zingen         Gezang 173:1,3

stil gebed

votum en groet

openingstekst

‘Juich, Sion,
Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!
Je ​koning​ is in aantocht,
bekleed met ​gerechtigheid​ en zege.
Nederig komt hij aanrijden op een ezel,
op een hengstveulen, het jong van een ezelin.
Ik zal de ​strijdwagens​ uit Efraïm verjagen
en de paarden uit Jeruzalem;
de ​bogen​ worden gebroken.
Hij zal ​vrede​ stichten tussen de volken.’ (Zacharia 9:9-10a)

zingen (met combo)         Met open armen van Schrijvers voor Gerechtigheid

lezing van het gebod       De Tien Woorden als biechtspiegel

zingen         Evangelische Liedbundel 312

gebed om verlichting met de Heilige Geest

zingen         (met combo) Opwekking 553 ‘Laat het feest zijn in de huizen’.

kindermoment

Natuurlijk heb ik iets bij me. Een stel dieren. Geen echte, maar van het merk Schleich. Kennen jullie die? Die zijn wel net echt, maar dan een stuk kleiner. En je hoeft ze ook geen eten te geven of uit te laten. Heel handig eigenlijk.
We hebben er bij ons één die spaart vooral dieren met vier benen en een hoofd. Want dat zeg je bij die dieren. Over welke heb ik het dan? Paarden natuurlijk. Ik heb ze niet allemaal meegenomen, maar een stel.

Weet je, ze heeft er geen ezels bij. Die heb ik gisteren zelf maar in de winkel gekocht: een grote en een kleintje, moeder en zoon.  Nou ja, wat vinden jullie eigenlijk van een ezel, vergeleken met een paard? Tja, een paard is toch wel groter, stoerder. Neem nou Prinsjesdag, lopen er dan ezels voor de koets? Nee, paarden! En als vroeger een koning ergens naar toe ging, dan ging hij ook op een paard.

Ezels zijn een stuk minder populair. Het is zelfs een scheldwoord geworden: ‘Ezel!’, als je iets doms hebt gedaan.
Maar vandaag gaat het over een Koning die op een ezel komt en zo de stad binnentrekt. Zelfs ook twee ezels: een moeder en haar veulen. Wie is die Koning? Jezus. Hoe dat precies gaat, zal ik niet verklappen, maar ik wil tot slot toch een gedichtje voordragen over iets dat met een ezel te maken heeft: Ezelsoren 

Luister, luister, luister allemaal
alle soorten kinderen
thuis en in de zaal
hoe je er ook uitziet
en hoe hoog of laag je scoort
iedereen kan lezen
of luisteren naar Gods Woord

Al heb je hazentanden, eksterogen
kriebel aan je ellebogen
apenbillen, spillebenen
pukkeltjes of jubeltenen

Iedereen mag bij Hem horen
zelfs al heb je ezelsoren

Ezelsoren, ezelsoren
welkom op het feest (2x)

Al heb je hazentanden, eksterogen
doorgegroeide wenkbrauwbogen
of al is je neus gebogen
of voel jij je vaak bedrogen

Iedereen mag bij Hem horen
zelfs al heb je ezelsoren (2x)

Ezelsoren, ezelsoren
welkom op het feest (2x)

schriftlezingen                Matteüs 20:17-19 en 21:1-11

zingen   Psalm 118:9

verkondiging

Gemeente van Jezus Christus, gasten in ons midden,

Ik sta met moeder aan de muur
gebonden bij de oude schuur
en hier is dan mijn gouden uur:
          de Heer heeft me nodig!

Mijn ogen worden groot en diep,
ik loop te dromen of ik sliep,
ik weet alleen dat iemand riep:
          de Heer heeft je nodig!

Een vreemde hand, die mij betast,
een zware en toch lichte last;
mijn wankele stap wordt sterk en vast:
          de Heer heeft me nodig!

De massa juicht en dringt me voort,
een lange weg, een grote poort –
ik heb alleen dat woord gehoord:
          de Heer heeft je nodig!

Aldus het gedicht Mij, een ezel van Mieke de Jong, dat het Bijbelverhaal van vanmorgen vertelt vanuit het perspectief van de ezel. Ik las het van de week en het raakte me, omdat het op beeldende en ook ontroerende wijze de verwondering uitdrukt die de intocht van Jezus oproept.
Die ezel speelt daarbij zeker ook geen bijrol. Integendeel, Matteüs vertelt uitgebreid over hem: hoe twee van Jezus’ leerlingen erop uitgestuurd worden met de opdracht om twee ezels te vorderen: een ezelin met haar veulen. Mocht iemand er wat van zeggen, dan hoeven ze alleen maar te antwoorden: ‘De Heer heeft ze nodig.’ En dat zal genoeg zijn. Jezus heeft blijkbaar zoveel gezag, koninklijk gezag.
De leerlingen voeren de opdracht uit. Het gaat warempel precies zoals Jezus gezegd heeft. Ook zij zullen toch verwonderd hebben gestaan?! Het zal de spanning én het verlangen nog meer hebben opgevoerd: ‘wat staat er te gebeuren?!’
Ze brengen de ezels bij Jezus en Hij gaat erop zitten. In het verhaal is niet zo duidelijk hoe precies. Sommigen denken dat Jezus op beide ezels gaat zitten, waarbij een soort brede draagstoel op beide ezels rust. Toch is dat allesbehalve comfortabel, voor Jezus zelf én voor de ezels niet. In de andere versies van dit verhaal –  die van Markus, Lukas en Johannes – ja, het verhaal van Jezus is zo veelzijdig en boeiend dat het in viervoud uitgebracht is zeg maar – in die andere versies lees je dat Jezus op één ezel gaat zitten: het veulen om precies te zijn. Maar aangezien daar nog nooit op gereden is (ook dat lees je in die andere versies), loopt moederezel mee. Dat helpt haar veulen in deze onwennige situatie.

Zó rijdt Jezus Jeruzalem binnen. Op dat ezeltje. De schrijver Matteüs drukt ons op het hart dat die hele enscenering niet toevallig is: ‘Dit is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Zeg tegen Sion: “Kijk, je koning is in aantocht, hij is zachtmoedig en rijdt op een ezelin en op een veulen, het jong van een lastdier.”’ Het zijn woorden van de profeet Zacharia. We begonnen er vanmorgen de dienst mee. En nu worden ze werkelijkheid in Jezus, die op een ezel Jeruzalem binnentrekt.
Laten we wel wezen. Dat is wel even anders dan je bij een koning zou verwachten. Als toen een koning een intocht hield, dan zat hij hoog te paard, verheven boven de mensen. Of dan stond hij in een strijdwagen, met een stel paarden ervoor, als een machtig heerser. Maar Jezus zit op een ezeltje, veel lager bij de grond, veel dichter bij de mensen. Met een ezel kon je in de strijd ook niets beginnen. Daar had je paarden voor, samen met die strijdwagens de ‘tanks van die tijd’. Maar Jezus is geen oorlogszuchtige heerser, niet iemand die hoog uittorent boven de mensen. Nee, in die profetie van Zacharia staat: ‘Nederig komt Hij aanrijden op een ezel’ (…) en ‘Ik zal de strijdwagens uit Efraïm verjagen en de paarden uit Jeruzalem; de bogen worden verbroken. Hij zal vrede stichten tussen de volken.’ Het wordt bij wijze van spreken allemaal uitgetekend in dat ezeltje, waar Jezus op zit: z’n nederigheid, z’n nabijheid, z’n vredelievendheid. Matteüs pikt er nog één woord speciaal uit: Hij is zachtmoedig. Zo is Jezus koning. Zo wil Hij voor de mensen zijn. Zo wil Hij bij u en jou je leven binnenkomen. Sterker nog: die zachtmoedigheid hoort onlosmakelijk bij de stijl van z’n koningschap. Niet voor niets heeft Jezus het in de Bergrede, ook wel de Grondwet van zijn koninkrijk genoemd, het over zachtmoedigen. En verderop in de Bijbel blijkt zachtmoedigheid bij de vrucht van de Heilige Geest te horen, oftewel dat wat in je leven groeit en rijpt, als je Jezus hebt leren kennen, als je niet meer los van Hem komt.

‘Nou, ‘zachtmoedig’… Dat klinkt me toch wel erg soft in de oren. Zachtmoedig? Betekent dat dat je een soort zachtgekookt ei bent? Dat je over je heen moet laten lopen? Dan blijf je toch nergens?!’
Nee, zachtmoedig is niet soft en een zachtgekookt ei zijn. Niet voor niets zit er in het woord ‘zachtmoedig’ ook het woord ‘moedig’. Het vergt moed om zo te zijn. Het is namelijk tegen de stroom ingaan. De hoofdstroom is toch vaak hard, keihard, iemand afrekenen. Of dat nu in de politiek is, of op het werk, of in andere verbanden. Maar zachtmoedigheid staat daar haaks op. Zachtmoedig zijn, is mild kunnen zijn, het met iemand willen uithouden. Natuurlijk, op fouten mag je iemand aanspreken. Maar kun je die ander ook vergeven? Ook omdat je weet dat je het zelf ook mis kunt hebben. Omdat je verder kunt kijken dan je eigen belang. En vooral omdat je geraakt bent door hoe Jezus zich niet verheft boven de ander, maar nederig is, vredelievend, zachtmoedig. Die koninklijke en tegelijk diep menselijke stijl van Hem. Die werkt aanstekelijk. Die vraagt wel om een lange adem, om  geduld, om verder kijken dan de korte termijn, om samen echt verder te willen. Probeer het maar. Het geeft zoveel meer voldoening, vreugde, vrede.

Terwijl Jezus op het ezeltje Jeruzalem binnenrijdt, groeit de mensenmenigte snel.  Ze zijn door het dolle heen. Ze leggen letterlijk de loper voor Hem uit middels hun mantels die ze op de weg voor Hem uitspreiden. Ze breken takken van de bomen en leggen deze erbij of zwaaien ermee. Luidkeels roepen ze: ‘Hosanna voor de Zoon van David. Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!’ De mantels op de weg, de palmtakken, de ‘Hosanna’s en de jubelende Psalm. Het is duidelijk: dit is feest, een soort ‘Koningsdag’ avant la lettre, maar dan voor de allerhoogste koning. Vandaar die loper, die palmtakken, die hosanna’s. ze drukken diep respect, eerbiedige hulde en jubelende lofprijzing uit. En tegelijk een intense verwachting.
‘De Zoon van David’ wordt er geroepen. Dat is een titel voor de Messias. Je hoort daarin de hooggespannen verwachting: ‘Is het dan eindelijk zo ver? Is hij daar, op wie al eeuwen gehoopt is en naar Wie verlangd is? De Messias, de beloofde Koning die zal bevrijden. En naar bevrijding snakken ze. Want hun land is al zolang bezet door die gehate Romeinen. Het volk zucht eronder. Is dan nu het moment gekomen dat ze bevrijd worden?!’

En Jezus? Hij laat zich huldigen. Hij stapt niet van z’n ezel en maakt rechtsomkeert. Nee, want Hij is de Koning, de beloofde Messias. Alleen wel op een andere manier dan de mensen willen. De verwachtingen van de mensen zal Hij zo niet gaan vervullen, maar anders.
Misschien dat het wel verborgen zit in die uitroep ‘Hosanna’. Die klinkt in onze oren, en trouwens ook in die van die menigte daar, als een feestelijke uitroep, als een lofprijzing: ‘Hosanna in de hoogste hemel!’ Maar dat Hebreeuwse woord betekent oorspronkelijk en letterlijk iets anders, namelijk: ‘Heer, help toch!’ of ‘Heer, red toch!’ En daar is Jezus voor gekomen, om te helpen, om te redden. Maar anders dan de mensen verlangen. Hij trekt Jeruzalem niet binnen om de strijd aan te binden met de Romeinen. Hij gaat niet op de troon plaatsnemen in het paleis van Herodes. Nee, ‘zijn wieg was een kribbe, zijn troon een kruis’, zingt een lied niet voor niets.
In het vorige hoofdstuk – we lazen dat ook – geeft Jezus het doel van zijn intocht in  Jeruzalem aan: om daar gevangengenomen te gaan worden, om veroordeeld te worden, om uiteindelijk geëxecuteerd te worden, te sterven aan het kruis. En op de derde dag uit de dood opgewekt te worden.
Via die diepe weg zal Hij gaan helpen, zal Hij redden. In die zin is het ook veelbetekenend dat Jezus op een ezel zit. Matteüs vermeldt namelijk expliciet dat de ezel een lastdier is. Je zag ze toentertijd overal in het straatbeeld: zwaarbepakte ezels. Ze waren zeg maar de vrachtwagens van die tijd, lastdieren. Over lasten gesproken. Die zal Jezus via die genoemde weg zelf op zich namen. Onze lasten. Het kwaad dat over ons komt, maar ook het kwaad dat wij zelf doen. Want wie zichzelf kent, weet dat er niet alleen maar goede gedachten in je huizen. En dat er niet alleen maar mooie woorden je mond verlaten. En dat er niet alleen maar positieve daden uit je komen. We keken vanmorgen niet voor niets in die spiegel en ontdekten dat toch. Ik althans wel. Zulke missers, pijnlijke woorden, daden die zo het doel misten, kunnen een last zijn die op je drukt. Evenals het gevoel het maar niet te halen, die knagende onzekerheid en onrust, enz. enz. Jezus heeft die hele last op zich genomen, en is ermee naar het kruis gegaan. In onze plaats.

Afgelopen week keek ik met een stel jongeren naar de film Dos Santos, waarin een drugsverslaafde een moord pleegt, daarbij aangezet door z’n dealer, die geld wil zien. De jongen heeft verschrikkelijke spijt, niet in de laatste plaats naar z’n alleenstaande moeder toe. Maar wat gebeurt? Z’n tweelingbroer, die sprekend op hem lijkt, geeft zichzelf aan en neemt de schuld op zich. Als de dader daar achter komt en z’n tweelingbroer in de gevangenis bezoekt, is hij verbijsterd: ‘Ik moet daar zitten! Waarom heb je dit gedaan?’ Z’n broer antwoordt: ‘Uit liefde!’ en hij reikt hem een kruisje aan, dat ook om zijn nek hangt. ‘Hier denk ik zo vaak aan… Raap jezelf op en zorg voor mama.’ En z’n broer gaat als een vrij man de gevangenis uit. Hij doet het kruisje om z’n nek en loopt de toekomst tegemoet.
De film raakte de jongeren diep. Zeker ook, omdat het een verwijzing is naar Jezus, die niet met één persoon, maar met ons allemaal, als onschuldige, geruild heeft. Hij onze lasten op zich en wij die vrijuit mogen gaan: een nieuw leven, van vergeving, van jezelf oprapen, van de toekomst tegemoet.
‘Hosanna! – Heer, help, red toch’! Ja, zo dus. Op een andere manier dan de mensen verwachten. Als Jezus dan in Jeruzalem is gekomen en niet naar het paleis gaat, geen bevrijdingsoffensief inzet tegen de Romeinen, dan druipen de mensen af. Lukas vermeldt ook dat Jezus huilt. Hij huilt omdat ze Hem niet begrijpen, omdat hun wensen bij de oppervlakte blijven, de mensen de veel diepere redding van het kwaad in hen niet willen. Althans, nu nog niet. Maar het weerhoudt Jezus niet om door te gaan op z’n weg.
Godzijdank. Want zo is Hij ook voor ons, voor u, voor jou en voor mij die Redder geworden. De levende Heer, die ons vanmorgen ook opzoekt en die weg van zijn koninkrijk aanbiedt: de weg van de zachtmoedigheid, van de nederigheid, van de vrede. Durf je die te gaan? ‘The proof of the pudding is in the eating’, om op Engelse wijze maar even bij deze zondag aan te sluiten. Je weet pas hoe het smaakt, als je het ook daadwerkelijk proeft. Dat geldt ook voor de Kerkproeverij. Dat geldt ook voor het leren kennen van Hem om wie het hier in de kerk draait: de Heer zelf en zijn weg.

Op die weg wil Jezus u en jou er graag bij. Het is geen brede weg. In die film is de slotscène die jongen die door de gevangenisdeuren naar buiten loopt. We kijken hem op z’n rug, vanuit de gevangenis. Achter hem gaan de deuren weer dicht, tenminste: bijna. Er blijft een smal reepje licht. Daarin wandelt de jongen weg. Het is een smalle weg. Maar een weg in het licht. ‘Ik wandel in het licht met Jezus’ zegt een oud lied. Misschien kent u het nog wel van vroeger. Ja, zo zal het ook lukken: in het licht met Hem. Probeer maar. Beproef het maar. Die leerlingen merkten het. Die mensen hier die u of jou voor deze dienst uitnodigden, merkten het ook. Vraag het hem of haar maar.
Hoe hij of zij die Heer nodig heeft en hoe zijn koninklijke stijl hun leven stempelt. Niemand is daarvoor te min. Daarom eindig ik met dat ezeltje, met de slotcoupletten van dat gedicht over hem, waar ik de preek mee begon. En je mag je eigen naam er ook voor invullen.

Ik ben nog dom en jong en pril,
ik ga de wegen die Hij wil,
ik sta op ’t eind gewillig stil:
          de Heer had me nodig!

En loopt mijn leven krom of recht
en word ik later wijs of slecht –
ééns werd het tegen mij gezegd:

          Ik heb jou nodig!

Amen

zingen         Gezang 121:1,2,4

dankgebed en voorbeden

inzameling van de gaven  

slotlied        Psalm 98:3,4

zegen