970:1,4,5 ‘Vlammen zijn er vele’

gedenken overleden gemeentelid

voorbereiding avondmaal

dankgebed en voorbeden         

inzameling van de gaven

zingen    Lied 967:5,6,7

zegen