orgelspel     

welkom en mededelingen 

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst         ‘Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard.’ (Romeinen 15:7)

zingen           Psalm 87:1,4

gebed om de verlichting met de Heilige Geest 

kinderen naar de kindernevendienst

schriftlezing                        Jakobus 2:1-4 

tekstlezing    ‘Broeders en zusters, het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke Heer, staat niet toe dat u mensen op hun uiterlijk beoordeelt.’ (Jakobus 2:1)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Vanmorgen neemt Jakobus ons mee naar de kerk. Het is pre-Corona. Of moet ik zeggen: post-corona? Hoe dan ook, de kerkzaal is al goed vol. En op een gegeven moment komt er een mijnheer de kerk binnen. Mijnheer Goudvinger is zijn naam. En die naam doet hij eer aan, want aan z’n vinger prijkt een schitterende gouden ring. Een mooi en strak kostuum heeft hij aan. Fijn gesneden. Echt een maatpak. Licht gebruind, goed gekapt en een heerlijke, niet te opvallende geur komt achter hem aan: kenners ruiken het: is dat niet de nieuwste van Calvijn de Kleine? Kortom: hij ziet er goed verzorgd uit. ‘Net gezicht’, zou m’n moeder zeggen, maar tegelijk heeft-ie ook een open en vriendelijke uitstraling.
Via de andere kant komt er op datzelfde moment een andere man binnen. Laten we hem mijnheer Armoetroef noemen. Hij ziet er slonzig uit. Zijn haar is vast al weken niet gewassen. Het hangt in vette slierten langs zijn gezicht, dat er opgeblazen uitziet. Zou hij soms drinken? Zijn jas zit onder de vlekken. Dat zie je op meters afstand al en trouwens, je ruikt hem daar vandaan ook. Nee, geen Calvin Klein, maar… Ach, dat laat zich wel raden.
De kerk is eigenlijk al helemaal vol, maar verschillende handen gaan de lucht in en wenken naar mijnheer Goudvinger: ‘Hier is nog plaats hoor, wij schuiven wel even op.’ En als hij zit is een ander al onderweg om een Liedboek te halen. En de buren in de bank beginnen al een belangstellend praatje.
En mijnheer Armoetroef? Ach, die staat nog achterin. Niemand die naar hem wenkt. Niemand die voor hem opschuift. En als hij dan uiteindelijk ergens neer is gezakt, achterin, op een hoekje, dat al snel groter wordt, omdat het echtpaar dat normaal een meter tussenruimte kent, nu opeens bij elkaar op schoot zit, begint niemand een praatje met hem. Nee, er wordt wel gesmoesd en gewezen: ‘Toch geen zwerver of verslaafde hè?! Straks zitten er hier volgende week tien!’

Zou zoiets in de Pauluskerk kunnen gebeuren? Zou zoiets ons kunnen overkomen? Ach, laten we maar eerlijk zijn: hoe snel beoordelen wij mensen op hun uiterlijk. Hoe snel maken wij onderscheid, tussen mensen die we belangrijk, interessant en boeiend vinden en mensen die we liever op afstand houden, waar we onze neus voor ophalen, die we links laten liggen.
Maar het kan ook anders. Het moet anders, schrijft Jakobus in onze tekst: ‘Het geloof in Jezus Christus, onze glorierijke Heer, staat niet toe dat u mensen op hun uiterlijk beoordeelt.’ Of zoals het in de Statenvertaling staat: ‘heb dat geloof zonder aanzien des persoons.’ Ons geloof moet daarvan gezuiverd worden en blijven, van iemand beoordelen en voortrekken ten koste van anderen: alleen maar vanwege z’n aanzien. Hoe hij of zij er uitziet. Wat de status is. Het inkomen. Nee, dat past niet bij het geloof in de Here Jezus. Dat vloekt daarmee. Want Hij is de ‘glorierijke Heer’, zegt Jakobus. Hij is de Koning. En wij zijn Zijn onderdanen. Niet minder, maar ook niet meer. Niemand van ons. Allemaal zijn we gelijkwaardig. Allen zijn we gelijk voor Hem: mensenkinderen, en zondaren, die zonder Zijn genade niet kunnen. En als dat nu ook ergens blijkt, dan is dat bij het Avondmaal. Waar we juist heengaan, omdat we zelf van die zwakke, zondige mensjes zijn. Waar we heengaan om onze lege harten door Hem te laten vullen. Waar blijkt hoe afhankelijk we zijn van Hem. Allemaal, niemand uitgezonderd. Ja, daarom zou die avondmaalstafel eigenlijk rond moeten zijn. Aan een ronde tafel kan namelijk niemand aan het hoofd zitten. En zo is het ook in de gemeente, tussen ons mensen. Allemaal zijn we gelijkwaardig. Zondaren, maar in Hem rechtvaardig, geheiligd, Zijn onderdanen.

Kunnen we zo naar mensen zien? Ook mensen die er anders uitzien, anders ruiken, anders doen? Kunnen we kijken met de ogen van Jezus? Door de buitenkant heenzien? Over dat laatste kwam ik ooit een mooi voorbeeld tegen. Het is een scene uit de film Ironweed met Jack Nicholson en Meryl Streep. In deze scene stuiten de twee hoofdpersonen op een eskimovrouw, die in de sneeuw ligt, vermoedelijk dronken. Eigenlijk moet ik zeggen: een Inuit-vrouw. Want ‘eskimo’ is net als het woord ‘neger’ stereotiep en discriminerend. Maar goed, zelf ook beneveld praten Nicholson en Streep erover wat ze met haar aan moeten.

‘Is ze dronken of een arme schooier?’ vraagt Nicholson.
‘Gewoon een schooier. Heel haar leven geweest.’
‘En daarvoor?’
‘Toen was ze hoer in Alaska.’
‘Ze is niet haar leven lang hoer geweest. Daarvoor?’
‘Weet ik veel. Gewoon een kind, denk ik.’
‘Nou een klein kind is toch iets. Dat is geen schooier en geen hoer. Het is iets. Laten we haar naar binnen brengen.’

Kijk, wij mensen kijken vaak niet verder dan de buitenkant, in dit geval de schooier, de prostituee. Of in andere gevallen: de crimineel, de verslaafde, de asociaal, de vreemdeling, de vluchteling. Of die irritanteling, die chagrijn, die botterik. Of die moderne, die ouderwetse. Maar dat zijn allemaal etiketten, dat is allemaal buitenkant. Maar Jezus wil ons ons verder leren kijken, met de bril van de liefde. En dan zie je dwars door die buitenkant heen een ‘kind’, een mensenkind, iemand die naar het beeld van God geschapen is, hoe vormeloos misschien dat beeld intussen ook geworden is. Dan zie je iemand die net zo hard onvoorwaardelijke liefde en bewogenheid nodig heeft als jijzelf.
Ja, en als je dat beseft, als je dat ook proeft en ervaart bij het Avondmaal, hoe zeer Christus jou aanvaardt. En hoe hoog de prijs daarvoor was: z’n eigen lichaam en bloed. Als je die aanvaarding verwonderd laat welgevallen, dan kun je toch ook de ander aanvaarden?! Ongeacht wie hij of zij is, qua status, qua achtergrond, qua voorkomen, qua kleur, qua geaardheid, enz. enz.
Dat moet je leren, keer op keer. Dat mag je hier ook leren. Leren om te aanvaarden, om lief te hebben, om te geloven zonder aanzien des persoons. Leren om te ander te zien en te herkennen in Hem die ons één maakt.

Ja,

Dan krijgen we elkaar lief
als de bladeren van een boom,
de aderen van een stroom,
de letters van een brief.

Wij heten dezelfde naam,
wij nemen dezelfde loop
langs groene oevers van hoop,
wij hebben dezelfde stam.

De Vader heeft ons geplant
en de Zoon plant ons voort,
de Heilige Geest legt het woord
van God in onze hand.

Amen.

meditatief orgelspel   

collectemoment

zingen           Gezang 364

lezing avondmaalformulier  

gebed

zingen           Gezang 358:2,4

viering heilig avondmaal

lofprijzing   Psalm 103:1-2; 10-13

afscheid van kinderen van kindernevendienst en officieel welkom heten in de kerk (overstap) bij het doopvont

Sanne Bitter, Jochem van den Brink, Esther Groenewoud, Emilia de Groot, Lara de Haan, Sijm Vermeulen en Eveline de Wit

zingen   Evangelische Liedbundel 501:1

dankgebed en voorbeden

zingen           Psalm 145:6

zegen

orgelspel