welkom en mededelingen
zingen Psalm 107:5,7 ‘Zij die in boeien lagen’
stil gebed
votum en groet
openingstekst ‘Ik was naakt en jullie kleedden Mij. Ik was ziek en jullie bezochten Mij, Ik zat gevangen en jullie kwamen naar Mij toe.’ (Matteüs 25:36)
zingen (met combo) Hemelhoog 706 Licht aan
lezing gebod aan de hand van de persoonlijke ‘biechtspiegel’ uit het dienstboek, opgesteld aan de hand van de Tien Woorden
Waar kan ik in mijn leven van op aan?
Waar ben ik bang voor?
Aan wie behoort mijn hart toe?
Wat betekent de naam ‘God’ voor mij?
Gebruik ik die gedachteloos als ik praat?
Ben ik bang Hem voor anderen te belijden?
Doe ik mij vromer voor dan ik ben?
Gebruik ik de naam van God als een middel
om bovennatuurlijke machten te manipuleren?
Waardoor wordt mijn gebed bepaald?
Door sleur of door behoefte?
Zit er ook dankbaarheid in mijn gebed?
Zelfs voor aanvechtingen?
Waarom bid ik eigenlijk?
Voor de vergeving van mijn zonden?
In nood en in vreugde?
Hoe ziet mijn zondag eruit?
Welke rol spelen de kerkdienst en de maaltijd van de Heer in mijn leven?
Wat zoek ik in de kerk?
Waarin dien ik de gemeente waarvan ik deel uitmaak?
Hoe waardeer ik mijn ouders?
Wie heeft invloed op onze kinderen?
Hoe sta ik tegenover mijn meerderen?
Draag ik mijn eigen verantwoordelijkheid?
Ben ik bereid die van de anderen te aanvaarden?
Gun ik de ander ruimte om te leven?
Ben ik een ellendige, die juist mijn hulp nodig had, uit de weg gegaan?
Pleeg ik roofbouw op mijn gezondheid?
Besef ik mijn verantwoordelijkheid voor mijn (huwelijks)relatie?
Handel ik daarnaar?
Blijf ik van de (huwelijks)relatie van anderen af?
Ben ik mij bewust dat ik in mijn (huwelijks)relatie of in mijn alleen staan altijd door God gedragen word?
Heb ik achting voor het eigendom van een ander?
Op welke manier kom ik aan mijn geld?
Dient mijn bezit anderen tot vreugde en hulp?
Waar praat ik over?
Over de fouten van anderen?
Over mijn eigen prestaties?
Heb ik iemand verloochend?
Sta ik snel klaar met mijn oordeel over anderen, maar ben ik langzaam om hen te verontschuldigen?
Heb ik aan mij toevertrouwde geheimen bewaard?
Meen ik wat ik zeg en zeg ik, waar dat nodig is, wat ik meen?
Zorg ik ervoor dat in het leven van de gemeenschap de waarheid het opneemt tegen de leugen?
Ben ik trouw in de voorbede, juist voor hen met wie ik moeite heb?
Houd ik er rekening mee dat God grenzen stelt die ik niet moet overschrijden:
grenzen aan mijn begaafdheid, aan mijn invloed, aan mijn macht, aan mijn leven?
Heb ik mij aan de onbegrensde aanspraak van God op mijn leven onttrokken?
Ben ik mij bewust, dat ik door de doop toebehoor aan de Heer Jezus Christus?
Laat ik dagelijks God over mij oordelen
of rechtvaardig ik mijzelf?
zingen (met combo) Hemelhoog 162 ‘Agnus Deï’
gebed om verlichting met de Heilige Geest
kindermoment
Wat heb ik hier bij me? Een bankbiljet. Hoeveel is het waard? 20 euro.
En hoeveel is deze waard? Ook 20 euro.
Maar nu ga ik er iets mee doen. Verfrommelen
Hoeveel is het waard? Nog steeds 20 euro.
Dan er neus in snuiten. En nu? Nog steeds 20 euro? Ja, nog steeds 20 euro.
Dan voeten op afvegen, op stampen, tegen schoppen. En nu? Nog steeds 20 euro.
Waarom blijft het 20 euro waard? Omdat het een briefje van 20 euro blijft, wat er ook mee gebeurt.
Weet je zo is het met ons mensen ook. We kunnen best wat fout doen in ons leven. Wie doet er nooit iets fout? Ik wel hoor. Afgelopen week ook nog. En zo maken we allemaal fouten. Luisteren we niet. Zijn we ongehoorzaam. Zeggen we dingen die verkeerd zijn. Soms kun je zulke erge fouten maken, dat je in de gevangenis komt.
En toch, je blijft van waarde. Want je blijft een mens die door God gemaakt is. Een mens van wie de Here God houdt. Een mens voor wie Jezus naar deze aarde gekomen is, en zelfs gestorven is. Zoveel ben je waard. Zoveel is iedereen waard.
Vergeet dat nooit. Als je naar jezelf kijkt, maar ook als je naar een ander kijkt.
Een goede kindernevendienst en tot straks.
schriftlezing Matteüs 7:1-12 door diaken Wim Becker
zingen Lied 444:1,3,4 ‘Nu daagt het in het oosten’
tekstlezing ‘Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt.’ (Matteüs 7:1).
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
‘Een man lag languit op ‘mijn’ bank in het park. Alle andere banken waren bezet. Ik twijfelde… Het was een kleine, gezette man, ik paste er nog net naast. Of hij bezwaar maakte? Hij trok zijn benen in en ik ging smalletjes naast hem zitten. Hij droeg geen sokken. Zijn huid schilferde. Zag ik dat goed? Hij droeg een beugel om zijn rechterenkel. Ik deed mijn best de andere kant op te kijken. ‘Dat is mijn enkelband,’ zei hij. ‘Wees maar niet bang, ik doe niks.’
‘We zitten op het beste plekje’, zei ik om het onderwerp te vermijden, maar hij greep het juist aan. Meneer had maanden in het huis van bewaring gezeten, wachtend op een enkelband. Hij had zijn sportbroek en gympen al aan een maat gegeven. En een hele tray Cup-a-Soup. En toen duurde het nog veertien dagen. Ze misten een papier. ‘Je bent geen mens maar een vragenlijst.’ Een nobody was ie.
En nu?
Zijn kind werd van hem weggehouden. Zoontje van acht.
Omdat hij gevangenzat?
‘Ja, omdat ik… Nou ja, ze schamen zich.’
Ik vroeg niet verder, wees naar een geringde duif met lamme vleugel.
‘Ook een enkelband’, zei de man. De buren kletsten. Iedereen wist het. ‘Mijn zoontje mag me niet bellen. Ik ben geblokkeerd.’
Aldus een passage uit de nieuwste roman Adriaan van Dis, met de intrigerende titel Naar zachtheid en warm omhelzen. Ik vind het zo’n treffende passage. Zo eerlijk ook. Als de schrijver de enkelband ziet, kijkt hij gauw weg. Maar de gedetineerde voelt het: ‘Wees maar niet bang’, zegt hij.
Laat ik eerlijk zijn, als ik zo’n iemand op een bankje zie liggen, dan heb ik ook snel mijn oordeel klaar: enkelband – een crimineel – wat zou-ie op z’n geweten hebben? – zou hij vuurgevaarlijk zijn? – ik voel me in ieder geval allesbehalve safe, enz. enz. Oordelen: we doen het zo snel, zo makkelijk. Maar wat zegt Jezus? ‘Oordeel niet!’
Maar oordelen doen we toch allemaal? Dat hoort toch bij het leven? Een leraar beoordeelt het werk van z’n leerlingen. Een rechter moet een oordeel over de verdachte vellen. En in een gezin beoordelen ouders wie voor een bepaalde klus het best gevraagd kan worden, en wie niet. Daar hoeft toch allemaal niets mis mee te zijn?
Inderdaad, Jezus verbiedt hier ook geen oordelen an sich. Hij heeft het immers ook over een balk en een splinter. Het verschil daartussen is ook een vorm van oordelen en beoordelen.
Eigenlijk moeten we Jezus’ woorden ook anders vertalen: ‘Véroordeel niet…’ Veroordelen is iemand vastleggen op het beeld van het moment. Hij of zij doet iets, zegt iets en dat veroordelen we. We keuren het af. We schrijven diegene af. ‘Snap je nou dat diegene zo snel alweer een relatie heeft?? Zijn vrouw is nog geen jaar geleden overleden!’ ‘En wat dacht je van haar? Die hopt van de ene relatie naar de ander!’
Zulke oordelen, zulke veroordelingen. Iemand vastzetten op het moment. Op wat je aan de buitenkant ziet: zo’n enkelband bijvoorbeeld uit het begin. Daar iemand op vastpinnen. Zonder verder te kijken. Zonder door te vragen. Zonder echt in gesprek te komen met die ander. Zonder oog te hebben voor achterliggende en dieperliggende motieven, omstandigheden en trauma’s die tot bepaald gedrag kunnen leiden. Zonder er rekening mee te houden dat mensen kunnen veranderen, dat God hen kan veranderen.
Waarom oordelen en veroordelen we zo snel en zo makkelijk? Toch heel vaak om daarmee zelf beter mee voor de dag te komen. Want zó ben jij in ieder geval niet. Oordelen dus als een vorm van zelfrechtvaardiging.
‘Niet doen!’, zegt Jezus, ‘want met de maat waarmee je een ander meet, zal er over jou geoordeeld worden.’ Je bent zo dus met gevaarlijke dingen bezig.
‘Oordeel niet.’ Onwillekeurig denk je: ‘Goed gezegd, Jezus! Goed gezegd tegen al die mensen die zo snel hun oordeel klaar hebben, die anderen zo makkelijk afschrijven…’
Maar dát bedoelt Jezus nou net niet: dat we hierbij naar anderen kijken en wijzen. Nee, Jezus speekt zijn leerlingen aan: ‘Oordelen júllie niet.’ Zijn leerlingen, dus ook ons, dus mij. Ik moet dus helemaal niet naar anderen gaan zitten kijken, zo van: ‘Steken jullie dat maar in je zak!’. Nee, Jezus spreekt mij aan.
Hoe oordeel ik over anderen? Hoe makkelijk veroordeel ik anderen? Zet ik iemand vast. Ja, om er zelf beter bij af te steken. Om mijzelf te rechtvaardigen. Ik ben tenminste zelf niet zo. Ik heb geen strafblad, laat staan dat ik in de bajes heb gezeten. Maar dat is dus uiterst riskant. ‘Want’, zegt Jezus ook: ‘op grond van het oordeel dat je velt, zal er over jou geoordeeld worden.’ Ik kan dus slachtoffer worden van mijn eigen oordeel. Ik word namelijk door God geoordeeld met dat vonnis dat ik mijn naaste toedenk.
Ja gemeente, er is een oordeel. God houdt ons leven tegen het licht. Hij legt zijn maatstaf langs ons leven. Vanmorgen gebeurde dat ook toen die biechtspiegel werd voorgelezen, waarin we Gods eigen Tien Woorden terug hoorden. Het was een persoonlijke biechtspiegel: hoe sta ik tegenover God? Niet een ander. Nee, ik zelf. Ik ben daarvoor aansprakelijk. En ik sta schuldig. En dat niet maar op één punt… Dus wie ben ik dan om een ander te veroordelen?
Ik las een prachtig verhaal in dit verband, over één van de zgn. woestijnvaders, Mozes de Donkere. Dat laatste vanwege z’n huidskleur. Op een dag had ergens in een klooster een monnik een ernstige fout gemaakt. De monnikenraad zat er flink mee in de maag, en had Mozes de Donkere gevraagd om te komen. Toen deze kwam, droeg hij een mand op z’n rug. Het was een oude kapotte mand, tot de rand gevuld met zand en stenen. Aan alle kanten viel het er uit. De monniken die hem tegemoet kwamen, vroegen daarom verbaasd: ‘Mozes, wat ben je nu aan het doen?’ Waarop hij zei: ‘Kijk, mijn fouten laten een spoor achter, maar ik zie het zelf niet. En juist vandaag ben ik naar jullie gekomen om een oordeel uit te spreken over de fout van iemand anders…’
De monniken zwegen beschaamd en vergaven hun broeder. Over spiegel gesproken… Dit is nou een echt spiegelverhaal, niet alleen omdat het Jezus’ woorden spiegelt, maar ook omdat het voor ons een spiegel is.
Mozes de Donkere maakte het aanschouwelijk met een kapotte mand met stenen en zand die er uit vielen, Jezus spreekt over een balk en een splinter. Waarbij oordelen – veroordelen dus – je druk maken is om de splinter van een ander, terwijl je zelf de balk in je eigen oog niet opmerkt.
Let op, die balk zit in het oog. Het is het lichaamsdeel waarmee je kijkt naar de ander, waarmee je dingen opmerkt en daar je conclusies uit trekt: ‘Fout! Veroordelingswaardig!’
Iemand merkte scherp op dat die splinter wel eens uit die balk vandaan zou kunnen komen. Die splinter heeft alles met die balk te maken. Waarom zie je die splinter in het oog bij een ander zo goed? Omdat die je zo bekend voorkomt! Die splinter herinnert je aan je eigen gebreken. Dus door die splinter word je eigenlijk aan jezelf herinnert, aan je eigen nare trekken. Vandaar de frustratie, de ergernis, de veroordeling.
Wat is de remedie? Niet door je te focussen op die splinter bij de ander, maar op de balk in je eigen oog. Kom eerlijk onder ogen wat er in jouw leven scheef zit. Zo’n persoonlijke biechtspiegel kan daar bij helpen. De Heilige Geest is Degene die ons ook ontdekt aan onze zonden, aan de misstappen in je leven, aan wat scheefgegroeid is, aan wat er aan schort. In wat je doet, wat je denkt en wat je zegt. In wat je juist nalaat. Een hele balk bij elkaar.
Zoals Glenn. Ik las over hem in de Bajesagenda. Ik heb hem hier bij me. Hij wordt in de gevangenissen uitgereikt aan gedetineerden. Hij is voor én door gevangenen gemaakt. Juist bij deze week, vanaf 10 december, las ik een stukje van Glenn, eigenlijk een soort gedicht:
HET VERLEDEN
(…)
Geen medelijden, geen medeleven,
veel te bieden, maar niks gegeven.
Gevochten, gestolen, gedeald, geheeld,
geluid zonder beeld.
Of beeld zonder geluid,
de ogen op de buit,
handen uit de zakken,
klaar om alles te pakken.
Maar achteraf wist je alles van tevoren.
Zoveel andere mogelijkheden voorgeschoteld,
maar wou er niks van horen.
Het is nu tijd voor een andere strijd,
eentje zonder haat en woede of spijt.
Ook al ben ik momenteel van mijn vrijheid beroofd,
de wil om het beter te doen is nog altijd niet gedoofd.
Integendeel:
het verleden is maar een klein stukje van het geheel.
Noem dit gerust ook een biecht, waarin Glenn zijn schuldige verleden opbiecht: rauw en eerlijk. Maar het is niet zonder hoop. Er is namelijk meer dan het schuldige verleden.
Vergeet niet Wie onze tekstwoorden spreekt: Jezus. Hij die naar deze wereld gekomen is om te redden, om te verlossen, om te vergeven.
Dus geef die balk in je ogen, je missers, je hele schuld aan Hem. Hij weet er raad mee. Uiteindelijk is Hij zelf aan twee balken geëxecuteerd. Een horizontale en een verticale, samen een kruis. En daar heeft Hij al onze zonden gedragen. Aan dat ruwhouten kruis, vol met splinters. En die zonden gingen met Hem mee de dood in. Het graf in. Weg. Voorgoed. En daardoor is er voor jou, voor u, voor mij, vrijspraak. Geen veroordeling.
In diezelfde Bajesagenda kwam ik een prachtig plaatje tegen dat dit zo glashelder laat zien.
‘‘Geloof in jezelf!’ hoor je overal. Maar je kunt jezelf niet eindeloos voor de gek houden. Geloof liever in Iemand die het eindeloos waard is.’
Op het eerste plaatje zie je iemand naar zichzelf in de spiegel kijken. En als je dan eerlijk kijkt, net als we hopelijk vanmorgen deden in die biechtspiegel, dan zie je toch vele missers, scheefgroei, vlekken, enz. Hoe zou je jezelf daarvan kunnen redden?!
Maar in het tweede plaatje ziet diegene Jezus staan: Iemand die je niet veroordeelt, maar redt. Helemaal. Hoe groot je missers ook zijn. Wat je ook op je kerfstof hebt. Hij stierf zelfs als Gekruisigde, geflankeerd door misdadigers: één rechts, één links. Zo dichtbij liet Hij ze komen. Hij schaamde zich niet om met de misdadigers gerekend te worden. En op het allerlaatst mocht die ene het paradijs, de hemel in, omdat hij zich aan Jezus vastklampte, in Hem geloofde.
Op dat laatste moment hoeven wij niet te wachten. Zou ik ook niet doen, want niemand van ons weet hoe dat laatste moment zal zijn, hoe bewust bijvoorbeeld. Ik heb dat afgelopen week nog van heel nabij meegemaakt. Dus maak het nu goed met God, en met de ander, als dat nodig is. Echt, gemeente!
Als dan zo die balk uit je oog verwijderd wordt, is die bijziendheid ook weg. Dan verkijken we ons toch niet meer op de ander, om die vast te zetten, om die te veroordelen? Nee, dan worden we toch mild?!
Dan zet je een ander niet vast in dat ene moment, in dat eerste oordeel, dat zo snel een vooroordeel kan zijn. Nee, dan besef je dat er achter die splinter zeg maar van alles kan zitten: waarom diegene nou zo doet of dat ooit gedaan heeft. Dat weet ik vaak toch helemaal niet: welke lasten bijvoorbeeld diegene met zich meedraagt? Welk verleden die persoon gevormd heeft tot wie hij of zij is?
Als de balk uit je eigen oog is. Als je het wonder van Gods vrijspraak geproefd heb en niet zonder kan, dan word je ook mild voor de ander, dan sta je naast die ander, in plaats van erboven.
Ik moet denken aan mijn vader. Afgelopen maandag overleed hij. Juist hierin is hij een voorbeeld voor ons. Hij was zo onder de indruk van Jezus’ ontferming, van zijn diepe bewogenheid voor mensen, dat hij zelf zo ook naar mensen keek, naar z’n leerlingen op de basisschool die hij leidde. Daar waren ook kinderen bij met een rugzak, kinderen uit achterstandsgezinnen, enz. enz. Maar mijn vader had een groot hart, iedereen was welkom. En ook als ze van school af waren, kwamen ze vaak nog een bakkie doen bij Meester van den Berg, omdat ze zijn betrokkenheid en luistervaardigheid merkten. Ook als ze in hun leven heel wat scheve schaatsen hadden gereden. Bij mijn vader bleven ze welkom. De afgelopen dagen kregen we allerlei ontroerende briefjes van oud-leerlingen, waarin ze dit schreven. Maar ook als hij in het ziekenhuis lag, ging hij met iedereen het gesprek aan, ongeacht achtergrond, religie of geen religie. Ik bid dat ik juist in die zin op mijn vader lijken mag. Nee, op diens Meester, op Jezus, want Hij was en is de bron. De bron van deze openheid, mildheid en bewogenheid, in één woord: zijn liefde.
Ja, de keerzijde van oordelen, van veroordelen, is de liefde. Dat is als Christus zijn. Zoals die woestijnvader, Mozes de Donkere, zoals mijn vader, ook een Christus was. Zoals dat ene lied zegt:
Ik wil jou van harte dienen
en als Christus voor je zijn.
Bid dat ik genade vind, dat
jij het ook voor mij kunt zijn.
Amen
zingen Hemelhoog 395 ‘Ik wil jou van harte dienen’
gedicht door diaken Dirk Hakkesteegt
OPEN DEUR
Mijn vrijheid lonkt en mijn hart schreeuwt het uit…
tussen drie muren en een deur… als ik mijn ogen sluit…
Een verloren schaap op een eenzame weg…met vele valkuilen,
dwalend in het donker, op zoek naar een plek om te schuilen
Onder Uw vleugels, beschermd en vrij,
bewandel ik deze weg met U aan mijn zij
Verborgen liefde, met de bijbel in het midden
een bladzijde omgeslagen en klaar om te gaan bidden
Een open boek maar nog niet gelezen
Een open mind maar moeilijk te genezen
Geloof hoop en liefde klinken als engelengezang in mijn oren…
Een ster aan de hemel, een koning geboren
Gestenigd, gekruisigd en met een doornen kroon…
uit liefde voor de mens, gaf U Uw zoon
Vergeef mij mijn zonden en kijk in mijn ziel:
mijn ogen zijn de spiegels als ik voor u kniel…
Liefde verblindt en herkent ook het verdriet
Een traan in het duister – want dan zien ze me mij niet.. –
Want ergens diep in mij schijnt er nog een licht
de deur op een kier……dus niet helemaal dicht…
Geschreven door ‘Schemerjongen’
interview met Pim van Doorn (stichting Exodus)
dankgebed en voorbede
inzameling van de gaven
kinderen komen terug uit kindernevendienst en vertellen over advent- en kerstproject
zingen projectlied ‘God heeft iets moois bedacht’
zegen
0 Reacties