welkom door ouderling van dienst
stil gebed
votum en groet
aanvangststekst ‘Zing voor de HEER een nieuw lied: wonderen heeft Hij verricht. Zijn rechterhand heeft overwonnen, zijn heilige arm heeft redding gebracht. De HEER heeft zijn overwinning bekendgemaakt, voor de ogen van de volken zijn gerechtigheid onthuld.’ (Psalm 98:1)
zingen Psalm 98:1,3
voortzetting Heilig Avondmaal
lofprijzing Psalm 103:1-13
gebed om de verlichting met de Heilige Geest
schriftlezing Openbaring 14:1-5
verkondiging
Gemeente van Jezus Christus,
Er zijn wel eens kerkdiensten die niet zo druk bezocht worden. Er zijn dan meer lege dan gevulde plaatsen. Ik heb het nu niet over de coronatijd trouwens, maar meer in het algemeen.
Als er in zo’n dienst weinig kerkgangers waren, heb ik iemand wel eens horen zeggen, vast om mij een beetje moed in te spreken: ‘Ach dominee, eigenlijk zijn dat geen lege plekken. Je moet maar denken: daar zitten engelen. Dus is de kerk weldegelijk vol.’
Eerlijk gezegd was mijn eerste gedachte dan: Toch had ik liever mensen op die plekken gehad, die je ziet. Die je hoort als ze met elkaar de lofzang zingen. Zo’n volle kerk doet toch wat met je! Met mij wel…
Toch had diegene wel een punt. Een heel belangrijk punt. Dit: dat tijdens de kerkdienst de hemel, Gods wereld, er wel helemaal bij betrokken is. In de kerkdienst, tijdens de liturgie, raakt de hemel de aarde. Wat hier gebeurt, heeft de hoogste aandacht van de hemel, van de engelen. Zei Jezus het niet: ‘Als één zondaar zich bekeert, is er blijdschap in de hemel!’ Of zoals professor V.d. Beek dat parafraseerde: ‘Dan zetten de engelen in de hemel andere muziek op!’
Over de betrokkenheid van de hemel op de aarde lezen we ook in Openbaring 14. Ja Openbaring… dat is een heftig boek, met confronterende visioenen van oordeel en verschrikking. Zeker. Maar die worden ook telkens weer afgewisseld met een soort rustmomenten van vertroostende visioenen, waarbij je opademt, die je blij maken en die je verlangen doen groeien. Zij vormen de rode draad die ons duidelijk maakt wat de strekking van Openbaring is: om ons te bemoedigen en te vertroosten.
Hoeveel van die verschrikkelijke visioenen er daar ook zijn, dit bijbelboek is en blijft een troostboek. Zo hebben de eerste lezers het zeker ontvangen, Johannes’ tijdgenoten en medechristenen, die te maken hadden met vervolging, met grote tegenstand. Die wordt in de hoofdstukken hiervoor getekend door verschrikkelijke monsters: een veelkoppige draak, een verslindend beest, oftewel de antichrist. Ze staan voor het demonische, dat wat zich tegen Christus én zijn volgelingen richt: het is op de beesten af. Johannes’ tijdgenoten, zijn medechristenen, hadden daar ook concreet mee te maken. Voor hen was het niet moeilijk om in dat beest, in die antichrist, de Romeinse keizer Nero te herkennen. Die had een gruwelijke hekel aan christenen en hun geloof. Hij vervolgde hen te vuur en te zwaard. Maar Christus wil hen bemoedigen, hen vertroosten. Door hen via die Openbaring aan Johannes, de Apocalyps – oftewel: de onthulling – te laten merken: hoe groot die tegenstand ook is, hoe heftig die vervolging, hoe zwaar de strijd; bij Mij ben je veilig, Ik laat je niet vallen. Mijn Koninkrijk komt, dwars door alles heen. Dus wanhoop niet. Ik ben erbij!
En het visioen in ons tekstgedeelte van vanavond laat dat wel heel sprekend zien, als Johannes ziet hoe het Lam, oftewel Christus, staat op de Sion, met bij Hem 144.000 mensen.
Wie zijn die 144.000? De Jehova’s Getuigen nemen dat getal heel letterlijk. Volgens hen zullen er zoveel mensen uiteindelijk in de hemel komen. Precies zoveel. De rest krijgt een plek op de nieuwe aarde. Zij vergeten dat Openbaring vol staat met symboliek. Ook hier. 144.000 is niet zomaar een getal. Nee, het is 12 x 12.000. 12 is een getal dat volheid uitdrukt en ook verwijst naar het aantal stammen van Israël, en naar de apostelen. 12.000 staat voor volheid in veelvoud. Het gaat hier dus om de ontelbaar veel mensen die bij Jezus Christus horen, uit Israël en de volken. Die Hem volgen. Die de afgoden afgezworen hebben, want dat wordt bedoeld met ‘niet afgeven met vrouwen’. Je verslingeren aan de afgoden wordt in de Bijbel regelmatig vergeleken met vreemdgaan, met hoererij. Daar heeft een gelovige zich verre van te houden. Die zweert de afgoden af. Die heeft maar één God lief, de Drie-enige, Vader, Zoon en Heilige Geest. Die volgt niet z’n begeerten, maar Jezus Christus. Want door Hem ben je vrijgekocht. Vrijgekocht uit de slavernij van de zonde en alles wat je knecht en in de boeien houdt.
In hoofdstuk 7 kom je die 144.000 ook al tegen. Ze worden daar ‘dienaren van God’ genoemd. Daarna is er sprake van een onafzienbare menigte, een ontelbare schare. Dat is een andere groep. Zij zijn namelijk al in de hemel. Zij zijn gestorven en leven eeuwig voort in Gods heerlijkheid, voor zijn troon. Die daarvoor genoemde 144.000 staan voor de gelovigen hier op aarde, voor de strijdende kerk, zoals dat vroeger genoemd werd. Die onafzienbare schare voor Gods troon is de triomferende kerk. Zij zijn uitgestreden. Zij zijn thuis. Maar die 144.000 – en nogmaals: neem dat getal niet letterlijk – die zijn hier op aarde. Zij zitten nog middenin de strijd, zij ervaren tegenstand en aanvechting. Zij ervaren het antichristelijke, de vervolging, het afzien en het lijden.
Ik weet wel: bij ons is dat anders dan bij die tijdgenoten van Johannes die leden onder de gruwelijke christenvervolging van keizer Nero. Of dan broeders en zusters in Noord-Korea of in moslimlanden die hun geloof niet frank en vrij mogen uitoefenen. Maar ook van ons vraagt het volharding, nee zeggen tegen de afgoden van deze tijd, tegen de leugen, tegen het een loopje nemen met de waarheid. Ook voor ons is het allesbehalve vanzelfsprekend om Jezus Christus te blijven volgen, op de weg die Hij ons wijst. Hoe houd je vol?
Door je bij die 144.000 in dat visioen te voegen en met hen op te zien naar Jezus Christus. Hij staat daar op de Sion. Als een Lam. Een ‘lammetje’ staat er eigenlijk. Zo kwetsbaar. De Leeuw van Juda staat hier als een lammetje. Elders in Openbaring lezen we dat het staat ‘als geslacht’. De dodelijke wond is nog zichtbaar. Zoals Jezus na zijn opstanding ook nog de littekens droeg, liet zien zelfs: als herkenningstekens. Hij is de gewonde Genezer, de Gekruisigde. Juist door te sterven heeft Hij overwonnen. Daarom stáát Hij ook. Hij ligt niet. Nee, Hij stáát. Want Hij is de Opgestane. De Levende. De Heer. En die 144.000 zijn bij Hem.
Is dat eigenlijk ook niet wat we vandaag gevierd hebben bij het Heilig Avondmaal?! Ten diepste stond daar op het liturgische centrum niet de dominee, met een diaken. Nee, ze stonden daar namens Christus. Ze mochten brood en wijn namens Hem aanreiken. De tekenen van het Lam van God – staande als geslacht – dat de zonden der wereld wegdraagt, ook die van u en mij. Daar proefde je wat het Hem kostte om jou vrij te kopen. Daar was je via die tekenen van brood en wijn, door de Heilige Geest, één met Hem. Daar raakte de hemel de aarde. Zoals dat ook gebeurt als Zijn Evangelie verkondigd wordt. De engelen kijken gespitst toe wat dit bij u en bij jou teweegbrengt.
De hemel raakt de aarde in het visioen van Johannes op een hele indrukwekkende wijze. Er komt een geluid uit de hemel, een gelaagd geluid, om het maar zo te zeggen. Het klinkt naar geweldige watermassa’s, naar het gebulder van de branding, naar het geklater van regen, naar een woeste stroomversnelling. Als hemelse ‘water music’. Daardoorheen de percussie, de paukslagen van de donder. En tegelijk ook nog het snarenspel op de lier, oftewel de citer. Juist weer zo lieflijk en teder. Het is een hemelse symfonie, die grote indruk op Johannes maakt. Maar het is niet alleen instrumentaal, bij wijze van spreken. Nee, er klinkt een lied, een nieuw lied wordt het zelfs genoemd. Het wordt gezongen voor de troon, dus voor God en voor Christus, en voor iedereen die daar verzameld is. Het wordt gezongen door de engelen. Het is hooggestemd, letterlijk en figuurlijk. Zó hooggestemd dat niemand het kan begrijpen, verklaart Johannes, behalve de 144.000.
Waar zou dat nieuwe lied over gaan? De aanduiding ‘een nieuw lied’ kennen we ook uit de Psalmen. We begonnen er de dienst mee, uit Psalm 98: ‘Zing voor de HEER een nieuw lied.’ Vanwege de wonderen die Hij heeft verricht, vanwege zijn overwinning, zijn redding. Daar en ook in andere Psalmen is zo’n nieuw lied altijd antwoord op Gods daden. Zijn bevrijdende daden. Zijn redding. Daar kun je ook niet stil van blijven. Daar ga je van zingen. Daardoor gaat het in je zingen…
Zulke liederen klinken met vaste regelmaat in Openbaring. In de hemel is een liturgie gaande, waar God verheerlijkt wordt, om wie Hij is en vooral om wat Hij heeft gedaan en zal doen. Het middelpunt van die aanbidding is het Lam, Christus. Zijn overwinning aan het kruis. Zijn opstanding uit de dood. Zijn afrekening met het kwaad.
Dat lied mogen wij dus meezingen, gemeente! Al gaat dat nu tijdelijk moeilijk in fysieke zin. Hopelijk zal dat weer spoedig kunnen in de dienst. Juist als je beseft dat onze lofzang meedoen is met de hemelse. Maar daar is ons hart wel de kern van, ook als onze stem, onze mond, nu nog niet kan instemmen. In ons hart kan het altijd mee resoneren, kunnen de snaren beroerd worden, kan het in ons gaan zingen.
Godzijdank is dat nieuwe lied er: dat lied van overwinning, van hoop, van uitzicht en perspectief. Het wordt ons voorgezongen. Vanuit de hemel, door de schepping heen. En we mogen meedoen. Met dat lied, dat haaks staat op het oude liedje, van tirannie en geweld, van onrecht en hebzucht, van egoïsme en leugen. Nee, dit is het lied dat Gods overwinning bezingt. Het lied dat we ons eigen mogen maken, mogen leren. Juist in de kerkdienst oefenen we dat. Om het te zingen, tegen de klippen van verdriet en pijn op, van aanvechting en moedeloosheid. We hoeven dat lied niet zelf te verzinnen. Het wordt ons aangereikt. Vanuit de hemel. Ook vandaag.
Het visioen wil Johannes’ tijdgenoten en ook ons op het hart binden: je staat er niet alleen voor. Het zijn er 144.000, oftewel oneindig veel. Weet je door dat immense koor gedragen! Maar boven alles: het Lam, de Here Jezus Christus, staat je bij. Hij houdt je vast. Door Hem kun je verder. Je leeft onder een open hemel. Als wij hier de liturgie vieren, dan vieren we met de hemel mee, dan raakt de hemel de aarde. Als we het avondmaal hier vieren, dan vieren we het mee met die ontelbare schare in de hemel, die daar het bruiloftsmaal van het Lam al aan het vieren is. Als we hier de lofzang zingen, de Drie-enige aanbidden, dan stemmen we in met die grootse symfonie, met die hooggestemde engelenzang. Of zoals een onvergetelijk lied zingt:
Ja, halleluja, ja Hij komt!
Juicht, mensen, englen, samen.
Juicht met een vreugd, die ’t al verstomt,
juicht allen! Amen, amen!
Amen
meditatief orgelspel + collectemoment
zingen Gezang 231:1,2,4
gebed
slotlied Gezang 442:1,4
zegen
0 Reacties