zingen           Psalm 62:1  ‘Mijn ziel is stil tot God mijn Heer’

stil gebed

votum en groet

openingstekst         ‘Scheurde U maar de hemel open om af te dalen!’ (Jesaja 63:19b)

zingen           Lied 441:1,2 ‘Hoe zal ik U ontvangen’

gebed om de verlichting met de Heilige Geest       

kinderen gaan naar de kindernevendienst  

schriftlezing             Lukas 1:5-25

tekstlezing   Lukas 1:18a: ‘Zacharias vroeg aan de engel: ‘Hoe kan ik weten of dat waar is?’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

O God, geef me toch eindelijk een teken,
ach een klein teken maar dat je me kent
en dat je van eeuwig mijn vader bent
en dat ik in jouw huis niet mag ontbreken.

Kom in mijn nacht een klein lichtje ontsteken
dat een groet van je aandacht overzendt
of laat de wind aan mijn raam één moment
helder onze namen samen uitspreken.

Als het waar is dat je eeuwen geleden
met Adam hebt gewandeld, bij de boom
van Abraham gezeten, wil dan heden
nog eens afdalen, in de storm, de stroom,
de sterren – of ik ken je hier beneden
alleen maar als een hopeloze droom. 

Aldus Michel van der Plas in het gedicht ‘Donkere metten’. De metten is het eerste gebed dat dagelijks in het klooster gebeden wordt. Het is dan nog heel vroeg. Eigenlijk nog nacht. Vandaar ‘donkere metten.’ Donker is ook de gemoedstoestand van de dichter: ‘kom in mijn nacht een klein lichtje ontsteken.’ Het is de nacht van aanvechting en twijfel: Is het wel waar? Is God wel mijn Vader? Is er voor mij een plekje in zijn Vaderhuis? ‘God, bent U echt zo duidelijk aanwezig, net als bij Adam en Abraham? Laat het dan alsjeblieft ook aan mij merken! Anders wordt de gedachte steeds sterker dat het geloof in U één grote hopeloze droom is, een wens en niet meer.

Ja, zulke gedachten kunnen je bespringen. Misschien juist ook wel ’s nachts. Als je wakker ligt en je piekert. Als alles zwaarder lijkt te wegen. Of overdag als er zulke verschrikkelijke dingen gebeuren die je niet plaatsen kunt. Niet plaatsen kunt in relatie tot God, de Liefdevolle, de Almachtige. Waarom gebeurt dit allemaal? Waarom voorkomt Hij het niet? Waarom merk ik dan zo weinig van Hem? Al die gedachten die over elkaar heen buitelen, totdat het één grote onontwarbare kluwen is. En wat zou je graag een signaal willen van de Andere kant, van God zelf. Een teken dat het onomstotelijk bewijst: Hij is er. Hij is er voor mij. Het is waar. Hij is waar.

Ook Zacharias vraagt om een teken, als de engel Gabriël hem, namens God, de wonderlijke toezegging heeft gedaan dat hij en zijn vrouw Elizabeth een kindje zullen krijgen, en niet zomaar een kindje, maar de wegbereider voor de Messias. ‘Hoe kan ik dat weten?’ vraagt Zacharias. Met andere woorden: ‘Geef me een teken, want de werkelijkheid staat hier haaks op. Ik ben oud. Mijn vrouw is oud. Is al voorbij de overgang. Dus wat nou een kind? Hoe dan?’ En je hoort de schampere lach van Zacharias er doorheen klinken.

Donkere metten. Donker zijn Zacharias’ en Elizabeths omstandigheden ook. Ze zijn kinderloos. Toen niet alleen een grote schande, maar ook een groot gemis, want zo had je geen toekomst, mocht en kon jij niet bijdragen aan de komst van de Messias.
Onvruchtbaarheid is hier meer dan alleen een medische aangelegenheid. Het vertelt ons ook hoe ons uitgangspunt is: dat wij mensen onvruchtbaar zijn om zelf het heil voort te brengen en de toekomst te garanderen.

Onvruchtbaar. Ja, wanneer God begint verlossing te zenden, doet Hij dat altijd door de onmogelijkheden heen. Dat zie je niet alleen hier bij Zacharias en Elizabeth, maar ook bij Sara en Abraham, op wiens situatie die van Zacharias en Elisabeth rijmt. En Rachel, en Hanna, enz. Allemaal onvruchtbaarheid. Telkens nul-situaties. Het tekent ons én vooral hoe God werkt. Zoals ik ergens las: ‘Gods werk in deze wereld is niet een soort bovenbouw, nadat wij mensen zelf al het fundament gelegd hebben. Gods werk is scheppingswerk, vangt steeds weer aan bij het niets.’
Dat zie je hier ook. Vanuit menselijk oogpunt is het onmogelijk: Zacharias en Elizabeth zijn oud, té oud voor het krijgen van een kind. Maar vanuit Gods oogpunt liggen de zaken anders, is niets onmogelijk. Zoals Hij eens uit het niets schiep, gaat Hij dat nu ook doen. Die belofte krijgt Zacharias. Die belofte krijgen ook wij.
Maar Zacharias krijgt er geen grip op, op de belofte die hem gegeven wordt: een zoon, een zoon met een roeping, met dé roeping om het volk klaar te maken voor de komst van de Messias. Zacharias krijgt er geen grip op. Hij kan het niet geloven, wil een extra zekerheid, een teken: ‘Hoe/waaraan zal ik dit weten?’

Is het eigenlijk niet schokkend dat juist Zacharias deze vraag stelt, deze twijfels uit? Hij die in vers 6 getekend wordt – en ik citeer nu even uit de Naardense Bijbel –  ‘een rechtvaardige tegenover God.’ Bovendien is hij priester. Hij draagt een bijzonder ambt. Hij is een bemiddelaar tussen God en mensen. Hij brengt als het ware God bij de mensen en de mensen bij God. En vandaag is de gelukkigste dag in zijn priesterschap. Het komt hoogstens ook maar één keer in een priesterleven voor: het Heilige van de tempel binnengaan om daar het reukoffer te brengen, een vorm van intens gebed, namens en voor Israël. Misschien wel dit gebed ook: ‘O God, dat Gij de hemelen scheurde, dat Gij uit de hoge neerdaalde.’ Maar is dat nu niet gebeurd, nu de engel Gabriël voor hem staat?! Deze zegt ook expliciet dat zijn gebed verhoord is. Niet zozeer zijn gebed om een kind, want daar was Zacharias mee gestopt om voor te bidden. Maar wel het gebed namens en voor Israël, het gebed om het ingrijpen van God, om de komst van de Messias… En zijn toekomstige zoon zal daar een belangrijke rol in spelen, als de wegbereider van die Messias, om het volk er zo voor klaar te maken door ze de spiegel van Gods wil voor te houden en ze op te roepen tot bekering, tot een radicale verandering. Die hele belofte van God is dus een gebedsverhoring. Maar met deze gebedsverhoring rekent Zacharias blijkbaar niet, getuige zijn twijfels, zijn vraag om een teken, zijn ongeloof.
En zo staat hier een priester, die trouw zijn priesterdienst verricht, de gebeden doet, maar het is gestold. Er zit geen verwachting in dat er weleens echt iets zou kunnen gebeuren, iets nieuws, een ingrijpen van Hogerhand.

Over gestold zijn gesproken. Lopen wij dat risico ook niet, gemeente? Ook in de kerk. Dat het een sleur wordt, gestolde godsdienstigheid. Dat geldt ook voor advent. De hoeveelste is dat voor u, en voor jou? Hoe ga je zo’n nieuwe adventsperiode in? Met verwachting? Openstaand voor wat de Here je te zeggen heeft? Of is toch vooral routine: vier zondagen en dan kerst. Het gaat zo hard. En al die decemberdrukte belemmert je ook om echt tijd te nemen, om echt ontvankelijk te worden.
Daarom is het goed om vanmorgen pas op de plaats te maken. Het gaat om werkelijk grote dingen gemeente. Dat God zelf in deze wereld komt. In uw leven. In het jouwe en het mijne. Dat Hij ons roept. En wat is dan onze respons, ons antwoord? Zacharias wordt geroepen, en met hem zijn vrouw Elisabeth. God wil hen inschakelen in zijn plan, in de komst van zijn koninkrijk.

En dat Koninkrijk is er nog altijd. En het komt. Daarvoor roept Hij ook ons. Dat doet Hij door zijn Woord. Door de Heilige Geest. Ook, net als Zacharias, in het ambt. Maar hoe komt het dan dat er bij ons nog geen contactouderlingen zijn gevonden? Ouderlingen die de mensen opzoeken, met hen op zoek gaan naar Gods aanwezigheid, met welke rol de kerk en het persoonlijke geloof in die zoektocht kunnen spelen. Ouderlingen die de verbondenheid, het contact, met God en met elkaar willen bevorderen. Zou u dat kunnen zijn? Stel dat God jou daarvoor roept? Wat is dan je respons?

Terug naar Zacharias. Beter gezegd: Gabriël. Deze reageert anders op Zacharias’ tegenwerping dan deze gehoopt en misschien verwacht had. Gabriël betekent letterlijk ‘gabber van God, man van God.’ Kohlbrügge vertaalt het een beetje vrijer, maar wel heel mooi: ‘mijn God is een man die wat kan.’ Met andere woorden: waarom twijfel je aan Hem? Maar Gabriël gaat niet in discussie met Zacharias over de mogelijkheid of onmogelijkheid. Hij bevestigt alleen dat zijn woord goddelijk gezag heeft, dat het Gods eigen woord is. Daar moet Zacharias het mee doen. Dat Woord vraagt om geloof en vertrouwen.
Ja gemeente, dit is de Bijbelse weg. Ook in een tijd als de onze, die zo gefocust is op ervaring. We leven tenslotte in een belevingscultuur. En die beïnvloedt ons allemaal. We willen God ervaren. Zolang we niks voelen, is het niet echt, telt het niet. Het is voor velen een soort teken geworden waarmee geverifieerd kan worden dat het waar is. Begrijp me goed: God ervaren is heerlijk, maar het is niet de kern van Bijbels geloven. Dat is de woorden van God horen en Hem vertrouwen op Zijn Woord, ook als je niks voelt. Je hand op zijn beloften leggen. Geloven dat God daar zelf in spreekt, jou roept, uitnodigt. Daarop vertrouwen. Hem vertrouwen en zo achter Hem aangaan.
Twijfels overwin je niet door te zoeken naar extra bewijs, naar een bijzondere ervaring, maar door te gehoorzamen, door de stap te zetten, net als eens Petrus uit die boot stapte, zijn voet op het water zette, omdat Jezus hem riep.

Zacharias kan, wil die weg zo niet gaan. Hij vraagt om een teken. Begrijpelijk en herkenbaar misschien. Net zo begrijpelijk als in dat gedicht uit het begin van de preek. Maar de straf die Zacharias vervolgens krijgt, kunnen we minder goed hebben, toch? Moet iemand met zo’n begrijpelijke twijfel nu zo gestraft worden? Dat hij letterlijk met stomheid geslagen wordt? Zacharias kan niet meer spreken. Geen woord.
Toch meer dan een straf is het een teken. En daar vroeg Zacharias toch om? En nu krijgt hij het: een teken. Eigenlijk is het ook wel humor, goddelijke humor. Zacharias zal niet kunnen spreken totdat de belofte in vervulling is gegaan, totdat Johannes is geboren. Want die belofte gaat wel in vervulling! Een teken dus: als God bij machte is de mond van Zacharias te sluiten, dan zal Hij ook de baarmoeder van Elizabeth kunnen openen. En Zacharias ontdekt zo ook: om echt te kunnen spreken, moet je eerst ook goed luisteren. Zonder werkelijk te horen, kun je ook niet spreken.
Zacharias krijgt de tijd om alles te overdenken. Een time-out. Hij had misschien te veel gezegd. Wij kunnen te veel zeggen over God. Te makkelijk. Te plat. Te goedkoop. Er is ook een tijd om te zwijgen.

Dat hoort ook bij advent. De stilte. De verstilling. De stille concentratie op wie God is. Op Jezus Christus. Op zijn heil. Over stille concentratie gesproken: ook bij het Heilig Avondmaal zeggen we niet veel. We kijken naar het gebroken brood en de wijn die in de beker gegoten wordt. We pakken het aan. En nemen het tot ons. Stil en eerbiedig. Omdat we geloven dat daarin Christus zelf tot ons komt. En we aanbidden het wonder van de verzoening. Van opnieuw beginnen. Van Christus in ons en wij in Hem. En in Hem ook met elkaar verbonden.

Zoals ook Elizabeth met Zacharias verbonden is. Juist ook in de stilte. Want zij trekt zich vijf maanden terug, als zij ontdekt dat ze in verwachting is geraakt. Het wonder is gebeurd. God heeft inderdaad iets nieuws geschapen. Ondanks menselijke onmogelijkheden, ongeloof en scepsis. Elizabeth looft God: ‘De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken.’ Bij haar geen ongeloof, maar geloof. Geen scepsis, maar verwachting. Het verwachten van God zelf. In stille verwondering. Samen met Zacharias.
Is het geen beeld voor de gemeente, met z’n twijfelaars en z’n vastere gelovigen? Die allebei hun plek hebben en mogen hebben. En daar komt God ons opzoeken. Ook vanmorgen. Hij roept ons. Hij nodigt ons. Hij ontmoet ons. Dat is toch om stil van te worden? Stil, mijn ziel, wees stil. Amen

zingen           Hemelhoog 433 ‘Stil, mijn ziel, wees stil’

lezen van avondmaalformulier 

zingen               Lied 442 ‘Op U mijn Heiland blijf ik hopen’ 

viering heilig avondmaal

gedenken overleden gemeentelid

uitleg kerstproject kindernevendienst en zingen stapellied       ‘God heeft iets moois bedacht’

dankgebed en voorbede

inzameling van de gaven      

slotlied          Psalm 62:5 ‘Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots’

zegen

 

 

lofprijzing                 Psalm 103:1-5