welkom en mededelingen
lied Psalm 103:1 ‘Zegen, mijn ziel, de grote naam des HEREN’
stil gebed
votum en groet
aanvangstekst Over de Here God spreekt de profeet Jesaja: ‘Hijzelf zal jullie bevrijden. Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten. Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen.’ (Jesaja 35:4b-6)
zingen Psalm 103:2,5 ‘Loof Hem, die zo met gaven u verzadigt’
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Ja, we zongen net uit een Psalm 103. Over die Psalm gaat het ook bij de kindernevendienst. Dat is eigenlijk wel bijzonder, want we vieren vandaag hier in de kerk het avondmaal, en al heel lang wordt daarbij Psalm 103 gelezen in een avondmaaldienst. Weet je waarom? Omdat het in die Psalm gaat over Gods oneindige vergeving, over zijn grote liefde. En nu gaan jullie het precies vandaag ook over Psalm 103 in de kindernevendienst hebben!
Zingen jullie graag Psalmen?
Misschien niet. Dat snap ik wel, want die Psalmen zijn niet altijd makkelijk. Maar tegelijk zijn het wel de liederen uit de Bijbel zelf. Met de Psalmen zing je dus uit Gods eigen Woord. Dat is natuurlijk prachtig. En we zijn niet de enigen die ze zingen. Ook de Joden kennen ze. En heel veel christenen, door alle tijden heen en van overal op de wereld. Dus als we Psalmen zingen, zijn we met God verbonden en met zijn kinderen.
Ik wil een gedicht voorlezen, waarin iemand heel mooi zegt hoe belangrijk de Psalmen zijn en hoe we daarin God tegenkomen en Wie Hij voor ons is. Voor jong en oud. Voor ons allemaal.
DE PSALMEN
De psalmen staan
beschermend om mij heen.
Zij zingen dat mij
alles is vergeven.
Geen stem spreekt er
het schuldig uit, niet één.
Je zult niet sterven,
klinkt het, je zult leven.
Dat ik er was,
staat eenmaal op een steen.
Dat ik er zijn zal,
staat bij God geschreven.
Geert Boogaard
Een goede kindernevendienst en tot straks!
schriftlezing Markus 2:1-12
zingen Psalm 42:3 ‘Hart onrustig, vol van zorgen’
tekstlezing ‘Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Mijn kind, uw zonden zijn u vergeven’.’ (Marcus 2:5)
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Het is stil in het huis in Kafarnaüm. Ademloos luisteren de talloze aanwezigen naar Jezus. Zoiets hebben ze nog nooit gehoord: het is zo anders dan wat een doorsnee-rabbi te vertellen heeft. Dit zijn woorden met gezag!
Als Jezus pauzeert, zou je een speld kunnen horen vallen…
En opeens valt er iets, geen speld…., maar brokken klei en stukken riet; delen van het dak komen naar beneden! Het klettert allemaal neer voor de voeten van Jezus. Stofwolken dwarrelen op, zonlicht valt naar binnen en dan… door het gat in het dak, komt iemand naar beneden: op een mat, hangend aan touwen. Beetje bij beetje worden de touwen gevierd, tot de man zachtjes neerkomt voor de voeten van Jezus.
De verwarring is groot. Mensen verdringen zich nog meer in het overvolle huis, om te zien wat er gebeurt. Het is voorbij met de stille aandacht. Er wordt gemopperd: ‘Wat moet die verlamde man hier, juist nu?! En op deze manier? Pure vernielzucht dit!’
En Jezus…..? Jezus kijkt. Hij ziet en doorziet het. Want hoe begint onze tekst? ‘Toen Jezus hun geloof zag…’
In het gedrag van die vier vrienden, die letterlijke inbrekers, ziet Jezus geloof! Geloof dat op Hem gericht is, want bij Hem willen ze zijn met hun verlamde vriend. Geloof dat ook het goede zoekt voor hun vriend. Waarbij ze zich niet hebben laten tegenhouden, en dus alles over hebben om hun vriend bij Jezus te brengen. Geloof dat dus helemaal gekleurd is door volharding.
Jezus ziet hún geloof. Nee, er staat niet dat Jezus zíjn geloof zag. Dat zou je toch eerder verwachten, want ja, hij, die verlamde man, hij moet genezen worden en daar is toch geloof voor nodig?! Maar verrassend genoeg is dat dus niet zozeer het geloof van die man zelf.
Tenminste, nergens blijkt dat in dat geloof van hen, dat Jezus ziet, ook het geloof van de verlamde besloten is. Kijk maar naar het verband van onze tekst, in het vers ervoor, gaat het over die vier vrienden die het dak boven Jezus’ hoofd wegbreken en hun vriend met mat en al laten zakken. En dan komt onze tekst: ‘Toen Jezus hun geloof zag.’ Dat moet wel over het geloof van die vier mannen gaan. Juist hun geloof lokt Jezus’ reactie uit. Ik vind dat zo ontroerend. En ook zo verrassend.
Kijk, geloof is persoonlijk. Zeker. Niet voor niets spreekt de bekendste geloofsbelijdenis, de apostolische, van ‘ik geloof’. En straks bij het avondmaal stap je zelf uit de bank, hopelijk, als een persoonlijke daad van geloof. Geloof dat ook kwetsbaar is en versterking nodig heeft. Daarom ga je. En niemand anders stapt voor jou de bank uit. Dat moet je zelf doen. Zo persoonlijk is het.
Maar geloof is niet individualistisch. Dat zie je aan die andere, bekende, ook hele oude geloofsbelijdenis (dit jaar zelfs precies 1700 jaar oud): die van Nicea. Die spreekt juist van ‘wij geloven.’ Geloven is ook gemeenschappelijk. Je stapt zelf uit je bank straks bij het avondmaal, maar je bent dan niet de enige. Het is een hele rij, en met elkaar eten we het brood en drinken we de wijn tegelijk, als teken van gemeenschap. En in de avonddienst zitten we samen om die ene avondmaalstafel. Samen gedenken we. Samen vieren we. Samen geloven we.
En dan laat het verhaal van vanmorgen zien dat we ook kunnen geloven vóór een ander. Zoals die vier doen voor hun verlamde vriend, bij wie misschien z’n eigen geloof ook lamgeslagen is. Hoe geweldig is het dan als anderen blijven geloven, tegen alles in, en die er alles voor over hebben om jou naar Jezus te brengen. Zo geloven die vier voor hun vriend. Het is hun geloof dat hem draagt… Zoals het geloof van mijn vader en moeder mij in het eerste deel van mijn leven ook heeft gedragen. Ze droegen mij letterlijk in geloof naar het doopvont. Zij geloofden voor mij, toen ik als klein kindje het nog niet kon. En ze zijn dat blijven doen.
Ik hoop dat u, dat jij zo ook voor anderen gelooft en blijft geloven. Als ze het zelf moeilijk vinden, er misschien in vastgelopen zijn, het hebben laten versloffen. Om het dan zelf niet op te geven, voor hen te blijven geloven en ze bij Jezus te brengen. Hij ziet dan jouw geloof, net als Hij dat van die vier zag: ‘Toen Jezus hun geloof zag…’
Dominee Dick van de Linde zei eens in een preek. Ik was erbij als kerkganger in Nieuw-Vennep, maar ben het nooit meer vergeten: ‘Als er aan het eind van de voorbeden ruimte is voor stil gebed, weet ik dat er nogal wat ouders zijn, die hun kinderen en kleinkinderen bij Jezus brengen. Ze zijn van Hem vervreemd. En in taaie volharding, net als die vier vrienden, brengen ze hen bij Jezus.’ Het stil gebed om anderen zo voor Jezus neer te laten. En daarin taai volharden. Reken maar dat Jezus zulk geloof ziet.
Gemeente, zullen we zo er voor elkaar zijn? Bidden, geloven voor hen die het nog niet of niet meer kunnen. Die er tijdelijk moeite mee hebben. Het gevaar van onze individualistische tijd is dat we zeggen: ‘Ieder moet z’n eigen boontjes maar doppen.’
Maar in Gods Koninkrijk gaat het dus anders: juist elkaar dragen! Is het je wel eens opgevallen in die al genoemde apostolische geloofsbelijdenis? Dat het ‘ik geloof in de vergeving van de zonden’ wordt voorafgegaan door het ‘Ik geloof de gemeenschap van de heiligen.’ Dat is niet voor niks…
En dat blijkt ook in onze tekst: ‘Toen Jezus hun geloof zag (oftewel de gemeenschap der heiligen) … zei Hij tegen de verlamde: ‘Mijn kind, uw zonden zijn u vergeven.’
‘Huh, kwam hij daarvoor dan? Toch voor genezing van z’n verlamdheid? Of zijn die zonden het werkelijke probleem? Maar betekent dit dat z’n ziekte veroorzaakt wordt door z’n zonden? Daar moet je toch heel erg mee uitkijken: als iemand ziek is, dat het z’n eigen schuld is?’
Genoeg vragen. Eerst maar dat laatste. Een directe relatie tussen ziekte en zonde legt Jezus vaak juist niet. Daar moet je dus zeker mee uitkijken. Maar dat wil niet zeggen dat er nooit een verband is. Als jij bijvoorbeeld een hele slechte leefstijl hebt, kun je ziek worden. En dat is zonde, en toch echt je eigen verantwoordelijkheid.
In de tweede plaats kan een groot schuldgevoel ook echt verlammend werken. Onze ziel kan vleugellam geslagen zijn, zongen we met Psalm 42. En dat kan ook fysiek doorwerken.
Hoe dan ook, Jezus stoot hier door naar de kern: de zonden van die man. Maar hij wijst die niet alleen aan, maar vergeeft deze ook. En noemt daarbij de man ‘kind’: ‘Mijn kind, je zonden zijn je vergeven.’ De man zag zichzelf ongetwijfeld als een nobody. Die geen kant op kon. Die verlamd was. Die vast zat in z’n schuldgevoel. Maar Jezus spreekt hem aan met ‘mijn kind’, oftewel ‘kind van God’. Hoe bevrijdend, hoe waardevol, hoe genadig is dat!
En als bewijs daarvan vraagt Hij de man op te staan, z’n mat op te nemen en te gaan lopen. En vanuit de ruimte van de vergeving kan de man omhoog, staat hij op. Ik las ergens: ‘Het komt tot een radicale omkeer. Niet het bed draagt de man, maar de man draagt het bed. Niet meer de man met zijn rug op het bed, maar de man met het bed op zijn rug. Als een teken draagt hij het naar huis.’
Over tekenen gesproken. Straks mag jij ook opstaan en hier bij de avondmaalstafel de tekenen van brood en wijn ontvangen. Tekenen van Christus’ offer, de volkomen verzoening van al onze zonden. Het wordt je aangereikt, je mag het gelovend aanvaarden. Hoe vast je ook geraakt bent, hoe lamgeslagen misschien wel, hoe je worstelt met wat dan ook, of juist dankbaar en blij met zoveel zegeningen: hier reikt Christus zelf je zijn tekenen aan, zijn vergeving, zijn genade, die ruimte schept, die je weer op je benen zet als kind van God.
Nog één keer dat verhaal van die verlamde man en z’n vier vrienden. Hij daalde neer vanuit de hoge en stond op. Is dat ten diepste niet dezelfde beweging die Jezus zou vervullen?
Hij kwam vanuit de hoge. O ja, veel hoger dan de verlamde. Hij kwam vanuit de hemel, als God zelf. Hij daalde neer op deze aarde. Veel dieper ook dan de verlamde. Tot in de hel. In de godverlatenverlatenheid. Maar daarvanuit stond Hij op. En baande zo de weg voor ons. De weg waarop wij mogen wandelen. In het licht. Met Jezus. Tot in het eeuwige leven. Lof zij U, Christus!
zingen Lied 837:1,2 ‘Iedereen zoekt U, jong of oud’
lezing avondmaalformulier
zingen Lied 377 ‘Zoals ik ben, kom ik nabij’
nodiging, uitdeling en communie
lofprijzing
dankgebed en voorbeden
collectemoment
zingen Hemelhoog 609 ‘Machtig God, sterke Rots’
zegen
0 Reacties