welkom en mededelingen 

zingen           Lied 624 ‘Christus onze Heer verrees’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘U, mijn God en koning, wil ik roemen, uw naam prijzen tot in eeuwigheid.’ (Psalm 145:1)

zingen (met combo)  Hemelhoog 51 ‘Ik adem om voor U te zingen’ (Psalmen voor Nu 145)

lezing van het gebod      Efeze 4:23-5:2 uit de Bijbel in Gewone Taal

zingen           Lied 630:1,3,4 ‘Sta op! Een morgen ongedacht’        

gebed                       

het jeugdcombo speelt en zingt           Hemelhoog 203 ‘Via Dolorosa’

kindermoment

Ik heb vanmorgen iets heel kleins bij me. Ik heb het al eens eerder meegenomen, maar dat is al een hele tijd geleden. En ik denk niet dat jullie dat nog weten, want toen was je of heel klein of je was nog niet eens geboren… Maar goed, het zit hier in dit doosje. Ik zal het voorzichtig openmaken. Heeft iemand van jullie een idee wat dit is?


Als ik het schud, hoor je dat er iets in zit… Wat zou dit toch zijn? Er zit een dood diertje in.
Dit is een cocon. Wat zou er dan voor diertje in zitten? Een rups! Een zijderups om precies te zijn. Hij had er eigenlijk uit moeten komen, maar dat is niet gebeurd. Als dat wel gebeurd was, weet je wat hij dan was? Een rups? Nee, een vlinder! Zo prachtig, het is hetzelfde dier, maar dan toch anders. Lijkt eigenlijk op Pasen vind je ook niet? De Here Jezus ging in het graf. Gestorven. Net als die rups in die cocon. Maar Jezus kwam daaruit. Dezelfde, maar toch ook anders. Want de vrouwen en de discipelen herkenden Hem niet gelijk.

Terug naar die rups. Wat was z’n moeder nou: een rups of een vlinder? Een vlinder! Daarom heb ik maar even een plaatje meegenomen om dat duidelijk te maken. Op het scherm.

Onderaan zie je de vlinder. Die legt eitjes. Uit die eitjes komen larfjes  die uitgroeien tot rupsen. Die rupsen eten zich helemaal dik aan de bladeren. Zijderupsen houden vooral van moerbeiboombladeren. Dan komt het moment dat hij zich gaat inspinnen: z’n huisje gaat maken, de cocon. Dat doet de zijderups met een zijdedraad. Weet je hoe vaak hij die draad ronddraait om zich heen voordat die cocon klaar is? 300.000 keer!! Het is een draad van bij elkaar tussen de 2000 en 3000 meter.
Misschien vind je het raar, maar toen moest ik ook denken aan wat de Here Jezus deed voordat Hij stierf en het graf inging, Zijn cocon zeg maar. Wat Hij allemaal moest doorstaan. Wat ze met Hem deden en wat Hij deed. Kijk, zijde is kostbaar, maar je hebt 3000 van zulke coconnetjes nodig (die je dan moet afwikkelen) om een kilo zijde te maken. Maar de Here Jezus deed alles in zijn eentje. Voor ons. Voor jou en voor mij. Maar Hij stond op. Uit dat graf. Dat vieren we vandaag. En daardoor is alles anders. Mogen wij bij God horen. Is al het verkeerde van ons vergeven en hebben we een fantastische toekomst voor ogen. Want weet je, door Hem mogen ook wij eens opstaan. Dan zullen we een nieuw lichaam krijgen, dat ook mooi zal zijn. Net zo mooi als dat van Jezus. Geen handicaps meer. Geen ziekte meer. Geen beperking meer. Geen dood meer. Prachtig!
Dit n.a.v. deze cocon van de zijderups. Een goede kindernevendienst en tot straks.

schriftlezing             Johannes 20:1-10 (uit de Naardense Bijbel)

zingen           Hemelhoog 170 (coupletten in wisselzang, refreinen gezamenlijk) couplet 1 mannen, couplet 2 vrouwen, 3 mannen, 4 vrouwen, 5 mannen, 6 vrouwen, 7 gezamenlijk

verkondiging          Thema: ‘De lege cocon’

Gemeente van Jezus Christus,

‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’: het blijft een geliefd spel bij en met kinderen.
In ons tekstgedeelte gaat het ook om zien, om verschillende manieren van zien en welke conclusies daaruit getrokken worden.

Het begint met het zien van Maria Magdalena. In de vroege zondagmorgen – het is nog donker – komt zij aan bij het graf van Jezus. Ze is intens verdrietig. Het enige wat ze nog kan en wil doen is het betonen van haar liefde. Rouwend óm en zorgend vóór haar (in de haast afgelegde en begraven) Heer.
Maar dan ziet ze dat de grote sluitsteen voor het graf is weggerold. Dat kan maar één ding betekenen, denkt ze (en grote paniek bevangt haar): ze hebben het lichaam van Jezus weggenomen. Grafroof!
Ze rent terug naar de stad en vertelt het twee discipelen: Petrus en een andere, niet met name genoemde leerling. De evangelist Johannes noemt hem ‘de discipel die Jezus liefhad’, waarmee hij dus zichzelf bedoelt.

Johannes en Petrus horen de hevig ontstelde Maria aan en aarzelen geen moment. Dit moeten ze zelf zien! Ze reppen zich naar de graftuin van Jozef van Arimetea, zo snel als ze kunnen. Het lijkt wel een hardloopwedstrijd tussen de twee. Als de situatie voor hen niet zo schokkend zou zijn, zou het iets komisch hebben. Of is dit nu juist de humor van de Bijbel, de ware gein, zoals de Joden dat noemen? De aanloop naar de beste Paasgrap, die van het lege graf, maar dan met een andere clou dan Maria dacht…

Johannes komt als eerste aan. Doet zijn diepe liefde voor Jezus en vooral vice versa hem nog harder lopen en wordt Petrus daarentegen juist geremd door de zijn schaamte en schuldgevoel over zijn drievoudige verloochening van zijn Heer, nog maar drie dagen geleden?
Johannes bukt en kijkt naar binnen. Nee, hij gaat het rotsgraf niet binnen. In het halfduister ziet hij de doeken liggen, de lijkwindsels. En hij trekt zijn conclusie: Jezus’ lichaam is er nog.

Dan komt Petrus aan. In tegenstelling tot Johannes gaat hij wel het open graf in. Ook hij ziet de doeken die daar liggen. In de Griekse grondtekst wordt hier een ander woord voor zien gebruikt dan bij Maria en Johannes. Helaas heeft de NBV het telkens met ‘zien’ vertaald, zodat dat verschil niet meer opvalt. Daarom hebben we vanmorgen de Naardense Bijbel van Pieter Oussoren gelezen, die het verschil in zijn vertaling wel uit laat komen. Het eerste werkwoord voor zien, dat gebruikt wordt bij Maria en Johannes, is een vluchtige manier van kijken.
Maar Petrus kijkt anders als hij het graf binnengaat. Het Griekse werkwoord dat hier gebruikt wordt is ‘theorein’. Je hoort daar ons woord ‘theorie’ in terug. Dat is een veel intensievere manier van kijken. De Naardense Bijbel vertaalt het met ‘aanschouwen.’ Daar zit het woord schouwen in: oftewel langdurig kijken, en dat overwegen en analyseren. Beschouwen dus ook…

De evangelist vertelt ook wát Petrus ziet. Hij is ook de enige van de vier evangelisten die bij het Paasgebeuren melding maakt van de zweetdoek: de doek die in het graf op Jezus’ hoofd gelegen heeft. Maar die ligt apart nu, netjes opgevouwen.
Zo’n zweetdoek komen we nog één keer tegen in het Johannesevangelie. Bij Lazarus. Maar als hij uit het graf komt, opgewekt door Jezus, dan zitten de doeken nog om zijn lijf en de zweetdoek rond z’n hoofd.
Hier ligt de zweetdoek netjes opgevouwen in het graf. Achtergelaten. Want hier is niet iemand die teruggehaald is uit de dood. Nee, hier is wat anders aan de hand.
Dus aan de ene kant in het graf ligt de opgevouwen zweetdoek en aan de andere kant ligt de rest van de doeken. Alsof ze uit elkaar geschoven zijn. Als een cocon die opengeschoven is. Jezus’ lichaam is weg. Maar het is zo ordentelijk gebeurd. Hier zijn geen grafrovers in de weer geweest. Maar wat dan? Petrus aanschouwt en beschouwt het.

Willem Hesseling heeft dit prachtig verbeeld in zijn laatste kruiswegstaatsie. Tijdens de vespers in de afgelopen Stille Week en ook op Goede Vrijdag stonden we bij een aantal van die staatsies uit deze indrukwekkende reeks stil. Traditioneel is de laatste staatsie van de kruisweg ‘Jezus die van het kruis afgehaald wordt’. Maar er zijn ook kruiswegstaatsies met als laatste staatsie Jezus’ opstanding.
Zo ook die van Willem Hesseling. Bijzonder is dat deze eigenlijk vanuit hetzelfde perspectief is als dat van Petrus en Johannes: namelijk in het graf, met de doeken pontificaal in beeld. Doordat deze doeken strak om Jezus heengewikkeld waren geweest en zijn lichaam ook gezalfd is, zijn die doeken helemaal met die zalf doordrenkt. Hierdoor hebben ze de vorm van het lichaam aangenomen. Hesseling heeft dat heel kunstig geschilderd. Met name rechts zie je dat goed: je ziet de vorm van Jezus’ benen en voeten in de doeken. En met wat verbeelding zie je links de contouren van zijn bovenlichaam terug. Maar de doeken zijn uit elkaar geschoven. Het is een lege huls geworden. Een lege cocon. Met eerbied gezegd: de vlinder is gevlogen…

Petrus kijkt. Hij schouwt en beschouwt, maar daar blijft het bij. Johannes komt nu ook het graf binnen. Ook hij kijkt. En weer gebruikt de evangelist een ander Grieks woord daarvoor. In ons tekstgedeelte gebruikt hij dus drie verschillende werkwoorden, met ieder hun eigen betekenis: 1) het vluchtige zien 2) het aanschouwen en nu 3) zien, dat doorzien wordt. Of beter, dat tot geloof leidt: ‘Johannes ziet en gaat geloven.’ Ja, het is beginnend, ontluikend geloof. Als een bloem die net uit de knop komt. Uitbundig bloeien is het hier nog niet.

Geloven is immers een proces, gemeente. Een proces van opengaan voor Gods werkelijkheid, voor die van de levende Heer, maar ook van terugdeinzen, van aarzelen, van twijfelen. Daar moet het vaak doorheen. Misschien zit jij daar ook wel middenin. Je zou je zo graag vast willen geloven, dat Jezus leeft, dat Hij is opgestaan, en dat je daar ook echt uít leeft en mee leeft. Maar je vindt dat moeilijk. Kijk dan eens naar Johannes, bij wie het hier ook nog aarzelend gaat. Ook bij zo’n beroemde discipel van Jezus gaat geloven blijkbaar echt niet vanzelf. Ik vind het zo troostvol dat dat ook genoemd wordt in de Bijbel. De mensen daar zijn echt geen supergelovigen. Net als bij ons gaat het met vallen en opstaan, heen en weer tussen twijfel en geloof.

En weet je wat ik ook zo mooi vind? Dat Petrus en Johannes dit samen doormaken. Petrus die z’n Heer verloochend had en Johannes die door Jezus aan het kruis juist aan zijn moeder Maria verbonden was. Je zou zeggen: zo behoort Johannes nog meer tot de inner circle van Jezus, terwijl Petrus tot drie keer toe glashard heeft beweerd Jezus niet te kennen. En toch heeft Johannes Petrus niet laten vallen. Nee, samen zijn ze naar het graf gegaan. Samen hebben ze gekeken. En ze vullen elkaar ook zo aan, of moet ik zeggen: ze geven elkaar bij wijze van spreken telkens een zetje. Eerst liep Johannes voorop, maar het graf gaat hij toch niet in. Dat doet Petrus. En hij kijkt veel beter dan Johannes eerst. Maar vervolgens is Johannes dan weer de eerste die gelooft. En samen gaan ze terug naar de medediscipelen.
Eigenlijk vind ik het een prachtig beeld voor de gemeente. Hoe wij daarin ook samen mogen optrekken. Elkaar aanvullend en een zetje gevend als het nodig is. Nee, elkaar niet veroordelen als geloven moeilijk is, als er aarzelingen zijn, twijfels en tegenslagen. Maar elkaar juist bij de hand nemen en steunen. Als een Johannes en een Petrus.

Het geloof van Johannes en ook dat van Petrus moet verder opengaan, moet  worden verdiept. De evangelist weet wat daar voor nodig is: het verstaan van de Schrift. Pas door de Bijbel wordt het raadsel van dat open graf en die lege cocon van de doeken opgelost: dat Jezus Christus is opgestaan, aan de andere kant van de dood, in een nieuwe hoedanigheid, met een nieuw lichaam. Dat moest hen echt nog verkondigd worden, vanuit de Bijbel, door Christus zelf. Denk maar aan die Emmaüsgangers, met wie Christus aanvankelijk incognito opliep en hen vanuit de Schriften uit de doeken deed dat de Messias zo moest lijden én opstaan. Denk maar aan wat Paulus later schreef in 1 Korinthe 15, die prachtige paaspreek: ‘Dat Jezus Christus volgens de Schriften is opgewekt.’ Dat dus de hele Schrift daarheen wijst, en dat Jezus zelf dat ook had geloofd én beloofd: ‘Op de derde dag zal de Zoon des Mensen opgewekt worden’. Zoals Hans Bouma bij die staatsie van Willem Hesseling dichtte:

Pijnlijk genoeg
rekende niemand meer op Hem.

Maar toch te verwachten,
Hij had het zelf ook gezegd.

Met de dood voor ogen
zong Hij liederen van bevrijding.

Toch te verwachten.
Ging de aangewezen weg.
Had lief tot het einde.

Een God die Hem handhaaft,
koestert, verheft.

Eenmaal zijn mens,
voor eeuwig zijn mens.

God,
hoe gelukkig is Hij met Hem.

Hij – zijn beeld, zijn trots,
zijn vorstelijk signalement.

We kijken nog één keer naar die staatsie van Willem Hesseling. Dat open graf lijkt wel op een oog, of beter: op een lens. Vanuit het duister kijk je daardoor naar het licht.
Is dat geen treffend beeld voor Pasen? In het licht van Christus’ opstanding, in het licht van zijn Woord, in het licht van zijn belofte mag je meer zien dan de kale feiten. Ja, Maria en Petrus zagen aanvankelijk alleen de feiten: het lege graf, de achtergelaten lijkwade, de opgevouwen zweetdoek. Maar Johannes ziet meer. En later zien ze allen nog veel meer: de Levende, het nieuwe leven, het licht van zijn toekomst.

En dat is voor ons anno 2024 niet anders. Die lens van Pasen is echt niet verouderd. Daardoor mag je echt meer zien en verwachten.
Kijk, als je bij een overledene staat, kun je alleen een levenloos lichaam zien, dat na een paar dagen al zo verandert. Onherroepelijk. Confronterend. Pijnlijk. Maar als je via de lens van Pasen, van de opgestane Heer, kijkt, dan mag je meer zien. Dan mag je weten dat dit lichaam als zaad is, dat gezaaid wordt in de dodenakker, met de vaste belofte van de oogst, van de opstanding in het eeuwige leven.

Zo hebben wij ook onze vader en opa gezaaid afgelopen december. Het weekend voordat hij overleed was het donker voor hem. Hij was zo verzwakt. Hij had zoveel pijn. En geestelijk was het ook donker geworden. Donker als de onderzijde van de staatsie zeg maar. God was voor hem zo ver weg. Maar toen kwam de zondag, de dag van de opstanding is dat hè, oftewel klein Pasen. En ook mijn vader kreeg die lens. Hij keek de stream van de kerkdienst – door zijn broze gezondheid hoorde hij al vele jaren bij de thuisgemeente – en hoorde het Evangelie. Hij dronk het in. En het licht ging weer aan, zeg maar. Hij keek via die lens naar zijn leven en zijn toekomst, dat hij niet uit Gods hand zou vallen. ‘Ik heb het weer’, zei hij tegen mijn moeder, zo dankbaar, zo intens gelukkig met God. Het is het laatste wat zij van hem gehoord heeft, want in de nacht van zondag op maandag nam God hem toch Zich. En door diezelfde lens kijkend weten we dat hij in dat land van louter licht is, dankzij Pasen, dankzij Christus.

Die lens van Pasen wordt ons vanmorgen allemaal aangereikt, gemeente. Daardoor mag je verder kijken dan je eigen twijfels, je eigen donkere gevoelens, je eigen onmacht.
Je kunt daardoor ook meer zien als je deze wereld inkijkt. Met het blote oog, feitelijk gezien, zie je verschrikkelijke oorlogen tussen Oekraïne en Rusland, die verschrikkelijke strijd tussen Israël en Hamas, met die gruwelijke spiraal van geweld, die veel minder in het nieuws komende, maar o zulke afschuwelijke oorlogen in Soedan, Eritrea, Jemen. Met het blote oog zie je een klimaat dat schrikbarend aan het veranderen is, een aarde die kreunt en steunt in haar voegen. Enzovoort, enzovoort. Maar via de lens van Pasen, in het licht van Christus’ eigen belofte zien we dat God de wereld in handen houdt en leidt naar zijn doel: de dag waarop Hij zijn koninkrijk definitief zal vestigen en waar geen einde aan zal komen: een koninkrijk van vrede en gerechtigheid, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Niet dat je het daarmee maar allemaal op z’n beloop moet laten. Zo van: ‘Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw.’  Nee, Pasen brengt juist in beweging. Kijk maar naar die discipelen. Door die lens van Pasen zie je het niet alleen anders, maar word je ook anders: ga je, als het goed is, in het nieuwe leven wandelen. Een leven achter Jezus aan. Een leven van opnieuw mogen beginnen, het goede zoeken voor anderen, recht doen aan wat krom is, zuinig omgaan met Gods  schepping. Want als Christus is opgestaan blijven wij toch niet zitten?

Ik zie, ik zie wat jij niet ziet. Of bijbels gezegd: ‘Door Uw licht zien wij licht.’ Halleluja! Amen

zingen (met combo) Hemelhoog 217 ‘Majesteit’

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven

kinderen komen terug uit de kindernevendienst en vertellen over project 

zingen           Projectlied Pasen 2024 

zingen           Lied 634 ‘U zij de glorie’

zegen

zingen (als gezongen amen)  Lied 415:3 ‘Amen, amen, amen, dat wij niet beschamen’