orgelspel

afkondigingen

zingen           1) Lied 487 ‘Eer zij God in onze dagen’  2) Hemelhoog 129 ‘Er is een kindeke’

stil gebed

votum en groet

aanvangstekst        ‘Ongetwijfeld is dit het grote geheim van ons geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam…’ (1 Timoteüs 3:16a)

zingen           Lied 477:1,3,5 ‘Komt allen tezamen’      

lezing van het gebod des Heren           uit 1 Johannes 4

zingen           Psalm 85:4 ‘Waar Hij ook gaat, de vrede gaat Hem voor’

gebed 

zingen (met kindercombo)         Kerstnacht boven Bethlehem

kindermoment

Wat heb ik nou meegenomen?
Beschuit met muisjes!
Wanneer krijg je dat?
Als er een baby is geboren.

De muisjes zijn blauw. Weten jullie wat dat betekent? Dat het een jongetje is.
Als er een kindje is geboren, sturen de papa en ma geboortekaartjes.
Hier heb ik er één. Eentje door een kind gemaakt. Toevallig ons kind, Myrthe.

De kribbe, met Jezus erin, Jozef en Maria en een paar schaapjes erbij.
Maar wie wil voorlezen wat er aan de binnenkant staat?

Vrolijk Kerstfeest, allemaal, een fijne kindernevendienst en tot straks!

schriftlezing 1         Lukas 2:1-7

zingen           Hemelhoog 139:1 ‘Ik kniel aan uwe kribbe neer’

schriftlezing 2         Johannes 1:1-18

zingen           Hemelhoog 139:2,3

tekstlezing   ‘Het Woord is mens geworden.’ (Johannes 1:14a)

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Eén van de indrukwekkendste vogels is de adelaar. Er wordt wel gezegd dat er geen vogel hoger kan vliegen dan hij. En als hij die enorme hoogte bereikt heeft, draait hij z’n rondjes, zwevend op de wind, z’n brede vleugels gespreid. Z’n blik is haarscherp, want ondanks die geweldige hoogte, kan hij precies zien wat er zich beneden hem afspeelt.
Niet voor niets is de adelaar van oudsher het symbool voor de evangelist Johannes. Dit evangelie beziet de dingen als het ware vooral van boven. Neem het kerstgebeuren. Lukas beschrijft dit veel meer van beneden. Hij heeft het over de historische aanleiding, de plaats, de hoofdpersonen, een aantal getuigen en schetst de belangrijkste gebeurtenissen. Dan Johannes’ weergave van het kerstgebeuren. Hij heeft daar niet zoveel ruimte voor nodig. Hij kan het in één zinnetje weergeven: ‘Het Woord is mens geworden.’ Het is inderdaad net als die adelaar die op zeer grote hoogte in één keer een heel gebied kan bezien. Zo beschrijft het Johannesevangelie in één zin het hele gebeuren van Jezus’ geboorte. Het is dus een beschrijving van boven. Kerst vanuit God gezien, zeg maar. Het gaat immers over het Woord dat mens is geworden.
In het eerste vers blijkt al dat met dat Woord God zelf wordt bedoeld: ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God.’ Vandaar dat onze vertaling Woord ook consequent met een hoofdletter schrijft.

Maar nu het verrassende: ‘het Woord is mens geworden.’ Geworden! Dat duidt op een verandering. Dat goddelijke Woord was geen mens, maar is het geworden. Dat is het geheim, het mysterie, van kerst: het Woord, God dus, krijgt een andere bestaanswijze. Hij wordt mens.
Nu kunnen deze woorden allesbehalve verrassend meer voor ons zijn, omdat we die al zo vaak hebben gehoord, dat ze uitgesleten zijn geraakt. Laat ik ze daarom eens wat anders verwoorden. Dat het Woord mens is geworden betekent namelijk niets anders dan dat Hij, door wie alles is geworden, de Schepper van alle dingen, wordt tot een klompje cellen. Een minuscuul klompje cellen, dat zich blijft delen en delen tot het de vorm heeft aangenomen van een foetus die groeit in een nerveus jong meisje. Of om het nog anders te zeggen: de God die maar hoeft te spreken en het is er, die God duikt op in Bethlehem als een baby die niet kan praten kan en geen vast voedsel kan eten, en geen controle heeft over zijn blaas. De God van wie alles afhankelijk is, wordt een hulpeloos kindje, dat voor zijn bescherming en voeding  afhankelijk is van een nog jong meisje, Maria.

Zo klein werd God. En laten we hier niet te romantisch over denken. De geboorte van Jezus in Bethlehem is geen idylle. Nee, het Woord is vlees geworden, staat er letterlijk. En ‘vlees’ is in de Bijbel allesbehalve een romantisch begrip. ‘Vlees’ slaat daar namelijk niet zozeer op de mooie kanten van het menszijn, maar juist op de minder mooie kanten: de kwetsbaarheid van de mens, zijn zwakheid, de gebrokenheid. Kortom: het gaat hier om de rauwe kant van onze werkelijkheid. Al direct wordt God hier in Jezus mee geconfronteerd. Jezus komt als klein mensje namelijk al letterlijk in aanraking met de nood, want in plaats van een gewone wieg is er voor Hem alleen een noodwieg, in de vorm van een voerbak voor de beesten. Dit omdat de herberg vol is, vol met al die mensen die tijdelijk geëvacueerd zijn om zich in te laten schrijven in hun geboorteplaats. Zo is God mens geworden, te midden van een evacuerende menigte. Deze nood is als het ware de poort geweest waardoor Jezus binnenkwam. En niet veel later moet het kersverse gezin, van Jozef, Maria en Jezus, op de vlucht. Worden ze vluchtelingen.
Nood, kwetsbaarheid en gebrokenheid heeft Hij tijdens zijn latere leven nog verder aan den lijve ondervonden. Hij kon soms ook bijna niet meer op zijn benen staan van de vermoeidheid. Ook Hij moest huilen toen z’n goede vriend Lazarus overleden was. En dan hebben we het nog niet over de pijn, de angst en de eenzaamheid die Hij heeft ondergaan. Het zit allemaal in dat ene zinnetje: ‘Het Woord is vlees geworden.’

Maar hoe aangrijpend ook, dat ene zinnetje biedt ons ook troost. Want het betekent, als wij geconfronteerd worden met de rauwe kant van het bestaan, als we gebukt gaan onder de eisen die het leven stelt, als we lijden aan martelende pijnen, als de angst ons om het hart slaat, als we dat stille verdriet hebben, als we ons zo eenzaam kunnen voelen, juist tussen al die mensen, als we op welke manier dan ook te maken hebben met de gebrokenheid van het bestaan, dat wij dan mogen weten dat God van dit alles weet. Niet op een afstandelijke manier, maar van binnenuit. In Jezus heeft Hij zich namelijk ook deze kant van ons menszijn aangetrokken. Of zoals iemand heel kernachtig zei: ‘Jezus is dat geworden, wat u nu bent.’ Met andere woorden: op elk deel van ons levenspad staan al voetstappen, die van Jezus. Want het Woord is vlees geworden.

We moeten nog dieper afsteken. ‘Vlees’ heeft in de Bijbel niet alleen met de kwetsbaarheid en de nood van ons mensen te maken, maar ook met ons zondig zijn: onze vervreemding van God, onze opstand tegen Hem, ons moedwillig precies de andere kant op gaan dan Hij wil. Dat is de donkerste kant van ons menszijn.
Maar ook die kant heeft God in Jezus niet afgeslagen. Paulus heeft dit prachtig verwoord: ‘Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt.’ Die donkerste kant van ons menszijn trok Hij zich dus ook aan. Wie van ons zal dit ooit helemaal kunnen bevatten: dat de Heilige zich zo met ons inlaat? Is het niet volstrekt ongehoord en ongerijmd? Dat werd voor mij nog eens op een andere manier duidelijk toen ik een verhaal las van ene J.B. Philips. Het sluit mooi aan bij die adelaarsblik van Johannes. Philips schrijft namelijk over een oudere engel die een jonge engel de pracht van het universum liet zien. Ze bekeken ronddraaiende melkwegstelsels en schitterende zonnen en zweefden door de oneindige ruimte tot zij ten slotte aankwamen in een bijzonder melkwegstelsel van 5 miljard sterren.
Toen de twee dichter bij de ster kwamen, die wij zon noemen en bij de planeten die daaromheen draaien, wees de oudere engel op een kleine en nogal onbeduidende bol die langzaam om zijn as draaide. Voor de jonge engel, die nog helemaal vol was van de grootsheid en de pracht daarvoor, zag hij er net zo saai uit als een vuile tennisbal.
‘Ik wil dat je vooral deze goed bekijkt’, zei de oudere engel.
‘O, hij ziet er volgens mij nogal klein en vuil uit,’ zei de jonge engel. ‘Wat is er zo bijzonder aan?’
De oudere engel vertelde hem dat deze planeet, klein en onbeduidend en niet zo erg schoon, de welbekende bezochte planeet was. De jonge engel luisterde met groeiende verbazing naar hem. ‘Bedoelt u dat onze verheven en heerlijke Vorst persoonlijk afdaalde om dit vijfderangs bolletje te bezoeken? Waarom zou Hij zoiets doen? Wilt u mij vertellen, dat Hij zo laag afdaalde dat Hij één van die rondkruipende schepselen werd op die rondzwervende bol?’
‘Zeker’, zei de oudere engel, ‘en ik denk dat Hij het niet op prijs zou stellen als je hen zo verachtelijk ‘die rondkruipende schepsels’ noemt. Want hoe vreemd het voor ons ook mag lijken, Hij houdt van hen. Hij daalde af om hen te bezoeken met als doel ze te verhogen zodat ze als Hijzelf zouden worden.’ De jonge engel keek hem verbijsterd aan. Zo’n gedachte was voor hem nauwelijks voorstelbaar.

Het is inderdaad nauwelijks voorstelbaar dat God zichzelf zo verlaagde, zo klein werd. Was dat nu werkelijk nodig? God had toch ook wel vanuit z’n hemel de boel weer recht kunnen zetten? Daarvoor hoefde Hij toch niet zo ver af te dalen, om één van ons te worden? Noodzakelijk was het inderdaad niet. Niemand heeft God daartoe gedwongen. Het was een vrije keus. Maar toch deed Hij het, werd Hij mens, werd Hij vlees. Volstrekt vrijwillig, uit liefde. Dat was de enige reden, waarom Hij het deed. Omdat Hij, zoals die oudere engel in dat verhaal al zei, omdat Hij… van ons houdt. Ondanks al die missers, die vuile tennisbal die wij er met elkaar van gemaakt hebben, besloot God toch vlees te worden en heeft Hij ‘in ons midden gewoond.’

Want zo gaat onze tekst verder: ‘Het Woord is mens geworden en heeft in ons midden gewoond.’ Letterlijk staat er eigenlijk: ‘en heeft onder ons zijn tent opgeslagen.’ Bij wie thuis is in het Oude Testament, zal er misschien nu een belletje gaan rinkelen. Daar is namelijk ook sprake van een tent, een tent voor God: de tabernakel. Daar had Hij gewoond, te midden van Zijn volk Israël. Maar bij dat wonen hoorde toch nog een zekere afstand. In het allerheiligste deel van die tabernakel, het heilige der heiligen, waar de ark stond als teken van Gods aanwezigheid, daar mocht maar één persoon één dag per jaar komen: de hogepriester op Grote Verzoendag. Verder bleef God in die tabernakel ontoegankelijk. Daar waren zijn heerlijkheid en heiligheid te groot voor. Zo bleef er bij die eerste tabernakel een afstand tussen God en mens.
Totdat dus God zelf die afstand overbrugde. Want zo is de liefde toch? Dan wil je toch dicht bij die ander zijn? Dat geldt zeker ook voor de hoogste vorm van liefde die er is, die van God. God wilde dicht bij ons mensen komen. Nog dichterbij dan in die eerste tent. Zo dichtbij dat Hij ons bij wijze van spreken een hand kon geven. Zo dichtbij dat we de lach rond zijn mond en de tranen in zijn ogen konden zien. Zo dichtbij kon God alleen komen als Hij één van ons werd. En dat deed Hij in Jezus. Hij was de tent, de tabernakel, die God onder ons opsloeg. Toegankelijker dan zo kon God niet worden. Zo woonde Hij onder ons, als mens onder de mensen.

Daarbij heeft Hij ons vlees aangenomen, het zelfs van ons overgenomen. Die duistere kant van ons menszijn, de zonden, neemt Hij van ons over en draagt het weg, verzoent het. Dat mogen we vandaag ook niet vergeten: de weg van Jezus loopt van Bethlehem naar Golgotha. De kribbe is bij wijze van spreken uit hetzelfde hout gesneden als het kruis.
Zeg ik dit om de feestvreugde te bederven? Nee, het mag juist de vreugde alleen maar vergroten. Want dit is precies de kern van het Evangelie, de blijde boodschap, dit: ik hoef mezelf niet op te werken naar God toe, maar God komt naar mij toe, wordt mens, wordt vlees, wordt als mij. Dit is die fantastische ruil die God in Jezus met ons maakt. Hij wordt klein om mij groot te maken; Hij vernedert Zich om mij te verhogen; Hij gaat in den vreemde, opdat ik thuiskom; Hij neemt mijn vuiligheid op zich om mij te reinigen.

Er is een verhaal van de Russische schrijver Tolstoj. Daarin stelt een koning aan een herder de kritische vraag: ‘Wat doet God?’ Een vraag die ook vandaag de dag nog regelmatig klinkt: ‘Wat doet God?’ De herder antwoordt: ‘Koning, laten we onze kleren wisselen.’ De koning reageert gepikeerd op dit antwoord, maar stemt toch in. Als de koning de versleten kleren van de herder aan heeft, en die diens koningskleren, dan is een verdere uitleg eigenlijk overbodig. Zo doet God! Hij legt al zijn luister af en verandert mensen in koningskinderen!
Dat maakt kerst toch tot een geweldig feest?! God heeft met ons geruild. En als Koningskinderen zijn we op weg naar het grootste kerstfeest dat nog voor de deur staat. Het grote feest van Christus. Als Hij voor de tweede keer zal komen, dan niet meer klein en kwetsbaar, maar als de Heer der heren, de Koning der koningen.

Diezelfde Johannes van ons tekstgedeelte mocht daar veel later – hij was een oude man geworden – al iets van zien. Hij was op Patmos, verbannen. Maar in die uitzichtloze situatie gaf God hem weldegelijk uitzicht. Nog één keer mocht hij, Johannes, als adelaar, boven alles uitgetild worden en van het uitzicht genieten dat God hem gaf. Een uitzicht in de vorm van allerlei visioenen over de toekomst die komende is. Eén van de laatste visioenen is dat over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. En heel opvallend gaat het wéér over een tent. Hoor maar: ‘Gods tent is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’
Ik las dit bijbelgedeelte toen de kist van mijn vader werd gesloten. Een aangrijpend moment. Ik zie nog mijn moeder met mijn zus, diep en diep bedroefd. Je man, je vader, je opa, je dierbare niet meer zien. Althans, hier niet meer. Want God liet ons via zijn Woord verder kijken, met dit prachtige visioen, dat voor mijn vader, en voor iedereen die met Christus leeft en in Hem sterft, al werkelijkheid is geworden. Ja, dat is het allermooiste kerstgeschenk dat wij nog van God te goed hebben: dat Hij zo bij ons zal wonen, dat zijn tent zo bij ons zal zijn. Zonder een glimp duisternis, zonder kwaad, zonder verdriet, zonder pijn, zonder klacht. Maar Hij alles in allen. ‘O blij vooruitzicht dat mij streelt…’
Daarom: lof zij U Vader, Zoon en Heilige Geest. Halleluja! Amen

zingen           Lied 434 ‘Daar komt een schip geladen’

dankgebed en voorbede    

inzameling van de gaven                       

kinderen komen terug uit kindernevendienst   ze vertellen iets over hun advents- en kerstproject en we zingen het projectlied ‘God heeft iets moois bedacht’ via Youtube

zegen

zingen (als alternatief gezongen amen)    Ere zij God

orgelspel   ‘Hallelujah’ uit The Messiah van G.F. Händel