orgelspel 

welkom en mededelingen 

aanvangslied          Lied 575:1 ‘Jezus, leven van ons leven’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         De apostel Paulus schrijft: ‘Wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor de andere volken dwaas. Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, want het dwaze van God is wijzer dan mensen en het zwakke van God is sterker dan mensen.’ (1 Korintiërs 1:23-25)

zingen           Lied 575:2,3,6

gebed om verlichting met de Heilige Geest

schriftlezing             Marcus 15:33-39

zingen           Psalm 22:1,8 ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij’

verkondiging

Gemeente van Jezus van Christus,

Deze Stille Week stond in de vespers Jezus kruisweg centraal. We richtten ons daarop aan de hand van die indrukwekkende kruiswegstaatsies van Willem Hesseling. Vandaag op Goede Vrijdag kijken we naar de 12e: ‘Jezus sterft aan het kruis’.


Hesseling heeft daar in tegenstelling tot de 11 staatsies hiervoor gekozen voor het afbeelden van de héle Christus. En dan alleen Hem, zoals Hij daar alleen hangt. ‘Gefixeerd tussen hemel en aarde, niemandsland’, zoals Hans Bouma bij deze staatsie dichtte. ‘Niemandsland, tussen hemel en aarde.’ Ja, verlaten door God en mensen.
Ik zag deze staatsie vorige week nog in onze Goudse Sint-Jan, waar deze hele kruiswegstaatsie nog te zien is tot Pasen (u heeft dus nog een paar dagen om deze daar in het echt te zien) en hij raakte mij diep. Als je ervoor staat, bevind je je eigenlijk aan de voet van het kruis. Van onderop kijk je omhoog, kijk je naar Christus, de Gekruisigde, de Stervende. Of is Hij intussen gestorven? Zijn hoofd hangt opzij. Zijn ogen zijn gesloten…

Aan de voet van het kruis. In de Evangeliën lezen we over allerlei mensen die daar staan of passeren. De voorbijgangers, die er even stilstaan, hun hoofd schudden, wat roepen en weer doorlopen. Anderen staan er veel langer, met gewrongen handen, tranen in de ogen en een verbijsterde blik: zijn moeder Maria, andere vrouwen, Johannes, de discipel.
Maar ook de Joodse leiders staan daar aan de voet van het kruis. Ze meesmuilen: ‘Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf kan Hij blijkbaar niet redden. Als Hij echt de Messias, de Koning van Israël is, laat Hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we Hem geloven!’ De bijtende spot druipt er vanaf.

Aan de voet van het kruis staan ook de soldaten. Ze vormen executiepeloton en ordetroepen tegelijk. Executiepeloton, maar dan niet als vuurpeloton, waarbij een kort salvo een eind maakt aan het leven van de veroordeelde. Nee, een kruisiging was een vele uren durende martelende executie. Hier wordt deze nog duisterder en dreigender door een drie uur durende duisternis op klaarlichte dag.
Niet voor niets is deze staatsie voor het allergrootste deel ook in hele donkere tinten geschilderd. De duisternis, dat is in de bijbel ook het terrein van de Boze, die niet voor niets de ‘Vorst der duisternis’ wordt genoemd.
En in die duisternis roept Jezus ‘Eli, eli, lama sabachtani!’. Het zijn de beginwoorden van Psalm 22 – ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ – maar dan in het Aramees. De taal die toen door de Joden gesproken werd. Ook door Jezus. Het is zijn moerstaal. Hoe aangrijpend en ontroerend is dat, gemeente: in de taal van zijn moeder roept Jezus tot zijn Vader, uit Hij zijn diepe klacht: ‘Waarom hebt U Mij verlaten?’. Zo schreeuwt Hij tot God om hulp, als Hij wegzinkt in de diepste duisternis van de hel, van de totale Godverlatenheid.
De omstanders aan de voet van het kruis kunnen er alleen maar cynisch om lachen en spotten: ‘Hoor, Hij roept om Elia!’ Het hoorde bij de Joodse Messiasverwachting dat Elia de komst van de Messias voorafgaat. Maar hier maken ze er een parodie van: ‘Roept Jezus nu om Elia? Maar als Hij werkelijk de Messias is, zou Hij er toch niet zo bijhangen?’ Impliciet is deze spot ook een nieuwe afwijzing.

En zo hangt Jezus daar, in niemandsland, verlaten door God en mensen…
Hoewel, in ons tekstgedeelte is er één uitzondering: die Romeinse centurio, de ‘honderdman’, zoals de Naardense Bijbel zijn Latijnse rang letterlijk vertaalt. Hij is  bevelvoerder over een bataljon van 100 soldaten. Ook hij staat aan de voet van het kruis. Recht tegenover Jezus, dezelfde positie als hoe wij naar de staatsie kijken. De zojuist gestorven Jezus. Hij heeft het allemaal gezien en gehoord. Ook Jezus indrukwekkende kruiswoorden.
En deze Romeinse officier reageert anders dan de rest: ‘Werkelijk, deze mens was Gods Zoon.’ Nu kun je ook vertalen: ‘Deze mens is een godenzoon geweest.’ Romeinen kenden namelijk vele goden, met zonen. Ze kenden ook halfgoden. Rekent deze Romein Jezus daartoe?

Of gaat het dieper? Is het een belijdenis? Maar dan had hij toch niet de verleden tijd, maar de tegenwoordige tijd moeten gebruiken: ‘Deze mens ís de Zoon van God.’ Bovendien gebruikt ook niet het woordje ‘de’, maar ‘een’: ‘Deze mens was een zoon van God.’ Dat is toch minder exclusief dan de oerchristelijke belijdenis: ‘Jezus is HEER, Hij is de Zoon van God. Hij is God.’
Dat mag allemaal waar zijn, maar let op waar deze officier mee begint: ‘Werkelijk’, of ‘waarlijk’. Dat geeft het idee dat hij instemt met eerdere, andere stemmen in het Evangelie, die ook zo spraken. En wat wordt er al helemaal in het begin van het Markusevangelie over Jezus gezegd, bij zijn doop? Uit Gods eigen mond klinkt dan: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon.’ En als Jezus op de berg van de verheerlijking is,  en Mozes en Elia Hem verschijnen, dan klinkt daar weer Gods stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!’ Zelfs demonen hadden dat tegen Jezus geroepen: ‘Jij bent Gods Zoon!’ Maar een mens had dat, tot nu toe, nog niet gezegd. En nu is het nota bene de bevelhebber van het executiepeloton, een Romein, een heiden, die dat zegt. Die inderdaad instemt met die stem van God, die naar Jezus heeft geluisterd, die Hem heeft gezien, juist in zijn lijden en sterven, en dan uitstamelt: ‘Werkelijk, waarlijk, deze mens was Gods Zoon.’

Hoe kwam hij tot die erkenning, tot dat geloof (al is het nog pril, als is het misschien nog vermengd met zijn Romeinse religie)? Vers 39: ‘Toen de centurio Jezus zó zijn laatste adem zag uitblazen, zei hij…’ En dan komt zijn belijdenis. Dus de wijze waarop Jezus sterft, vormt voor hem de aanleiding tot zijn belijdenis. En die wijze vermeldt Marcus in vers 37: ‘Nadat Jezus luid geroepen had, blies Hij de laatste adem uit.’
Die centurio had ongetwijfeld meerdere kruisigingen meegemaakt. Altijd stierven de gekruisigden rochelend, allesbehalve luid roepend, daar heb je als gekruisigde eenvoudig de kracht niet voor. Laat staan wát Jezus riep. Marcus heeft van die kruiswoorden alleen ‘Eli, Eli, lama sabachtani’, die aangrijpende woorden uit Psalm 22. Maar bij de andere evangelisten lezen we er nog meer. Ook de allerlaatste: ‘Het is volbracht!’ en ‘Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.’ En dat roept Jezus dus luid uit. Iedereen mag het horen. Iedereen moet het horen. Het is een publieke zaak. Voor de meute aan de voet van het kruis is dat reden om Hem te bespotten, maar niet voor deze centurio. Hij hoort er iets koninklijks in. Jezus sterft niet als een martelaar, een slachtoffer, maar als Heer. Ja, als Zoon van God. Hier is God zelf te zien en te horen, in deze lijdende mens, deze stervende mens: ‘Werkelijk, het is Gods Zoon!’

En wij? Ook wij staan – al zitten we nu in de kerkbank of thuis in de stoel – we staan aan de voet van het kruis. We horen Christus’ woorden. We zien Hem, door het verkondigde en geschilderde Evangelie. Belijden we het met die centurio mee? ‘Werkelijk, dit is Gods Zoon? Ja, U bent mijn Heer, mijn Heiland, mijn enige houvast’?

Bijzonder aan de staatsie is dat eigenlijk alleen maar onderaan het kruishout nog te zien is. De dwarsbalk lijkt te ontbreken. Je ziet alleen Christus’ gespreide, wijdgeopende armen.
Om Hem heen is een brede baan die omhoog reikt. Een soort weg. Is Hij immers niet de Weg, de toegang tot God? Boven zijn hoofd is geen kruishout meer te zien, maar een baan van licht. Of is het een poort?

Ik zie een poort wijd open staan,
waardoor het licht komt stromen,
van ’t kruis, waar ‘k vrijelijk heen mag gaan
om vrede te bekomen.

Goddank dat die poort ook voor ons open staat. Waardoor het licht komt stromen: het licht van Gods vrede, vergeving en verzoening, van zijn genade en goedheid. Bij Hem, door Hem alleen, mag je het ontvangen!

Dat licht boven Jezus’ hoofd is ook rood/oranje gekleurd. Als een vuur. Deze staatsie krijgt daardoor ook iets pinksterlijks, zeg maar. Marcus zelf zegt dat trouwens ook, maar daarvoor moet je wel naar de Griekse grondtekst. Voor het uitblazen van Jezus’ laatste adem wordt daar een werkwoord gebruikt, waar ook het woord pneuma inzit. Dat woord betekent niet alleen adem, maar ook geest. De Naardense Bijbel vertaalt dan ook dat Jezus de ‘geestesadem’ uitblaast. Jezus ademt de Geest uit. De Heilige Geest gaat niet alleen van de Vader uit, maar ook van de Zoon, belijden we met de geloofsbelijdenis van Nicea/Constantinopel. Het is de Geest van Christus, de Geest van de Gekruisigde. Zonder die Geest zouden we überhaupt niet in Christus kunnen geloven, zonder Hem zouden we Hem niet belijden als Heer. Daarom hebben we ook vanavond in deze Goede Vrijdagdienst om de verlichting met de Heilige Geest gebeden. Zonder de Geest blijft ook Jezus de gekruisigde, de Zoon van God, op een afstand en blijven wij zelf op afstand. Door de Geest komen we echt aan de voet van het kruis terecht en omhelzen we in geloof de Gekruisigde.

‘Jezus blies de geestesadem uit…’ Is dat niet de diepste reden van die belijdenis van de centurio, dat hij begeesterd is door Christus, door Zijn Geest, door Hem is aangeraakt en zich daarvoor ook heeft geopend? En heeft diezelfde Geest ook u en jou bereikt, vervuld, verbonden aan Christus?

Aan de voet van het kruis. Ja, daar komt dus ook zo’n ruwe Romeinse officier, belast met de executie van Jezus, thuis. Net als die ene moordenaar naast Jezus, die zich aan Hem vastklampt en voor wie de poort van het paradijs opengaat. En wie jij ook bent, wat je ook op je kerfstok hebt, hoe je je ook voelt, aan de voet van het kruis is plaats genoeg. Jezus’ armen zijn wijd geopend. Wijder kan niet. Niemand van ons past daar niet in…
Dan gunnen we elkaar die plek toch ook? En dan vinden we en aanvaarden we elkaar daar toch? Ook als we straks zijn dood gedenken, bij brood en wijn. Daar worden we zelf klein en tegelijk ruim van hart. Lof zij U, Christus! Amen

lezing avondmaalformulier

zingen           Lied 377:1,4,5 ‘Zoals ik ben, kom ik nabij’ 

viering Heilig Avondmaal

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven

slotlied          Lied 590:1,3,4,5 ‘Nu valt de nacht’

zegen

in stilte wordt de kerk verlaten