orgelspel 

welkom en mededelingen 

zingen           Psalm 146:1 ‘Zing mijn ziel voor God uw Here’              

stil gebed

votum en groet

openingstekst

‘In de morgen, HEER, hoort U mijn stem,
in de morgen wend ik mij tot U en wacht.’ (Psalm 5:4)

zingen (met combo)         Lied 216 ‘Dit is een morgen als ooit de eerste’

lezing gebod           uit Deuteronomium 30:11-20a

zingen           Lied 316:1,4 ‘Het woord dat u ten leven riep’

gebed om verlichting met de Heilige Geest 

kindermoment 

Wat heb ik nu weer meegenomen? Een tak. Maar niet zomaar een tak. Nee, deze had Myrthe meegenomen uit het bos, ergens uit Duitsland. Toen we daar op vakantie waren.
Doe jij dat ook, als je ergens in het bos aan het wandelen bent, dat je dan een mooie tak zoekt, die je vervolgens gebruikt als wandelstok? Ik deed dat vroeger ook. En onze kinderen dus ook. Zoals Myrthe. Maar nou lag die tak, die wandelstok, wel een beetje rond te slingeren bij ons, achter bij het huis. Terwijl het zo’n mooie stok is. Eigenlijk wel een soort staf.

Weet je wie er ook een staf had? Mozes. Wat deed Mozs met die staf?
Die staf wees eigenlijk naar God, naar wie Hij was, en wat Hij ging doen. Wonderen die Hij deed. Vandaag horen jullie bij de kindernevendienst een prachtverhaal, waarin ook die staf van Mozes voorkomt. Een verhaal over hoe God zijn volk uit Egypte leidde. Zelfs toen het letterlijk en figuurlijk dood leek te lopen, was er een uitweg. Want zo is God. Hij helpt je verder.
Daar gaan we nu ook van zingen: ‘Gods volk wordt uitgeleid.’
We zingen het twee keer. De eerste keer hier nog op het podium. En bij de tweede keer mogen jullie gaan lopen, de kerk uit, naar de kindernevendienst.

zingen (met combo)         Hemelhoog 478 ‘Gods volk wordt uitgeleid’

schriftlezing                        Lukas 19:1-10

zingen           Psalm 139:1,2 ‘Heer, die mij ziet zoals ik ben’

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus,

Als jongentje klom ik graag in bomen. Zoals die ene bij de vijver in het park, het Warnaarplantsoen in Waddinxveen. Het liefst klom ik er tot bijna bovenin (hij was niet superhoog).
Je voelde de stam zachtjes bewegen door de wind. Onder de bladeren was het heerlijk koel. Maar bovenal: het uitzicht over het hele park was fenomenaal. En het allerleukste: de mensen die onder de boom over het pad passeerden. Ik zag hen, maar zij mij niet.

Zacheüs heeft ook iets van een jongen, zoals hij in die boom zit. Ik las ergens: ‘Zacheüs klauterde naar boven (…). Zo zat hij als een jongen boven in die boom, en uit een jongen kan van alles groeien, een jongen is nog niet af.’ Prachtige zinnen, die ook helemaal waar zullen blijken te zijn…
Maar tegelijk is die boomklimmerij ook noodgedwongen, want Zacheüs wil Jezus zien. Maar omdat hij klein is, kan hij vanwege de drukte niets zien. En denk maar niet dat de mensen voor hem opzij gaan. Nee, ze wijken geen duimbreed. Daarom is Zacheüs in die boom geklommen, als een prima waarnemingspost, zonder dat hij zelf gezien wordt. Als een jongetje…

Daarover gesproken… Als pasgeboren Joods jongetje had hij bij zijn besnijdenis z’n naam gekregen: Zacheüs. In het Hebreeuws ‘Zakkai’, oftewel ‘pure, rechtvaardige, eerlijke.’
Zijn ouders hoopten dat hun zoontje rechtschapen en eerlijk door het leven zou gaan. Als een gezegend mensenkind anderen tot een zegen zijn, leven tot eer van God en tot vreugde van de mensen. Die bestemming, die verwachting, die hoop, drukten de ouders van Zakkai, van Zacheüs, in zijn naam uit.
Maar het was anders gegaan. In vers 2 is dat in een paar woorden gevangen: ‘Deze Zacheüs was hoofdtollenaar, en hij was erg rijk.’ Hiermee is toch alles gezegd? Tollenaar… En paar weken terug, toen het over Matteüs ging, die door Jezus in z’n tollenaarskantoor geroepen werd, hoorden we al dat een tollenaar stond voor een collaborateur en fraudeur, een landverrader en dief. Zacheüs is daarbij ook nog eens ‘hoofdtollenaar’. Hij staat aan het hoofd van diverse tollenaarskantoren. Dat heeft hem ook erg rijk gemaakt, exorbitant rijk.

Waarom was hij tollenaar, hoofdtollenaar, geworden, en zo enorm rijk? Was dat als tegenwicht voor z’n kleinheid. Zo van: ‘Dan zal ik groot worden qua vermogen! En mensen mogen dan wel op mij neerkijken, maar de bomen van m’n rijkdom groeien anders wel tot de hemel…’
Maar ja, de keerzijde is wel dat het Zacheüs eenzaam heeft gemaakt, in een isolement heeft gebracht. Nee, gelukkig was hij niet. Niet voor niets zit hij in een vijgenboom. In bijbelse zin denk je dan toch ook aan het paradijsverhaal, waar Adam en Eva, na de zondeval, zich verstoppen voor God, en zich met vijgenbladeren bedekken. Omdat ze zich schamen. Zo zit Zacheüs ook in die boom, verstopt, en vol schaamte.
Maar zoals gezegd: ook als jongen, waaruit nog van alles kan groeien. In hem zit toch ook iemand anders. Iemand die verlangt om werkelijk gezien te worden, gekend, geliefd. Iemand die Jezus wil zien. Die wil weten wie Jezus nou eigenlijk is.

Dan komt Jezus voorbij. En Hij ziet Zacheüs. Ja, net als bij Mattëus, en zoveel andere ontmoetingen in het Evangelie, begint het daarmee. Dat Jezus iemand ziet. Niet oppervlakkig en vluchtig, maar indringend, vol ontferming en liefde.
De Japanse kunstenaar Soichi Watanabe heeft dit op een prachtige wijze geschilderd:


Onderaan de boom Jezus. Hij kijkt omhoog, naar Zacheüs, die in de boom zit. Jezus is naar Zacheüs toegewend, niet alleen met zijn hoofd, maar met heel zijn lichaam. In tegenstelling tot de andere personen. De meesten daarvan kijken de andere kant op.
Wat ik zo ontroerend aan dit schilderij vind, is hoe Jezus en Zacheüs op elkaar lijken: qua kleur, qua vorm. Neem hun hoofden, die rond zijn, in tegenstelling tot de spitse hoofden van de toeschouwers. Zij zijn grauwgekleurd, Jezus en Zacheüs licht en vrolijk. Op hun paasbest zeg maar…
Ze lijken op elkaar. Zacheüs wilde Jezus zien, maar nu ziet Jezus hem!
Zacheüs zocht Jezus, maar Jezus blijkt hem te zoeken! De zoeker wordt de gezochte. Herkenbaar toch? Zoals Pascal ooit zei: ‘Je zou niet zoeken, als je niet gezien, gevonden was.’

Inderdaad, Jezus ziet Zacheüs niet alleen, maar spreekt hem ook aan. Bij zijn naam: ‘Zacheüs…’ Maar nu niet met minachting of verachting, zoals Zacheüs’ naam meestal klonk. Nee, nu zo anders.

Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem mij bij mijn diepste naam. 

voor wie ik liefheb, wil ik heten.

Aldus Neeltje Maria Min in een bekend gedicht. Ook herkenbaar toch? Je naam, je diepste naam, dat ben je zelf. Zoals Zacheüs’ naam – Zakkai – dat uitdrukte. Jezus spreekt hem daarmee aan. Zo van: ‘Word wie je naam zegt dat je bent: puur, rechtschapen, eerlijk.’

Ja, lieve mensen: wat er ook van je geworden is. Waar je aan vast bent komen zitten. Of wat je juist allemaal bent kwijtgeraakt. Of het niet meer weet. Hoe of wat dan ook, diep in je zit toch dat jongetje, dat meisje, dat kind. Dat net als Zacheüs verlangt om gezien te worden, gekend, geliefd.
Geloof me: Jezus ziet je, kent je en noemt je bij je diepste naam.

Jezus vervolgt tegen Zacheüs: ‘Kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in je huis verblijven.’ Dat is nogal wat hè, als iemand zichzelf zo uitnodigt. Daar spreekt wel gezag uit, het gezag van de Messias zelf. Het is meer een opdracht dan een vraag…
Vier dingen vallen bij Jezus’ opdracht op: 1) ‘Vandaag’. In de oudere bijbelvertalingen staat ‘heden’. Eigenlijk vind ik dat nog mooier. Dat drukt namelijk  nog meer urgentie uit. ‘Zacheüs, je hebt geen tijd om te verliezen, want heden, dus nu, moet ik bij jou in huis zijn.’
‘Heden’ kennen we ook van de engel uit de kerstnacht, die zei: ‘U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Heer.’ En dat maakt alles anders. ‘Heden’ is als een bazuinstoot, de bazuinstoot van het Evangelie.
Het tweede dat opvalt aan Jezus’ woorden is: ‘Ik móet in je huis verblijven.’ Dat moeten duidt op Jezus’ missie. Zijn missie vanwege God. Het is dus een goddelijk moeten. Je komt dat woord ‘moeten’ met name ook tegen voor Jezus’ lijden en sterven, zijn missie van kruis en opstanding, om zo mensen te redden. Waaronder dus ook Zacheüs.
Het derde dat opvalt is dat Jezus bij Zacheüs in zijn huis moet zijn. Je huis is je habitat, waar je leeft, waar je thuis bent. Daar wil Jezus dus binnenkomen. Daar wil Hij thuis zijn. Het centrum vormen.
En het vierde: daar wil Jezus verblijven. Dus geen flitsbezoek, zoals die politici nu in verkiezingstijd, die bij je aanbellen, met een flyer of een bloem. Maar dan weer doorgaan. Nee, Jezus blijft. Hij wil echt bij Zacheüs aan tafel. Hem ontmoeten. De maaltijd met hem delen. Zelfs bij hem blijven logeren, want zo kun je dat Griekse woord dat hier gebruikt wordt, ook vertalen. En als Hij dan weer verder gaat, want Jezus is op weg naar Jeruzalem, Hij is op weg om zijn ultieme missie te vervullen, van kruis en opstanding, dan wil Hij toch blijven in Zacheüs’ leven. Want als Hij je Heer is, dan is dat niet maar voor even, of voor een enkele dag. Nee, dan is dat blijvend, voorgoed.

Op het schilderij zie je prachtig verbeeld wat dit met Zacheüs doet. Hij straalt ervan, in dezelfde warme kleuren als Jezus. Hij gaat ook helemaal open. Om hem heen zien we de bladeren van een bloem. Zo is Zacheüs opengebloeid. En hij stelt z’n huis ook open voor Jezus. Vol vreugde ontvangt hij Jezus thuis.
Vreugde, die alles te maken heeft met verwondering. Verwondering dat Jezus hem gezien heeft, hem gevonden heeft, hem bij zijn diepste naam geroepen heeft en bij hem thuis wil komen, thuis wil zijn en wil blijven!!
Ik hoop dat u, dat jij dat herkent: die verwondering, die vreugde om Jezus. Omdat je je door Hem gezien weet, en opgezocht. Misschien wel opnieuw. Je was een zijweg ingeslagen. Bij Hem vandaan. Maar Hij liet je niet los. Hij zocht je op. Hij vond je. Hij sprak je aan. Hij wilde met je verdergaan, opnieuw beginnen. Daar gaat je hart toch van tintelen? Van vreugde, diepe dankbaarheid en grote verwondering!

Op het schilderij zijn de omstanders in grauwe kleuren te zien. Hun gezichten zijn spits en scherp. Dat past bij hun gemor: ‘Jezus is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’
‘Een zondig mens’… Laten we wel wezen: daar hebben ze een punt: zelfverrijking is een zonde. Maar het punt is nou juist dat Jezus gekomen is voor zondaren, voor mensen die vastgelopen zijn, die weten dat ze zichzelf niet redden kunnen.

Maar zelfs als je dat erkent kun je nog moeite hebben met hoe dat hier met Jezus en Zacheüs gaat: ‘Wel heel snel, als ik eerlijk ben. Bovendien hoor ik niets van een schuldbelijdenis uit Zacheüs’ mond. Geen gebed om redding en vergeving.’
Ja, daar kunnen we in de kerk wel mee bezig zijn: hoe God een mens verandert. Dat daar wel het één en ander voor nodig is. Minstens de drieslag van de Catechismus: ellende, verlossing, dankbaarheid. Bij Zacheüs lijkt het eigenlijk alleen maar dankbaarheid, met die vreugde waarmee hij Jezus in z’n huis ontvangt. Beetje oppervlakkig, zou je zeggen…

Maar gemeente, laten wij de Heer niet voorschrijven hoe Hij mensen zoekt en vindt. Daar heeft Hij niet één weg, één manier voor. Nee, Hij is creatief genoeg om daarin die weg te kiezen die bij iemand past. En bij Zacheüs gaat dat dus via een onvoorwaardelijke uitnodiging: ‘Heden moet Ik bij jou in huis verblijven.’ Daar is Zacheüs inderdaad zo blij mee en zo intens dankbaar voor dat z’n leven radicaal op z’n kop gaat. En hij inderdaad helemaal openbloeit.

Want op dat gemopper van de omstanders is niet Jezus de eerste die reageert, maar Zacheüs. ‘Hij gaat staan’, vermeldt vers 8. Dat is meer dan alleen maar rechtop gaan staan. Nee, dit is opstanding, opstanding tot een nieuw leven. Vandaar die paasbeste kleuren op het schilderij. Dit is een waar opstandingsverhaal, gemeente!

Zacheüs weet zich in de ruimte gezet. De ruimte van Jezus’ onvoorwaardelijke liefde en genade. Daarom kan hij niet anders dan nu zelf ook ruim zijn. Hij doet een gelofte. De helft van zijn bezittingen belooft hij aan de armen te geven en wat hij iemand afgeperst heeft zal hij viervoudig vergoeden.
Dit is zeker ruim! De wet van Mozes had het immers over 10%, de zgn. tienden, die je aan de armen moest geven. En als je iemand iets ontvreemd had, dan moest je daar 20% bovenop doen. Maar Zacheüs doet dat voor maar liefst 300%! Dit is meer dan het gewone.

Zo bloeit Zacheüs open. Deze vruchten zijn er aan zijn levensboom gekomen: de vrucht van de liefde. Die zich uit in het delen van zijn bezit met de armen. En de vrucht van de rechtvaardigheid. Die zich uit in het vergoeden aan hen die hij afgeperst heeft. Ja, z’n naam Zacheüs – Zakkai – wordt zo helemaal waar: puur en rechtvaardig.

Hoe is dat met de vruchten in ons leven? Zijn liefde en rechtvaardigheid ook bij ons te merken? Te proeven? (om het in de taal van ons jaarthema te zeggen)
Weten wij ons ook in de ruimte gezet, zodat we ruim kunnen zijn, naar anderen toe? Ruim in hoe wel delen, van onze rijkdom, van onze tijd, van onze aandacht?
En als het over het vergoeden van berokkende schade gaat? Wat dat betreft denk ik dat die mopperaars gauw zwegen toen ze van Zacheüs die ruime schadevergoeding van 300% kregen, bovenop het bedrag!
Bij het nieuwe leven hoort dus ook goed maken wat niet goed is gegaan, herstellen wat schade heeft berokkend.
Dominee Leendert Vreugdenhil, die hier ooit predikant was, vertelt ergens over iemand die hij tijdens zijn studie leerde kennen. Die had bij een installatiebureau gewerkt en kluste voor zichzelf in de avonduren wat bij. Het materiaal haalde hij uit het magazijn van het bedrijf waar hij werkte. Dat merkte toch niemand. De materialen rekende hij wel door bij zijn klanten. Dus diefstal op twee manieren.
Jaren later, toen hij allang bij een ander bedrijf werkte, kwam hij tot geloof. De Heilige Geest begon hem te herinneren aan het magazijn van zijn vroegere werkgever. Wat kreeg hij het moeilijk. Zijn blijdschap werd overschaduwd door een slecht geweten. Echt blij werd hij pas weer toen hij het hele bedrag bij elkaar had gespaard en persoonlijk terugbezorgd.
Ja, dit hoort ook bij het nieuwe leven, gemeente, als Jezus in je levenshuis verblijft. Dan worden dingen rechtgezet en vergoed, als dat nodig is. Anders is het geloof toch een wassen neus?! Mooie praatjes, zonder daden?

Nog één keer dat schilderij. Zacheüs is opengebloeid. Maar als je heel goed kijkt, zie je dat hij zijn hand ook op z’n borst heeft gelegd. Als teken van boetvaardigheid, van diepe spijt. Hij ziet in waar het in zijn leven mis is gegaan. Juist in het licht van Jezus worden de donkere, de vuile plekken in je leven zichtbaar.
Z’n hart heeft trouwens de vorm van een davidster, Joods symbool bij uitstek. Dat verwijst naar Jezus’ woorden over Zacheüs als ‘zoon van Abraham’, oftewel een Israëliet, een Jood. En ‘Jood’ betekent letterlijk een ‘Godlover’. Zacheüs heeft laten zien dat hij juist dat is.

Dominee Troost maakte een gedicht vanuit het perspectief van Zacheüs. Daarmee wil ik deze preek besluiten. In de hoop dat we het allemaal kunnen meezeggen, meevoelen en beamen:

Here Jezus, heel mijn leven,
heel mijn leven staat beschreven:
is voor U een open boek,
elke zegen, elke vloek,
alle daden, goede, kwade,
geen gedachte zelfs raakt zoek.

Aan Uw liefde zijn geen grenzen,
Gij staat stil, Gij gaat niet heen;
anders dan de meeste mensen
is uw hart geen harde steen:
ieder fluistert, niemand luistert,
Gij verstaat mij, Gij alleen.

Gij zoekt op wat ging verloren,
Gij gaat niet aan mij voorbij,
maar Gij roept mij: Kom naar voren,
schuil niet langer weg voor Mij;
Ik kom heden – uw verleden
doet geen deuren dicht voor Mij!

Heer, Gij hebt mijn hart gelezen,
vol van schulden, groot en klein –
maar nu Gij mijn gast wilt wezen
stroomt mijn ziel vol zonneschijn:
heel mijn leven zal ik geven
nu Gij bij mij thuis wilt zijn!

Amen

zingen (met combo)         Hemelhoog 706 ‘Deze dingen wil God graag’

gedenken overleden gemeentelid       

dankgebed en voorbede                        

inzameling van de gaven

zingen           Lied 146c:3 ‘Welgelukzalig is ieder te noemen’

zegen

zingen    Lied 146c:7 ‘Roem dan, gij mensen, en lofzing tezamen’